Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontmoet de natuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontmoet de natuur

Interview

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de laatst gehouden regiovergadering van het Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs (B.G.S.) heeft het ervaringsgericht leren bij natuuronderwijs erg in de belangstelling gestaan. Eén van de presentaties op die vergadering is verzorgd door dhr. CA. van Gemeren uit Sluipwijk, samen met zijn vrouw werkzaam In het voorgezet onderwijs. Beiden zijn enthousiast voor hun vak en hobby: biologie. Zij vinden het erg belangrijk dat kinderen de natuur door 'ervaring' leren kennen en waarderen.

Dhr. Van Gemeren is momenteel bezig zijn hobby weer op een andere wijze in een beroep te verwerken. Hij heeft in zijn woonplaats Reeuwijk een natuuractiviteitencentrum opgezet. Afgelopen voorjaar is hij met zijn nieuwe 'bedrijfje' gestart. Hij heeft deze zomer al heel wat groepen de Reeuwijkse plassen en directe omgeving laten verkennen Wellicht ook iets voor scholen die het educatieve aspect van hun schoolreisje wat meer accent willen geven. Voor ons was het aanleiding om met dhr. Van Gemeren een interview te houden en eens na te gaan welke betekenis zo'n natuuractiviteitencentrum voor het onderwijs kan hebben.

Meneer Van Gemeren, kunt u allereerst iets vertellen over uv^/ persoonlijke achtergrond, met name studie en werkervaring?

Ik heb mijn onderwijsopleiding gekregen op de Driestar te Gouda. Daarna heb ik een applicatiecursus biologie gevolgd. Tijdens de opleiding had ik duidelijk interesse in deze richting. Mijn specialisatie op de RA. was ook al biologie. Na mijn diensttijd ben ik benoemd op de Chr. MAVO in Nieuwerkerk a.d. IJssel als docent biologie en godsdienst.

Had u ook in uw jeugdjaren al veel interesse voor de natuur?

Ja, van jongsaf interesseerde ik mij voor de natuur Dat kwam ook wel een beetje door het milieu waarin ik opgroeide. Mijn vader is boomkweker Diverse familieleden hadden als hobby vissen en jagen. Kortom, veel belangstelling voor de natuur.

Ik ben opgegroeid in een klein huisje aan de polderkade, met sloten en een geweldige ruimte er omheen.

Je ziet dat veel jongelui op 13/14-jarige leeftijd sterke belangstelling krijgen voor de natuur en daar ook bewuster mee bezig zijn. Dat was bij mij ook zo. Ik kreeg op die leeftijd bijvoorbeeld een verrekijker. Dat stimuleerde me erg om de omgeving nauwkeuriger te observeren. Je ziet dan ineens dat er veel meer soorten vogels in de buurt leven dan je gedacht had. Dat is erg spannend. Je ontdekt soms iedere week een nieuwe vogelsoort die er al jaren heeft gezeten, maar die je dan pas bewust ziet. Dat geeft een geweldige stimulans om er mee door te gaan. Ik weet nog goed dat ik mijn eerste vink zag. Dan zie je ze daarna ook overal.

Kunt u vanuit uw studie en (werkjervaring aangeven wat het biologieonderwijs op de basisschool zou moeten inhouden?

Er zou naar gestreefd moeten worden de kinderen zoveel mogelijk met levensechte situaties te confronteren en het zou er meer om moeten gaan de leerlingen vaardigheden te leren dan alleen kennis bij te brengen. Kun je de leerlingen tijdens biologie-uren een aantal vaardigheden meegeven waarmee ze buiten schooltijd de natuur kunnen verkennen, dan is het effect veel groter dan wanneer je in de les iets vertelt. In hun vrije tijd en tijdens hun vakantie krijgen ze zo veel informatie over planten en dieren met hun achtergronden en hun milieu er omheen. De kennis die ze op die manier opdoen kun je in die paar biologie-uurtjes op school nooit bijbrengen.

