Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat belijdt de Kerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat belijdt de Kerk?

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

volgens art. 10 Ontwerp Kerkorde

De vraag, wat de Kerk belijden zal, in elk geval zal behoren te belijden, indien het Ontwerp Kerkorde wordt aangenomen, is wel de eerste en belangrijkste vraag, waarvoor we ons geplaatst zien.

Al zouden in dit Ontwerp vele andere zaken op voortreffelijke wijze geregeld zijn, indien het op dit punt faalt, dan is het voor de gemeente Gods niet aanvaardbaar.

Dit is toch het hoofddoel, waartoe God Zijn Kerk in dit leven roept, dat zij hier de Naam des Heeren zal verkondigen, de deugden van Hem, Die haar geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Zij zal van Hem moeten spreken, van de Drieënige God, geopenbaard in Jezus Christus door de Heilige Geest. Zij «al dit moeten doen, niet alleen tot verheerlijking Gods, maar ook tot bekering van zondaren, en opbouw van degenen, die de stem van de Heere gehoord hebben.

Vele stemmen gaan uit. Gelijk het onder het Oude Verbond was, dat velen kwamen met de boodschap: „Alzo zegt de Heere", terwijl het toch de stem des Heeren niet was, zo is het ook in de Kerk des Nieuwen Verbonds. De Heere Jezus heeft gewaarschuwd, dat inzonderheid in het laatste der dagen velen zouden komen onder Zijn Naam, welke nochtans door Hem niet gezonden waren. De apostel Johannes vermaant de Kerk: Beproeft de geesten, of zij uit God zijn.

In deze worsteling met de verleidende geesten die uitgingen, heeft de Kerk in de loop der eeuwen beleden. Zij heeft getuigenis afgelegd van het Woord Gods, en dit uitgesproken, gelijk zij door Gods genade dit had leren verstaan. Zij heeft krachtig afgewezen, wat niet uit de Geest van God, maar uit de geest der wereld was.

Dit belijden van de oude Kerk is neergelegd in de oude Belijdenisgeschriften, zoals de Apostolische Belijdenis (het Apostolicum), de geloofsbelijdenis van Nicea en die van Athanasius, waarbij voor onze Hervormde Kerk inzonderheid van grote betekenis zijn: de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis met de Dordtse Leerregels (de drie Formulieren van Enigheid).

In art. X van het Ontwerp Kerkorde wordt nu gehandeld over het belijden der Kerk.

Laten wij dit artikel stuk voor stuk trachten na te gaan, opdat wij een antwoord mogen ontvangen op de vraag: „Wat belijdt de Kerk? "

Het opschrift luidt: Van het belijden der Kerk.

We wijzen er eerst op, dat hier gesproken wordt van het belijden en niet van de belijdenis. Wanneer gesproken wordt van het belijden, dan geschiedt dit, om te wijzen op de noodzakelijkheid, dat de Kerk niet alleen in het verleden beleden heeft, maar ook in het heden belijdt en in de toekomst belijden moet en belijden zal.

In de Inleiding op het Ontwerp wordt van de Kerkorde onder punt I gezegd: „Haar enig doel is, om aan Kerk en gemeente die inrichting en bewerktuiging te geven, die zij behoeven om, rondom Woord en Sacrament, in deze wereld als gemeenschap van ware Christgelovigen in belijden, leven en werken gemeente des Heeren te zijn" (vetzetting van mij).

En in punt II wordt gesproken van „een kerkorde, afgestemd op het dynamische karakter van de levende, in woord en daad belijdende gemeente".

Dus de gemeente is dynamisch, zich bewegend met kracht. Denk aan het woord dynamiet. Gelijk dynamiet geweldige kracht in zich heeft, zo ook de Kerk.

Hierin zit inderdaad een belangrijke waarheid. Wat baten een Kerk de schoonste en beste belijdenisgeschriften, zo deze Kerk niet daadwerkelijk belijdt? Een Kerk, die zich in haar belijden niet uit durft te spreken met de kracht des H. Geestes, beantwoordt niet aan haar roeping.

Dat de Kerk tot op heden, gebonden onder de Reglementen, zich niet over de leer uitspreekt, is in strijd met haar roeping. Dat alle leer vrij gepropageerd kan worden, zelfs in de officiële dienst des Woords, is een schande voor de Kerk, waardoor zij het oordeel Gods op zich laadt.

En dit niet alleen. Zij verliest ook haar kracht in de wereld. Wat heeft de wereld aan een kerk, die zichzelf tegenspreekt en voor geen enkel getuigenis zich inzet, zó dat zij daarmee staat of valt. Geen wonder, dat de massa in de laatste eeuw van de kerk vervreemd is en dat ons volk in zijn brede lagen afgevallen is.

