Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met God verenigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met God verenigd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij zult mij leiden door Uwen raad. Ps.73.:24a.

In het Jbeiligdom is Asaf verenigd met God. Van tevoren was er niets dan opstand en tegenstand in zijn hart. Het was een moeilijk en een bang leven, doch er was in zijn hart geen kracht tegen die grote menigte, die hem in beslag nam en gevangen hield. O, wat is toch de mens, wanneer hij overgelaten wordt aan zichzelf. Van nature is het niet anders dan oorlog tegen God. Bittere vijandschap vervult het hart van de mens tegen Gods raad en handelingen. Zijn natuur kan niet buigen onder God, maar verzet er zich tegen, met alles wat in hem is.

Kaïn kan Gods souvereine beschikking niet aanvaarden en slaat uit haat en woede zijn broeder Abel, die in het Welbehagen des Heeren opgesloten lag, dood. Ezau weigert om er onder te vallen en zoekt Jacob te doden. Farao zegt tegen Mozes: „Wie is de Heere, dat ik Hem vrezen zou?

Saul wordt door God verworpen en David verkoren in zijn plaats, maar nimmer heeft hij het „goedgekeurd.

Jonathan was gelukkiger; hij mocht het overnemen. Het is echter geen vrucht van onze akker. O neen, wij zouden ons tegen God doodvechten. Van de verdoemden in de hel staat geschreven, dat zij God zullen vloeken en lasteren vanwege de pijn. De arme mens zal het wel moeten verspelen en wel moeten bukken, want alle knie zal voor God gebogen worden, maar nooit van harte. Gods volk mag het verspelen en zij mogen het in hun leven ervaren, dat wie het verspeelt, die heeft het gewonnen. Zalig, driewerf gelukzalig, die het voor God mag afleggen. Dat volk, dat een welgevallen krijgt in de straf hunner ongerechtigheid en waar God mee doen kan wat Hij wil. Asaf mocht het hier in de gangen van Gods Voorzienigheid beleven, maar hij had het al eerder beleefd voor zijn eigen ziel, wat de staat voor de eeuwigheid betreft. Aan God wordt een , , raad" toegeschreven op verschillende plaatsen in de Waarheid. Hij is de Opper-Souverein van hemel en aarde, en heeft in de eeuwigheid Zijn raad ontworpen. Die raad gaat over allen, , en over alles wat bestaat in hemel en op aarde. Engelen, duivelen en mensen zijn aan die raad onderworpen. Geen muschje valt er op de aarde zonder de wil des hemelsen Vaders. En. . zelfs de haren van ons hoofd zijn alle geteld. Die raad gaat ook over onze eeuwige staat. Die praedestinatie spreekt van de verkiezing en • van de verwerping; van het ecuwig voornemen Gods. God raapt de één op, en de ander laat hij hggen. Hij is de grote Pottenbakker, Die het ene vat maakt ter ere en het andere ter onere. Die raad is souverein, vrijmachtig, onveranderlijk en zal bestaan tot in der eeuwigheid.

, , Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren, 't Blijft van geslachte tot geslacht."

De Vader verkoor Zijn Zoon in de eeuwigheid, om te zijn Borg en Middelaar des Verbonds, Jes. 42 : 1. Hij verkoor Zijn Kerk in Christus van voor de grondlegging der wereld, Ef. 1:4. En Paulus zegt in Rom. 8:30: En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft. deze heeft Hij ook verheerlijkt. Dat is de vaste, onwrikbare grondslag der zaligheid. De duivel, de wereld en de zonde kan die raad Gods niet verbreken. O, wat een troostvolle leer. 't Is een leer die door alle tijden en eeuwen gelasterd en gesmaad is, doch voor Gods volk een leer die hun hart met blijdschap vervult. Had God het niet van eeuwigheid besloten en werd het overgelaten aan - de wil des mensen, dan was het reddeloos verloren. Die leer van de sóuvereiniteit Gods is een aanstoot en een ergernis voor onze natuur, maar een bron van vertroosting voor allen die de Heere vrezen. ,

En nu heeft God alles gewrocht om Zijns Zelfs wil, ja, ook de goddeloze tot de dag des kwaads, Spr. 16:4. God beoogt in alles en met alles Zijn eer. Dat is het hoogste einde van al Zijne wegen; daaraan en daartoe is alles dienstbaar, ook in ons persoonlijk leven. Gods raad is voor ons verborgen. Wij zien er telkens maar een klein stukje van in ons leven. Abraham, de vader der gelovigen, kreeg het bevel om zijn zoon, zijn enige die hij liefhad, te offeren, maar Gods doel was niet om Izak's leven te doen eindrgen op het altaar, maar 't ging slechts over de beproeving van Abrahams geloof. Jozef moest verkocht worden naar Egypte, niet om te sterven, maar/)m, te worden Zafnath- Paaneah, om een • groot folk in het leven te behouden. Gen. 41 : 45.