Dus om die reden zou het aanleren van vaardigheden meer op de voorgrond moeten staan. Vaardigheden zoals bewust leren kijken. We kijken eigenlijk heel erg slecht. Onze waarneming is erg beperkt. Ook vaardigheden als je leren te verbazen en verwonderen zijn heel essentieel. Als we niet oppassen zijn dat zaken die we met het ouder worden meer afleren dan aanleren. De omgeving waarin je leeft wordt dan zo gewoon. Maar al wat om je leeft is eigenlijk heel bijzonder Je moet het wel leren zien. Vervolgens moeten leerlingen leren waarnemingen en informatie te interpreteren. Relaties leren zien tussen verschillende elementen in het milieu is ook heel belangrijk. Je moet kinderen daarbij meer bewust maken van de consequentie van hun handelen in de natuur

In het biologieonderwijs is het erg belangrijk dat leerkracht en leerling samen op 'ontdekkingstocht' gaan. Je hoeft als leerkracht beslist niet de houding te hebben van 'de boswachter vertelt'. Uiteraard blijft de leerkracht iemand die op bepaalde mo-

menten meer van de dingen weet dan de kinderen. Maar dat zou wat meer op de tweede plaats mogen staan. De leerkracht moet leerlingen stimuleren vragen te stellen over de omgeving.

Is verwonderen wel een echte vaardigheid?

Misschien is het woord vaardigheid niet helemaal op z'n plaats. Maar het is wel iets waar je bewust aandacht aan moet besteden. Het is misschien meer een talent of een vermogen. Je kunnen verwonderen is niet een techniek zoals het leren schrijven, maar je moet er bewust op aanwerken. Het vermogen 'verwonderen' moet ontwikkeld worden. Het is eigenlijk de basis voor een positieve levenshouding. Niet alleen voor biologie.

Heb je nu als leerkracht veel 'kennis' van biologie nodig om met de kinderen de natuur in te trekken?

Leerkrachten zeggen inderdaad nog wel eens: "Ik weet zo weinig van de bomen, de grassen en de bloemen; ik ken de namen zo slecht." Als je lesgeeft op de manier van 'de boswachter vertelt', dan moetje inderdaad veel wetenswaardigheden kennen over de dingen die je op een wandeling ziet. Maar als je de houding hebt, datje samen met de kinderen de bomen e.d. wilt kennen, dan is het eigenlijk helemaal geen overbodige voorwaarde datje een bepaalde naam kent. Als je maar de bronnen van kennis met de leerling aan weet te boren. Bijvoorbeeld een encyclopedie, determinatiegids, e.d.

Je moet als leerkracht ook de moed hebben samen met leerlingen achter antwoorden te willen komen van vragen die je omgeving oproepen.

Deze wijze van lesgeven leent zich met name voor natuuronderwijs?

Ja, bij andere vakken zal de leerkracht weer meer als 'autoriteit' bepaalde kennis overdragen. Een leerkracht moet bij biologie eerder beter waarnemingsvermogen hebben dan de leerlingen. Hij moet ook wat organisatietalent hebben. Het is veel belangrijker bijvoorbeeld dat hij weet hoe hij een bomen-les moet aanpak- Ken dan dat hij de namen van de üomen al kent. Als je veel namen weet, is dat natuurlijk wel een voordeel.

Toch moet je als leerkracht weten waar je de dingen kunt vinden, bijvoorbeeld op welke plekken vind je veel bodemdiertjes.

Ja, er zijn 'weetjes' en 'foefjes' waarmee leerkrachten geholpen kunnen worden. Mensen moeten vaak op ideeën gebracht worden. In een ver­

molmde boomstruik kun je zoveel 'ontdekkingen' doen.

Heeft juist het christelijk onderwijs in deze zaken een belangrijke taak? Ja, dat vind ik zeker!

Kunt u daar iets meer over zeggen?