Dat'men inziet, dat dit niet langer zo kan, is toe te juichen. Ik denk niet, dat er velen zijn, die de Kerk, zoals zij na 1816 geworden is, goedkeuren.

Maar, hoe critisch we ook staan tegenover het oude, dat wil nog niet zeggen, dat we ons daarom moeten werpen in de nieuwe beweging, in het dynamische belijden, dat men heden wil. We hebben deze stroming te toetsen aan haar oorsprong en wezen, waarbij we met open ogen moeten staan in de werkelijkheid van het kerkelijk leven van heden. Wanneer we dit artikel bespreken, dan moeten we niet in de eerste plaats ons afvragen: Hoe leggen wij het uit vanuit het Gereformeerde beginsel, maar wij moeten ons steeds scherp de vraag voor ogen stellen: Hoe legt men in de brede kringen, welke niet het Gereformeerde beginsel zijn toegedaan, dit uit? Als we dit nalaten, verleiden we onszelven en anderen, die ons volgen. Dan zal straks blijken, dat men het absoluut niet eens is met de koers, die wij gradg uit dat artikel zouden willen aflezen. De namen van de opstellers van het Ontwerp moeten onze ogen daarvoor toch al openen. Is er een wonder gebeurd, zodat de grote verschillen, die er waren tussen deze mannen, principieel zijn weggevallen? Is men het werkelijk eens in de aanvaarding van de algehele inhoud onzer oude belijdenisgeschriften? Daar is het ver vandaan!

Laat ons echter art. 10 laten spreken. Het begint aldus: „In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als bron der prediking en als regel des geloofs doet de gehele Kerk, ook in haar ambtelijke vergaderingen, in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het heden, belijdenis van de Openbaring van de Drieënige God."

In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift. Dit is de aanhef. We her-

inneren ons de aanhef van art. 1 van de Additionele artikelen bij het Algemeen Reglement, dat ten grondslag ligt aan de arbeid van de huidige Synode. Dit begint: „Deze Synode heeft, in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift... te getuigen, met de Kerk in al haar geledingen, van het Evangelie van Jezus Christus tegenover overheid en-volk" (vetzetting van mij.)

We hebben er nu het woord „dankbare" bij. Maar het is toch wel dezelfde gehoorzaamheid aan de H. Schrift van de Synode van heden. De samenstelling van de brede lagen der Kerk is niet wezenlijk veranderd. Ook een verdubbelde Synode zal geen ander beeld geven. Wij kunnen dus de dankbare gehoorzaamheid van de Synode en Kerk der toekomst enigszins beoordelen uit het heden. En dan zien we, hoe de Synode b.v. mensen benoemt in belangrijke ambten, of meewerkt tot hun benoeming, terwijl deze op belangrijke punten afwijken van de belijdenis en van Gods Woord, gelijk de belijdenis onzer Kerk in dit Woord belijdt te geloven.

Dit is toch geen verdachtmaking, maar het zijn feiten, welke ieder bekend zijn. We noemen slechts prof. Banning en prof. van Niftrik.

Wat verstaat men onder de Heilige Schrift, hoe gelooft men in de Schrift? Naar de norm van de art. 4, 5, 6 en 7 van de Ned. Geloofsbelijdenis? Neen, zo niet, want we moeten goed in het oog nemen, dat de belijdenisgeschriften onzer Kerk als norm hebben afgedaan in art. 10.

Wie bezwaar heeft tegen het belijden der Kerk, mag geen bezwaar naar voren brengen onder beroep op de belijdenis, maar onder beroep op Gods Woord.

De vraag komt echter op: Hoe beziet men dat Woord Gods, als men niet gebonden is aan de belijdenis? Gaat men uit van de vrijzinnige, Barthiaanse of Gereformeerde Schriftbeschouwing?

Indien men uitgaat van de Schriftbeschouwing in de brede stroming van de nieuwe koers, dan kan men altijd spreken van gehoorzaamheid, indien men echter van de Gereformeerde beschouwing, in de belijdenis gegrond, uitgaat, dan is er eerder reden om te spreken van ondankbare ongehoorzaamheid. Dan kan het eerder met Jeremia aan onze Kerk worden toegeroepen: „Hoe zegt gij dan: wij zijn wijs, en de wet des Heeren is bij ons? Zie, waarlijk tevergeefs werkt de valse pen der Schriftgeleerden; de wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen: zie, zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben? "

Wij menen, dat voor onze Kerk eerder geldt het woord van Jeremia, dan dat wij bij haar kunnen spreken van gehoorzaamheid, laat staan van dankbare gehoorzaamheid.

Deze zaken mochten toch eerst tot het einde toe wel zijn doorgesproken in de Commissie van dertien. Wat baat ons een formulering, welke ieder naar eigen mening opvat en waarbij het Woord Gods en de Kerk van Christus kunnen worden overgeleverd aan de tijdgeest.

