Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiten onze grenzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten onze grenzen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

STAGNATIE VREDESPROCES MIDDEN-OOSTEN

Tussen eind maart en eind mei ging James Baker, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, vier keer op vredesmissie naar het Midden- Oosten. De opzet was het organiseren van een vredesconferentie onder toezicht van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hier zouden dan vredesbesprekingen tussen Israël en de Arabische buurlanden worden begonnen. Na de gunstige afloop van de Golfoorlog leek de tijd immers rijp voor een doorbraak in het Midden- Oosten via een Amerikaans initiatief. Spoedig bleek echter dat de tegenstellingen nog altijd diep waren en dat nog heel wat obstakels genomen dienden te worden op het pad naar de vrede. We willen hier via een korte terugblik op de vredesmissies van Baker nagaan waar de knelpunten liggen.

TWEE-SPORENBELEID

Vanaf zijn eerste contacten maakt James Bakker duidelijk dat hij uit wilde gaan van een zogenaamd „twee-sporenbeleid". Aan de ene kant moest worden gewerkt aan een toenadering tussen Israël en de Arabische landen, maar daarnaast diende tegelijk gewerkt te worden aan een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict.

Verder toonde hij zich een aanhanger van het principe „land voor vrede", wat inhoudt dat Israël een deel van de bezette gebieden opgeeft in ruil voor vrede met de buurlanden. De Verenigde Staten stelden daarbij dat uitvoering van resolutie 242 van de Verenigde Naties het uitgangspunt diende te zijn. Bakers voorstel was om een regionale conferentie voor vrede en veiligheid te houden met als deelnemers: Israël, Egypte, Syrië en de Golfstaten. Ook de Palestijnen zouden vertegenwoordigd moeten worden, al wist men in deze fase nog niet hoe.

Op 15 maart verklaarde Israël bereid te zijn met Syrië te onderhandelen over de hoogvlakte van Golan. Verder verklaarde men vredesonderhandelingen te willen beginnen met de , , juiste Palestijnse vertegenwoordi gers."

Enkele dagen later bleek dat er binnen het Israëlische kabinet onenigheid bestond over de bezette gebieden. De opmerking over de Golan kwam van minister Olmert, terwijl premier Sjamir al enkele dagen later duidelijk maakte vastbesloten te zijn de Golan voor Israël te behouden! Verder verklaarde de Israëlische premier zich absoluut tegen een internationale vredesconferentie. Aan een regionale conferentie zou hij wel willen meewerken. Hierbij speelt een rol de Israëlische angst dat men op een internationale conferentie, al dan niet onder toezicht van de Verenigde Naties, zal worden overvleugeld door aanhangers van de „strakke uitvoering" van resolutie 242. In dat geval zou Israël alle bezette gebieden dienen prijs te geven. En dit laatste is voor het aan de macht zijnde Likoed-blok een ondenkbare zaak.

In deze periode werd van verschillende kanten, o.a. door koning Hussein van Jordanië, benadrukt dat vrede in het Midden-Oosten alleen bereikt kan worden als de Palestijnen erbij werden betrokken. Ook van deze kant dus een vast houden aan het zogenaamde „twee-sporenbeleid".

Op 19 maart maakt PLO-leider Arafat bekend direkt met Israël te willen praten. Wel stelde hij als eis dat het overleg gevoerd moest werden onder leiding van de Verenigde Naties. In dat geval zou het dus gaan om een internationale conferentie, terwijl Israël alleen wenst te praten over een regionale conferentie.

KNELPUNTEN

Al tijdens deze eerste vredesmissie werd dus duidelijk waar de knelpunten voor een op te starten vredesproces lagen. Moest het een internationale vredesconferentie worden onder de supervisie van de Verenigde Naties, of een regionale conferentie onder toezicht van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie? Israël kiest nadrukkelijk voor de laatste optie en dan nog zo ingevuld dat na een eerste bijeenkomst de regionale conferentie kan worden vervolgd door apart vredesoverleg tussen Israël en de Arabische buurlanden afzonderlijk. Israël verwacht terecht dat langs deze weg van bilateraal overleg het meest van de eigen doelstellingen kan worden verwezenlijkt.

Verder is voor Israël overleg over een aparte Palestijnse staat, in welke vorm dan ook, uitgesloten. De Arabische buurlanden hebben zich echter vastgelegd op het standpunt dat vrede in het Midden-Oosten zonder een oplossing van het Palestijnse probleem niet mogelijk is. Israël bleek alleen te willen instemmen met een Palestijnse delegatie naar de vredesconferentie als er sprake zou zijn van een gezamenlijk Jordaans-Palestijnse afvaardiging. Bovendien wenst Israël dan inspraak bij het samenstellen van de Palestijnse delegatie!

Uiteindelijk kwamen tegen het einde van de eerste vredesmissie-Baker Israël en de Verenigde Staten overeen dat een oplossing van de Palestijnse kwestie en vredesonderhandelingen tussen Israël en de Arabische buurlanden losgekoppeld dienden te worden.

Een duidelijk andere invulling overigens van het al genoemde „twee sporenbeleid" dan de Arabische landen voor ogen stond!

AMERIKAANSE DRUK

Aan het begin van de tweede missie van James Baker liet Israël als gebaar van goede wil duizend gevangen Palestijnen vrij. In deze fase begon de Amerikaanse regering druk op Israël uit te oefenen. Men hoopte dat Israël akkoord zou gaan met het uitgangspunt dat er in ruil voor vrede onderhandelt diende te worden over teruggave van een deel van de bezette gebieden. Op 10 april liet de Israëlische regering weten „in te willen stemmen met een regionale vredesconferentie met de Arabische landen onder toezicht van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie".