Het christelijk onderwijs heeft als belangrijke doelstelling de kinderen eerbied voor de schepping bij te brengen en daarin ook verwondering te wekken over het werk van de Schepper Dat moet ook z'n vervolg krijgen in het verantwoord omgaan met die schepping. En dat is voor het reformatorisch onderwijs een zeer belangrijk facet. Het gaat bij natuuronderwijs om een relatie aantoonbaar te maken. Dat is in de eerste plaats de relatie Schepper-mens, maar er is ook een relatie Schepper en de rest van de schepping. Er is daarnaast de relatie van mens tot natuur en van mens tot mens. De verantwoordelijkheid van de mens tot de schepping moet ook de nodige aandacht geschonken worden. Want ook in die relatie komen de gevolgen van de zonde zo schrijnend naar voren. De milieucrisis waarin we verkeren kan eigenlijk alleen vanuit de Bijbel goed gepeild worden.

Vanuit de Bijbel kunnen we meer over die crisis zeggen dan de mensen die zonder de Bijbel leven. Ik zie daar voor het christelijk onderwijs een duidelijke opdracht liggen. Dan heeft ook juist het christelijke onderwijs de positieve boodschap van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Kunt u vanuit uw eigen 'bedrijf', liet natuuractiviteitencentrum, een bijdrage leveren om op de door u aangegeven wijze biologieonderwijs op de basisscliool te geven?

Ons natuuractiviteitencentrum "De Watersnip" verzorgt voor heel veel verschillende groepen educatieve programma's. Voor het onderwijs werken we op het ogenblik aan mllieulessen gericht op o.a. de basisscholen in Reeuwijk. Wij geven die lessen samen met de leerkrachten. Voor hen is het een eerste kennismaking met een heel andere stijl van lesgeven. Daarbij krijgen de eerder genoemde vaardigheden/vermogens zoals bulten kijken, waarnemen, tellen, onderzoeken, meten, e.d., een groot accent. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de leerkrachten de lessen op den duur

zelf geven. Wij proberen leerkrachten enthousiast te maken voor deze wijze van lesgeven. Leerkrachten zien in ieder geval dat leerlingen er heel enthousiast, en met veel plezier mee bezig zijn.

IHoe passen dergelijl< e projecten binnen de leergang biologie van de school zelf?

Aan het begin van het jaar hebben we een aantal thema's uitgekozen. Die worden door de leerkracht op school voorbereid. Als het gaat over het thema 'bodem', dan geeft de onderwijzer al een les over kringloop in de natuur, humusvorming, bladval, e.d. De basiskennis is dan aanwezig. Vervolgens gaan we naar buiten om te kijken hoe de werkelijke situatie Is. We gaan bodemdiertjes verzamelen, die we mee naar binnen nemen om te determineren, tekenen, e.d. Het Is de bedoeling dat de onderwijzer in een volgende les hier op aansluit met bijvoorbeeld een les over afval. We hebben nu gezien hoe de bodemdiertjes in de natuur afval verwerken.

Maar hoe gaan wij met ons afval om. Zo worden onze milieulessen helemaal ingepast in het programma natuuronderwijs van de school. Het is dus niet de bedoeling dat het een incidentele les buiten is. De leerkracht hoeft niet aan zijn methode gebonden te zijn. Als je de schoolomgeving wilt benutten in je natuuronderwijs kun je de methode toch niet in z'n geheel meer benutten. Je moet sommige lessen laten vervallen en andere weer uitdiepen.

Voor welke leerjaren doet u dit?

Het was de bedoeling om het alleen maar voor de hogere groepen 6, 7 en 8 te doen, in verband met het buitenwerk. Maar op de scholen bleek er zoveel belangstelling voor te bestaan dat we 'noodgedwongen' hebben besloten het voor de hele school toepasbaar te maken. Vandaar dat we zelfs met kleutergroepen op pad geweest zijn.

Kunt u iets meer vertellen over uw ervaringen met de kleutergroepen?