In het Weekblad „De Herv. Kerk" van 29 Nov. lezen we: „Slechts zelden is in de Commissie gestemd en dan nog steeds over ondergeschikte punten. Altijd is gezocht naar een oplossing, die voor allen aanvaardbaar was en meermalen is een dergelijke oplossing, als zij gevonden was, als een wonder en als een genade dankbaar aanvaard."

Wanneer we hier zulk een „wonder" voor ons hebben, dan kunnen wij er geen wonder van God in zien, maar alleen een wonder van menselijke vindingrijkheid buiten Gods Geest om. Laten we toch wat voorzichtig zijn met het woord „wonder" en het woord „genade". Het zal straks in de vrucht blijken, dat het begin niet uit God is: Gods Woord is scherp en tweesnijdend, voegt niet samen wat niet bijeenhoort, maar verdeelt.

Wij hebben dus een geheel andere opvatting, naar Schrift en Belijdenis, van de dankbare gehoorzaamheid aan de H. Schrift, dan men in de brede lagen onzer Kerk daaronder verstaat.

Hier is de koers dus al dubbelzinnig. Een vaart met zulk een koers tussen de gevaarlijke rotsen en klippen van de wereldzee zal voor Gods Kerk op grote schade en hinder uitlopen, waarbij het schip verloren zal gaan en men slechts individueel gered zal worden, met verlies van velen.

Vervolgens stelt art. 10 ons voor de vraag, welke plaats de belijdenisgeschriften onzer Kerk in het belijden innemen. We citeren daartoe weer het begin van art. 10:

„In dankbare gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als bron van prediking en als regel des geloofs doet de gehele Kerk, ook in haar ambtelijke vergaderingen, in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het heden, belijdenis van de openbaring van de Drieënige God.

De belijdenis der Vaderen is vervat, zowel in het Apostolicum, de geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius — geestelijk eigendom van de algemene Christelijke Kerk — als in de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis met de Dordse leerregels — door de Reformatie geschonken aan de Kerk in de Nederlanden."

Er wordt dus gesproken van een belijdenis doen van de gehele Kerk in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen.

In punt 3 van de toelichting op het Ontwerp, waar naar voren gebracht wordt, dat deze Kerkorde de weg moet banen voor een Christus-belijdende volkskerk, en weren moet' door de tucht, wat haar daarin verhindert, wordt hier ook nader op ingegaan. Daar lezen we:

„Op deze wijze worden èn het belijden èn de tuchtoefening als daad der Kerk verstaan. Haar belijden ligt niet, weggeborgen, in een geschreven belijdenis, maar hernieuwt zich dag aan dag in de prediking en alle arbeid der Kerk en in het leven van gemeente en lidmaat. De Heilige Schrift oefent daarin haar actueel gezag uit en de belijdenisgeschriften zijn voor de Kerk haar onmisbaar richtsnoer."

Dus: de belijdenisgeschriften zijn voor de Kerk haar onmisbaar richtsnoer".

We zouden zeggen: Wat hebben we nog getuigen van node, om ons gerust te stellen, dat de Kerk zal belijden naar Schrift en belijdenisgeschriften.

En toch, het is verdrietig, maar we mogen het niet verzwijgen, de vragen dringen zich weer op.

Wat betekent de uitdrukking: „in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen"? Houdt dat in, dat men met deze belijdenis in allen dele instemt, dat men die in al haar delen naar Gods Woord acht, en dat men alles weren wil, wat met de belijdenis der Vaderen in strijd is?

Of moeten de belijdenisgeschriften slechts hulpdiensten verrichten, voor zover gewenst en nodig, om het huidige belijden te steunen? Kan men op verschillende punten afwijken van de belijdenis en toch in gemeenschap belijden?

Laat ik een voorbeeld nemen. In de worsteling op leven en dood tegen het nationaal-socialisme heeft Amerika in gemeenschap met Rusland de strijd gevoerd tot de overwinning. Betekent dit nu, dat Amerika en Rusland het eens zijn over de belangrijkste punten? De ervaring leert het ons wel anders.

In deze zelfde strijd hebben Roomsen, Hervormden, Gereformeerden, ja mensen van alle gezindten vanuit religieuze motieven gemeenschappelijk gestreden. Zijn deze het nu eens over de fundamentele grondstellingen van het waarachtig godsdienstig leven? Immers neen.

Daarom zegt ons deze uitdrukking niets en kunnen de grootst mogelijke verschillen daarbij blijven bestaan. Geen wonder, dat in deze formulering alle richtingen en schakeringen zich kunnen vinden.

Maar, wordt in de toelichting op dit artikel door de Commissie niet gezegd, dat de belijdenisgeschriften voor de Kerk haar onmisbaar richtsnoer zijn? Deze uitdrukking is meer omschreven, maar zij staat niet in de Kerkorde. Bij de toepassing zal men uitgaan van art. 10 en niet van de toelichting.