Uiteindelijk zei ook Syrië toe te willen praten over een regionale conferentie. Wel bleef Syrië vasthouden aan de eis dat daarbij de resoluties 242 en 338, over teruggave door Israël van bezette gebieden, uitgangspunt moesten zijn.

Uiteindelijk kwamen de Verenigde Staten en Israël weer met een compromisvoorstel. Als gezamenlijke uitgangspunten namen ze:

a. Er komt een regionale vredesconferentie onder voorzitterschap van de Verenigde Staten en de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Deze conferentie dient uit te lopen op direkte onderhandelingen tussen Israsël en de Arabische landen.

b. Het uiteindelijke doel van het vredesproces hoeft niet de vorming van een Palestijnse staat te zijn.

c. Uiteindelijk moet Israël akkoord gaan met de samenstelling van een Palestijnse delegatie.

d. Israël weigert elke dialoog met de PLO en de Verenigde Staten zullen hun dialoog met de PLO niet voortzetten.

e. Israël en de Verenigde Staten zijn het er over eens dat er meerdere interpretaties zijn van resolutie 242.

Belangrijk was dat Baker tijdens zijn eerste missies wist te voorkomen dat het voor Israël acceptabele plan van een regionale conferentie door de Arabische landen zonder meer werd afgewezen. Zelfs Syrië keerde zich niet zonder meer tegen het plan. Wel weigerde Israël het door de Arabieren zo gewenste uitgangspunt van „land in ruil voor vrede" tot uitgangspunt te nemen.

NEDERZETTINGSPOLITIEK

In de tweede helft van april ging James Baker voor de derde keer op vredesmissie naar het Midden-Oosten. De bedoeling van James Baker was om tijdens deze derde vredesmissie enkele belangrijke obstakels op weg naar een regionale vredesconferentie op te ruimen. De meningsverschillen over een Palestijnse vertegenwoordiging waren het eerste obstakel. Israël eiste dat de Palestijnen deel zouden uitmaken van een gezamenlijke Jordaans-Palestijnse afvaardiging en dat er geen Palestijnen uit Oost-Jeruzalem in de delegatie werden opgenomen. De reden hiervan is dat Israël niet wenst te onderhandelen met de PLO van Arafat en dat Israël Jeruzalem beschouwt als een ondeelbaar onderdeel van de Joodse staat.

Het tweede obstakel werd gevormd door de nederzettingspolitiek van Israël in de bezette gebieden. Op 17 april gaf het Witte Huis een verklaring uit waarbij ze stelden: „De jongste Israëlische kolonie is niet bevorderlijk voor het vredesproces waaraan wij nu werken".

Op 25 april konden we lezen: „Er zit weinig schot in de Amerikaanse pogingen om een vredesconferentie in het Midden-Oosten van de grond te krijgen. Syrië wil een vooraanstaande rol voor de Verenigde Naties. De Palestijnen staan op deelname door de Europese Gemeenschap, maar Israël ziet het meest in bilaterale onderhandelingen met zijn Arabische buurlanden . . .".

Een andere krant merkt in deze fase op „alleen een wonder kan de missie-Baker nog redden"!

In deze fase viel ook het bezoek van de Russische minister van buitenlandse zaken, Bessmertnych, aan Israël. Hij oefende felle kritiek uit op het nederzettingenbeleid van Israël in de bezette gebieden. Hij stelde zelfs dat Moskou de mogelijkheid niet uitsloot dat de emigratie vanuit de Sovjet-Unie naar Israël beperkt werd!

In de week hierna deed Sjamir enkele kleine concessies, zo toonde hij zich bereid een VN-gezant op de regionale vredesconferentie toe te laten. Syrië daarentegen toonde zich niet meer bereid tot verdere concessies en hield weer vast aan een internationale vredesconferentie.

Rond 15 mei kwamen de berichten dat James Baker, ondanks grote druk op Israël, er niet in geslaagd was een regionale vredesconferentie tot stand te brengen.

GROOTSTE STRUIKELBLOK

Duidelijk werd nu dat de Israëlische pohtiek rond de bezette gebieden het grootste struikelblok vormde om tot een vredesconferentie komen.

In een harde verklaring veroordeelde minister Baker in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden het bouwen van nieuwe nederzettingen door Israël. Hij noemde de nederzettingen op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook het grootste obstakel voor het beginnen van vredesbesprekingen.

Baker: , , Elke keer als ik in het kader van het vredesproces naar Israël reis, word ik geconfronteerd met nieuwe nederzettingen. Het verzwakt mijn positie en de vredespogingen raken er door in de knel".

Begin juni deed de Amerikaanse president Bush een poging om via aangepaste voorstellen toch tot een regionale conferentie te komen. Er zou een speciale VN-afgezant aan de conferentie deelnemen en de conferentie zou een vervolg hebben door elke zes maanden weer centraal te vergaderen. Op 7 juni verwierp Sjamir deze voorstellen van Bush. Israël wenst geen vervolgconferenties, maar wil na een eerste ronde afzonderlijk met z'n Arabische buurlanden overleggen om tot vrede te komen. En tot op dit moment lijkt een vredesconferentie en daarmee kans op vrede in het Midden-Oosten helaas nog steeds geen haalbare zaak!

Leusden, Drs. H. Lenselink

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Banier | 20 Pagina's

Buiten onze grenzen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Banier | 20 Pagina's