De godvrezende Koning Hiskia kreeg de boodschap: „Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven." Doch 't besluit was om zijn leven te verlengen. Wat er tussen lag? God wilde Hiskia in de banden brengen, maar hem er ook uit verlossen tot grootmaking van Zijn Naam.

Heilig zijn o God Uw wegen. Niemand spreek' Uw hoogheid tegen. Wie, wie is een God als Gij, Groot van macht en heerschappij.

En zowel in ons natuurlijk als geestelijk leven, zoekt God de ere Zijns Naams, en ons eeuwig welzijn. Jacob riep uit: Al deze dingen zijn tegen mij, toen hij de tijding van Jozef, van Simeon en Benjamin kreeg. Was het zo in de grond van de zaak? Neen. Jacob was tegen al die dingen. Later is het hoge doel Gods met al die wegen wel opgelost, Gen. 50 : 20. Zo menigmaal is het ook in ons hart: De weg des Heeren is niet recht. Wat een tegenstand komt er telkens openbaar in ons hart tegen de wegen Gods. O, wanneer is het eens goed wat God doet? Wij bijten wat tegen God in en toch.... bij God zijn geen abuizen. Hij vergist Zich nooit.

Zo is het ook geestelijk. Wij willen maar overkleed worden, en Gods doel is niet anders dan ons te ontkleden. Wij willen wat worden, en Gods weg met Zijn volk is om te ontworden. Wat God geplant heeft, rukt Hij uit, en wat Hij gebouwd heeft, breekt Hij af, zelfs het ganse land. Wij willen maar leven, en God gaat met ons de dood in. Wij willen de hoogte maar in, maar God zegt tegen Petrus: „Steek af in de diepte." Het is onze toeleg maar om wat over te houden. Toen Jacob, Ezau tegemoet ging, verdeelde hij hetgeen hij had in twee hopen. Kwam Ezau dan en hij sloeg de ene, dan kon de andere. *fiog ontvluchten. Gods weg was echter zo gans anders. In de worsteling, aan de Jabbok verloor hij alles. God heeft daar zelfs zijn heupspier nog verwrongen; zijn kracht moest hij ook nog verliezen. Doch toen hij ontzet werd van zijn recht, en gebroken uit zijn kracht, werd hij overwinnaar in Gods kracht, 't Is wat voor de mens om zijn leven te verliezen. God heeft overgelaten een ellendig en arm volk en dat zal op de Naam des Heeren vertrouwen. Rijk in God, en arm in onszelf, dat is Gods weg met al Zijn volk.

Geheel ontbloot. En aan onszelf dood, • Dan kan Christus in ons leven.

In het hart van zulk een ontbloot volk krijgt Christus een gestalte, en voor dezulken is de bediening van Christus dierbaar en onmisbaar als Profeet, Priester en Koning.

Voor al die wegen echter moeten wij uitgewonnen worden uit onszelf, en ingewonnen voor God en voor Zijn eer.

Met God verenigd is dus een grote genade. Met God verenigd, al zou Hij ons voor eeuwig van voor Zijn aangezicht verstoten. Verenigd met God, wanneer Zijn volmaakte deugden meer waarde voor ons krijgen dan ons eigen leven. God lief te hebben boven alles, welke een onschatbaar voorrecht.

Voor dezulken valt het voor eeuwig mee. Gij zult mij leiden door Uw raad. Die volkomen overgave van ons hart en leven aan de raad des Heeren. Hij brenge over mij, wat Hij over mij bescheiden heeft. Dan is er , een volgen van het, Lim waar het ook heengaat. sl-o||p:

Een stil berusten in Gods beleid Van nu tot in al' eeuwigheid.

Dan redeneren wij niet meer. Van zichzelf hebben zij daft echter niet. Neen, 't is alleen maar een genade die geoefend wordt in de dadelijke vereniging met Christus. Hij heeft als Borg in het diepst van Zijn vernedering verklaard: , , Mijn spijze is dat Ik doe de wil Desgene, Die Mij gezonden heeft, " Joh. 4 : 34. En in Gethsémané was het: „Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede." En zijn er hier raadselachtige wegen, soms schijnbaar tegenstrijdige wegen voor ons, alle dingen zullen toch medewerken ten goede voor degenen die God hefhebben, en naar Zijn voornemen zijn geroepen. Eenmaal worden alle raadsels opgelost, en zal het zijn een eeuwig zingen van de wegen des Heeren, omdat de heerlijkheid des Heeren groot is. Hier zullen wij er iets van moeten leren, door de bediening des Heiligen Geei^tes.

Arme mens, die er nooit iets van leert. God mocht Zich nog ontfermen om Christus wil. Volk des Heeren, aan 's Heeren hand geleid, is het veilig en vertrouwd. Mijne tijden zijn in Uwe hand. God verwaardige er ons gedurig toe naar de rijkdom Zijner grondeloze genade in Christus Jezus onze Heere.

Gr. R. Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1948

De Saambinder | 4 Pagina's

Met God verenigd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1948

De Saambinder | 4 Pagina's