Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“De angst dat mensen verloren gaan…” Nog een kort vervolg (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“De angst dat mensen verloren gaan…” Nog een kort vervolg (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een serie van zeven artikelen schreef ik in ons blad iets over dit onderwerp. Het is een heel ernstig thema. Ze bepaalt ons bij de laatste dingen. De Bijbel spreekt ons duidelijk over twee wegen. Met name de Heere Jezus Zelf sprak hierover heel nadrukkelijk. Waar het in die artikelen specifiek over ging, was het bestaan van de vrees (al dan niet) bij de predikers en andere ambtsdragers over de vraag hoe het einde van hun gemeenteleden zal zijn. De aanleiding om hierover te schrijven, was – en de lezers zullen zich dat herinneren – een tweetal recente beweringen waarin die vrees werd genuanceerd. Ik ontving naar aanleiding van deze artikelen enkele vragen uit de lezerskring. Ik zal proberen daarop in deze bijdrage en in enkele volgende een antwoord te geven.

In één van mijn bijdragen schreef ik over de plaats van dit alles in de prediking. In datzelfde verband ging het tevens over de noodzaak dat een prediker zich toetst. Dat hij zijn arbeid, en met name de inhoud van zijn prediking, aan de Heere voorlegt. Dat het zijn gebed is: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart. Beproef mij en ken mijn gedachten…” Met verwijzing hiernaar kreeg ik de vraag voorgelegd waar en hoe een dienaar van het Woord voor de spiegel moet gaan staan. “Moet dat op de preekstoel? Doet dat geen afbreuk aan de hem opgelegde last van Godswege? Prediking is toch: verkondiging van Godswege, met gezag en verwachting…” Aldus deze vragensteller.

Laten we eerst bezien wat de ware prediking wil zijn. Wat ze ook van Godswege moet zijn. Ze wordt gerekend tot de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. Door haar bediening gaat de deur van dat Koninkrijk open en/ of dicht. In onze catechismus, zondag 31, lezen we deze omschrijving: “Alzo, als volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtig al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus’ wil, vergeven zijn. Daarentegen alle ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren. Naar welke getuigenis des evangelies God zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.”
Hier blijkt wel uit: de evangelieprediking is een zaak van het grootste gewicht. Het komt er nauwkeurig op aan of de woorden die tot de gemeente worden gezegd wel overeenkomstig Gods Woord, ofwel naar de zin en mening van de Heilige Geest, zijn. Wat de vragensteller zegt, is juist: de prediking van Gods Woord is verkondiging van Godswege. De apostel Paulus noemt zich een ambassadeur van Christus, een gezant die in Zijn Naam en met Zijn gezag spreekt. Door zijn bediening gaat een zondaar in, tot het Koninkrijk van God; en door zijn woord blijft de deur dicht en wordt een zondaar buitengesloten. Naar dit getuigenis zal God Zelf ooit oordelen. In een preek tot andere dienaren van het Woord sprak de puriteinse prediker John Flavel ooit: “De kostbare, onsterfelijke zielen van de mensen zijn aan ons toevertrouwd. Het zijn zielen, met wie Gods gedachten zich van eeuwigheid hebben ingelaten. Om die vrij te kopen heeft Christus Zijn eigen bloed vergoten. Om hen voor Hem te winnen en tot het huwelijk met Hem te leiden, heeft Hij u dit ambt gegeven. En van uw hand zal Hij ook rekenschap over hen vragen op die grote dag!”

Dit gewichtige citaat herinnert me aan de woorden die de Heere tot Zijn dienaar Ezechiël sprak. “Gij nu, o mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls. Zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult de dood sterven!, en gij spreekt niet om de goddeloze van Zijn weg af te manen, die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar als gij de goddeloze van zijn weg afmaant, dat hij zich van die bekeert, en hij zich van zijn weg niet bekeert, zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar gij hebt uw ziel bevrijd.” [Ezech. 33]. Nee, de dienaren van het Woord zijn geen oudtestamentische profeten en evenmin zijn zij nieuwtestamentische apostelen. Hun ambt is van een andere orde. Maar hun verantwoordelijkheid is niettemin groot. Niet zonder goede reden zegt het klassieke bevestigingsformulier dat de dienaren van het Woord de Heilige Schrift “grondig en oprecht aan hun volk zullen voordragen en het toe-eigenen.” Zij moeten het Woord van God recht snijden.
In het licht van dit alles zal het duidelijk zijn dat zij zich voortdurend moeten afvragen of zij ook aan die hoge eis voldoen. Met andere woorden: ze zullen zich gedurig voor de spiegel van hun hoge Opdrachtgever moeten stellen. Waar en hoe dat moet gebeuren? Daarover een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's

“De angst dat mensen verloren gaan…” Nog een kort vervolg (1)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's