Als je met kleutergroepen wilt werken is een voorwaarde dat je wat hulp ziet te krijgen van ouders. Dan kun je de kleuters tenminste in kleine groepjes een opdracht geven en uit laten werken. De moeders kunnen dan de opdrachten lezen, de kleuters stimuleren en begeleiden. Met de kleuters hebben we buiten gewerkt in de Reeuwijkse Hout, naar aanleiding van het thema herfst. Op school had de juffrouw dat thema voorbereid. Toen we buiten waren heb ik zelf eerst wat verteld over opdrachtpapieren die op een aantal plaatsen waren opgehangen. We hebben eerst klassikaal een paar opdrachten gedaan om te laten zien hoe het werkt als je een papier met een opdracht tegenkomt.

Ouders weten dan ook meteen wat ze moeten doen. Toen zijn we in een lange slinger dwars door het bos gegaan. Niet over de paden, maar echt van het pad af om paddestoelen te zoeken. Natuurlijk plukten we de paddestoelen niet. We slingerden echt door het bos om het bos zo intensief mogelijk te ervaren. Je moet dan als kleuter natuurlijk goed oppassen dat je niet valt. Want je komt gladde, dode boomstruiken e.d. tegen. Daarop vinden ze ook weer paddestoelen. Ze roepen soms: "Kijk nou eens....!" Als ik merk dat zo'n leerling een paddestoel ontdekt heeft, zet ik hem erbij. Hij moet zijn paddestoel bewaken, zodat die niet omvergelopen zal worden. Ik zeg tegen die kleuter dat hij z'n klasgenootjes erop mag wijzen, dat ze daar een paddestoel kunnen zien. Je hebt dan meteen een leuke situatie waarin ze aan elkaar iets vertellen. Dat is erg belangrijk.

Vervolgens kwamen we weer op het door mij uitgezette bospad. Er is toen een ster-opdracht gemaakt, waaraan ze een kwartier lang binnen een bepaald bosperceel mochten werken. Er was één coördinatiepunt, waar de juf en ik stonden. De groepjes kwamen aan het eind van iedere opdracht rapporteren op de basis wat ze gezien hadden. Je hebt dan een kort gesprekje over hun belevenissen, zo in de trant van: "Zaten er hazelnoten aan de hazelaar? O nee, wat zat er dan wel aan? Er zaten van die sliertjes aan. Wat gaat dat worden in de lente, weetje dat ook? Ja, dat worden de bloemetjes." Zo heb je even een gesprekje en dan gaan ze weer naar de volgende opdracht. Dat vonden ze prachtig. Verder hebben we de kleuters tijdens de boswandeling wat dingen laten verzamelen zoals speenkruidbolletjes, gekleurde herfstbladeren, esdoornbladeren met de zwarte vlekken erop. Ook naar aanleiding van die verzamelde natuurprodukten kun je weer een gesprekje voeren, zo van: "Wat zijn dat voor aparte vlekken op de blaadjes? Dat zijn inktgallen, daar zit een beestje in. Ze namen dus ook nog wat uit de natuur mee naar school en naar huis. Dat is ook belangrijk. Je hebt dan gelijk een aanleiding er nog weer eens over te praten in de klas.

Heeft u alleen kennis met het onderwijs in de Reeuwijkse gemeente of strekken die contacten zicfi ook verder uit?

Ja, die strekken zich inmiddels ook wel verder uit. We hebben veel contact met De Driestar omdat mijn vrouw daar als lerares biologie werkt. Maar we hebben ook contacten met het onderwijs in een wijdere regio via de milieudienst Midden-Holland die een project voor de brugklas heeft opgezet. Het is de bedoeling dat ik daarin docenten ga helpen structureel milieulessen op te nemen in hun schoolwerkplan. Er wordt nu al met een paar proefscholen

gewerkt in de regio van Boskoop tot Schoonhoven.

U kunt wel groepen leerlingen uit een wijdere omtrek dan de regio Gouda ontvangen? Scholen uit het hele land kunnen voor een halve of een hele dag komen. Het kan zelfs een meer-daags programma zijn. Eventueel zelfs een werkweek. Daarvoor is al contact met één van de reformatorische scholen.

