Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HANDELINGEN DIAKENENCONFERENTIE 1962

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HANDELINGEN DIAKENENCONFERENTIE 1962

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit nummer is voor verreweg het grootste deel gewijd aan de Handelingen van de diakenen-conferentie, die donderdag 3 mei in de kerk aan de Canadalaan te Apeldoorn is gehouden.

Het is een goede dag geweest, een dag van bezinning op en voorlichting over het diakonaat in deze tijd, hier in Nederland en in heel de wereld. Voorlichting .… dit woord doet onmiddellijk denken aan een gewaardeerde gast, die een belangrijk deel van de morgenvergadering aan het woord is geweest: prof. dr. R. van Dijk, de voorzitter van de Stichting voor Geref. Sociale Apeldoorn, plotseling afgebroken. Wie nu nog eens het resumé doorleest van hetgeen de Amsterdamse hoogleraar de Chr. Geref. diakenen heeft voorgehouden, beseft opnieuw, dat zijn onverwacht verscheiden de arbeid in de Geref. kerken en haar organen, die hij met zijn grote gaven mocht dienen, een zwaar verlies heeft toegebracht. Beseft bovendien dat de Diakonia der reformatorische kerken in Nederland een medewerker heeft verloren, die van dit dienst-werk zijn levenstaak had gemaakt, die hij luisterend naar en peinzend over het Woord van God zelf wilde vervullen. Moge de kerken van reformatorische signatuur een team van werkers worden geschonken, dat de pioniersarbeid van prof van Dijk in dezelfde geest weet voort te zetten.

OPENINGSWOORD

De Diakenconferentie 1962, waarvoor een goede belangstelling bestond, werd door de voorzitter, de heer C. Drieenhuizen, geopend met het lezen van 1 Petrus I vrs. 3-9 en IV vrs. 7-11. Daarna sprak hij de volgende openingsrede uit:

Waarde broeders, en allen die op enigerlei wijze bij het diakonale werk in onze kerken betrokken zijt:

Hartelijk welkom, in deze „parel der Veluwe”!

Dit is de twintigste diakenen-conferentie, en de eerste in Apeldoorn. We waren tweemaal in Amsterdam, eenmaal in Nunspeet, tienmaal in Utrecht en zesmaal in Amersfoort, en nu de twintigste keer bij „moeder thuis” in Apeldoorn!

Hoe het ook zij: Hier in Apeldoorn klopt het hart onzer Kerken. Onze diakenen zitten nu in de onmiddellijke nabijheid van de plaats, waar ook de ambtelijke vakken worden gedoceerd. Een betere plaats is er wellicht voor ons niet te denken!

Hartelijk dank nu al vast aan de kerkeraad van Apeldoorn (C) voor de waarlijk goede ontvangst, die ook spreekt uit de vele bloemen en palmen, je zelfs onze driekleur ontbreekt niet. We hebben heden een grote agenda!

Ons comité wil n.l. de Stichting voor Gereformeerde Sociale Arbeid (G.S.A.) bij onze ambtsdragers introduceren, en dit om drie redenen.

Ten eerste: Omdat het diakonaat onzer Kerken, deze interkerkelijke Stichting voor „Gereformeerd Sociale Arbeid” nodig heeft om „bij de tijd” te blijven. (dus een weinig eigen belang).

Ten tweede: Omdat deze interkerkelijke Stichting, die bedoelt het diakonale en Maatschappelijk Werk binnen de Gereformeerde gezindte, met adviezen bij te staan ook de daadwerkelijke steun van onze Kerken niet kan missen (niet kan is misschien te vermetel, vul dan in, niet wìl missen).

Ten derde: Omdat onze a.s. generale synode ook heeft te beslissen of de aanvankelijke medewerking, die tot nu toe bestaat uit een „waarnemers-contact” omgezet moet worden in een volledige samenwerking.

Daarom verheugt het ons, dat niemand minder dan de voorzitter èn de secretaris van de G.S.A. vandaag zowel onze gasten zijn als onze dienaars. De Problemen die de G.S.A. te verwerken krijgt in de praktijk liggen heel ingewikkeld en de stem van de gereformeerde gezindte moet doorklinken, naar alle instanties waarmede ons diakonale en sociale werk anno 1962 te maken heeft. Vandaar dat ook voor onze Kerken de slagzin moet gelden met betrekking tot de G.S.A.: „Zorg dat je er bij komt”!!

Prof. Dr. v. Dijk en waarde broeder de Boer, zeer hartelijk welkom tussen „deze afgescheiden ambtsdragers”; we hopen dat U zich hier goed thuis zult gevoelen. Dat de pastor-loci van Apeldoorn, Ds. J. H. Velema bereid was, hier het opwekkend slotwoord te spreken stemt ons bijzonder dankbaar.