En bovendien, bedoelt men ook met deze uitdrukking, dat de Kerk zich in haar ganse belijden gebonden gevoelt aan de belijdenisgeschriften, omdat deze in alle delen conform den Woorde Gods zijn? Neen, dat bedoelt men toch weer niet. De Commissie niet en de Synode niet. De namen der Commissieleden leren ons, dat niet allen dit zo opvatten. De Synode (en een nieuwe Synode zal niet anders zijn in grote lijnen) bedoelt dit ook niet. We hebben er nog niets van gemerkt, dat de Synode openlijk protesteerde tegen de ernstige afwijkingen van de belijdenis b.v. in de geschriften van prof. van Niftrik en Banning. We hebben nog niet gehoord, dat zij, om slechts bij dezen te blijven, hen tot verantwoording geroepen heeft. Het gaat hier toch niet om ondergeschikte' punten, wanneer prof. Banning schrijft op bl. 74 van „De Evangelische Boodschap":

„Er is thans geen enkele Christelijke theologie meer, die de N.T. eschatologie onveranderd voor haar rekening neemt; wèl houdt men in meerderheid vast aan de realistische opvatting der lichamelijke

opstanding. Wij hebben tegen deze laatste onoverkomelijke godsdienstige bezwaren. Evenmin als wij het feit van de geboorte van Christus als Licht der wereld gebonden achten aan de realistisch-biologische opvatting van de geboorte uit de maagd Maria zonder toedoen van een man, evenmin achten wij het feit, dat de Chr. gemeente zich in haar geloof geleid weet door een levende, in haar midden presente en actieve Heer, gebonden aan de realistisch-materialistische opvatting, dat hetzelfde lichaam dat aan het kruishout stierf, na drie dagen in het graf te hebben gelegen, opnieuw begon te functioneren."

Het gaat ook niet om afwijking in ondergeschikte punten in de Kleine Dogmatiek van van Niftrik. Laten we slechts zijn uitspraak noemen over de H. Schrift op blz. 204 van zijn Kleine Dogmatiek. Hij schrijft: „Daardoor zitten wij met het ergerlijke feit, dat van ons gevraagd wordt het Woord Gods te horen daar, waar de Bijbel ons niet geeft geschiedenis-in-onze-zin, maar wat wij dan noemen sage en legende.

De aanvechtbaarheid van de Bijbel strekt zich zelfs uit over zijn religieuze en theologische inhoud. Alles wat de Bijbelauteurs zeggen is godsdiensthistorisch beinvloed, enz...."

Dit is toch een heel andere taal dan we horen in art. 5 van de Ned. Geloofsbelijdenis: „En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is, en dat niet zozeer, omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt, maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn; en dewijl zij ook het bewijs van die bij zichzelven hebben; gemerkt de blinden zelden tasten kunnen, dat de dingen, die daarin voorzegd zijn, geschieden."

We vinden hier geen spoor van „aanvechtbaarheid", noch theologisch noch historisch.

Dr. van Niftrik schreef op aandrang van de Herv. Raad voor „Kerk en School" en zegt zelf: , „Dat ik nochtans van „Dogmatiek" heb durven spreken, wil verstaan worden als getuigenis, dat hetgeen er dan wèl instaat, kerkelijk en theologisch verantwoord is."

De Kerk heeft niet ontkend, dat dit getuigenis kerkelijk zou zijn. Wel is Dr. van Niftrik benoemd als kerkelijk hoogleraar.

Wat zeggen ons tegen deze achtergronden bovengenoemde formuleringen? Wat is dan gemeenschap met de belijdenis der vaderen, als Dr. Gravemeijer op een kerkeraadsvergadering te Hoogeveen toch zegt, dat prof. Banning de lichamelijke opstanding van Christus niet verwerpt?

Ook ten opzichte van de Belijdenis onzer Kerk is de koers vaag en dubbelzinnig en moeten wij protesteren, om Sions wil, tegen het uitvaren op zulk een onduidelijke koers. Wij hebben een ander kompas!

Het antwoord op de vraag: „Wat belijdt de Kerk straks? " is niet gegeven.

Ja, er wordt wel wat gezegd, nl. dat de Kerk belijdenis doet van de openbaring van de Drieënige God. Hoe belijdt echter de Kerk die Drieënige God? Ook de Roomse belijdt de Drieënige God, ook de rechts vrijzinnige, maar toch niet in de zin van onze Reformatorische belijdenis, naar de Schriften. Daarom zegt zulk een formule ons in de gegeven omstandigheden niets. Maar op deze zinsnede moeten we ons nader bezinnen.

H.

T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Wat belijdt de Kerk?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's