Waar moeten de groepen blijven als ze overnachten?

We hebben hier een gebouwtje "De rokende turf" dat vroeger als school dienst heeft gedaan. Dat gebouw willen we renoveren en geschikt maken voor ontvangst van groepen van max. 50 personen. Het is ook de bedoeling dat er een leslokaal in komt, een praktikumlokaal waar de microscoop staat, de schepnetjes hangen, de setjes om het zuurstof-fosfaatgehalte in water te bepalen. Dus echt een vaste basis waar leerlingen met hun gegevens terecht kunnen voor verdere studie.

Is er naast de natuur, nog meer interessants te beleven in Reeuwijk?

Ja, want het leuke van een meerdaagsprogramma is, datje verschuilende aspecten van de plaats Reeuwijk kunt verkennen. Als je het hebt over de Reeuwijkse plassen, ga je het ook hebben over turfwinning. En dan ga je erover praten waar die turf naar toe ging. Je praat dan over het verleden, over een stukje geschiedenis en een stukje aardrijkskunde. Je hebt dan met energie te maken, voor de industrie in Gouda, vroeger en nu. Je kunt ook met de kinderen de turf-route varen. Turf werd nl. in Reeuwijk gewonnen, maar moest uiteindelijk in de stad terecht komen. Tijdens die vaartocht kom je door een sluis. Dan heb je met waterbeheersing te maken. Dus tal van facetten gaan zo een eenheid vormen.

Kunt u nog wat vertellen over iets waardoor Reeuwijk nu erg opvalt? Ja, het bijzondere van Reeuwijk is dat je hier zoveel relaties aan kunt tonen. Mensen hebben hier het landschap heel lang intensief benut. Daardoor zijn tal van relaties mens-schepping zichtbaar te maken. Je kunt hier erg duidelijk zowel een positieve invloed van het menselijk handelen laten zien en ervaren als een negatieve invloed. Positief is bijvoorbeeld dat mensen proberen de eilanden in de Reeuwijkse plassen te behouden

door er golfbrekers omheen te plaatsen. Daarachter proberen ze een rietkraag te kweken. Dat is veel vrijwilligerswerk. Een negatief aspect is dan bijvoorbeeld de slechte waterkwaliteit. Het water is zo groen dat de doorzichtsdiepte slechts 20 cm is. Dat komt door fosfaten. Je ziet dat hierdoor het hele ecosysteem verstoord is.

Kunnen scholen Reeuwijk opnemen in hun programma voor het schoolreisje?

Beslist ja. Ik maak dan ook wel achtergrondmateriaal waarmee scholen vooraf of eventueel achteraf bezig kunnen zijn met de natuur e.d. in het waterland.

Op welke manier kunnen groepen hier zich verplaatsen tijdens de verkenning van de omgeving?

We kunnen wandelen, per fiets, maar ook over het water. Ik ben bezig een grote schuit (een zgn. bok) in te richten als veldwerkplaats met allerlei spullen zodat je echt ergens aan kunt leggen om iets te verzamelen. De boot is dan een 'mobiel' prakticumlokaal. Ik heb voor groepsvervoer ook nog drie zogenaamde 'grundels'. Dat zijn stabiele platbodems van zo'n 6 m. lang waar je mee kunt roeien of zeilen. Als je per boot een begeleider hebt kun je daarmee kinderen uit groep 7 en 8 van de basisschool zelf laten varen. Als ze moe worden kan zo'n grundel ook weer gesleept worden door de 'bok'.

Hebt u nog toekomstplannen?

Wellicht in de toekomst samen met een PABO en SBD een nascholingscursus voor buitenwerk organiseren....

M. Noort en T. Sterk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1989

De Reformatorische School | 128 Pagina's

Ontmoet de natuur

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1989

De Reformatorische School | 128 Pagina's