Hoewel ik mij zelf een beperking heb opgelegd, n.l. om het openingswoord (vanwege de grote agenda van heden) tot de helft van het normale te reduceren, moet ik toch voor twee zaken wel even Uw aandacht vragen op deze plaats!

De eerste opmerking betreft het diakonale werk anno 1962 in de eigen plaatselijke kerk. De tweede opmerking staat in verband met het z.g.n. „werelddiakonaat”. Over beide dus een enkele losse opmerking ter oriëntering!

We leven in een dynamische tijd, en daar moet ook het diakonaat in mee! „Kan niet” is er niet meer bij, het moet want de tijd gaat door! Twintig jaar in onze tijd geeft meer verandering en vraagt dus meer aanpassing, dan mogelijk honderd jaar in de vorige eeuwen.

En daar zit het diakonaat midden in!

De diakonie moet kennis dragen van alles wat het Kerk-lid kan ontmoeten in een situatie waarin het hulp-behoeft, dus hulpbehoevend wordt!

Vroeger dacht men dat behoeftigen mensen waren met te weinig guldens en centen; nu weet men beter, zelfs een rijke kan hulpbehoevend zijn, en het diakonaat is er ook ten dienste van de rijke!

Als we stellen dat het diakonaat alles moet aanpakken wat op zijn weg komt, wil dit zeker niet zeggen, dat het ook zelf alles moet uitvoeren.

Er zijn veel situaties in de Kerk die het diakonaat moet signaleren, maar die het dan ook weer moet doorgeven aan „het algemeen ambt der gelovigen.

Het Kerkelijk maatschappelijk werk, waarover het vandaag gaat, is ook een van die „door te geven” taken.

Daarom zijn we als diakenen blij dat vandaag zovelen, die bij het Maatschappelijk Werk in onze kerken betrokken zijn, ook hier tegenwoordig zijn.

Als men mij zou vragen naar een definitie van het diakonale werk anno 1962, dan zou o.i. de volgende regel dit het beste kunnen omschrijven: De diakonie moet constateren, organiseren, stimuleren en controleren!

Over elk onderdeel ware een inleiding te houden.

De diakonie moet constateren; die eist oplettendheid en vraagt diakonale bewogenheid; „diakonaal spreek-uur” maakt hier plaats voor „diakonaal- huisbezoek” (op huisbezoek wordt geconstateerd).

De diakonie moet organiseren; geconstateerde nood, op welk terrein ook, legt de diakonie de verplichting op om de hulp die geboden moet worden te organiseren (b.v. door inschakeling van particulieren, verenigingen, commissies en stichtingen).

De diakonie moet stimuleren; de georganiseerde hulpverlening moet door de diakonie (en andere ambten) telkens weer gestimuleerd worden, laten zij dit na, dan verslapt de hulp-verlening.

Dit stimuleren moet plaats hebben in gesprek en prediking en veelal ook met de financiële middelen der diakonie.

De diakonie moet controleren; De geboden hulp-verlening, door wie ook uiteindelijk verricht, moet onder controle staan van de diakonie, want tenslotte heeft de diakonie de opdracht er voor te zorgen „dat er vele goede middelen gevonden worden” maar die goede middelen hebben de voortdurende attentie der diakonie nodig.

Wat dan nog overblijft aan zorg, òf daar waar het algemene ambt der gelovigen niet functioneert of niet goed functioneert, daar doet de diakonie het zelf! De Kerk heeft een adres voor alle hulp-behoevende-leden, in de ruimste zin des woords, en dat adres is: Het diakonaat der Kerk!

Nu van het gemeente-diakonaat, naar het wereld-diakonaat!

Dat is een hele sprong, inderdaad, en toch zullen we deze hebben te nemen, eenvoudig al om het feit dat minstens drie classes dezer dagen een instructie dienaangaande op hun tafel zagen, waarvan van één nu al bekend is dat deze de P.S. zal bereiken. Het zit er dus goed in dat de a.s. generale synode ook hierover nog aan het praten moet.

Alleen enige opmerkingen opdat wij als diakenen ons enigszins kunnen oriënteren. De zaak n.l. waar het hier over gaat ligt voor ons als Chr. Geref. Kerken niet zo gemakkelijk! Ik bedoel nu niet het principe of de kerk van Nederland een taak heeft in de wereld! Dat is buiten alle twijfel! Als ik alleen het woord „zending” maar noem is dat al voldoende.

Neen de moeilijkheid zit ergens anders, n.l. het nuchter te constateren feit, dat het „wereld-diakonaat” (zoals wij het kennen bijv. van onze gereformeerde broeders) heel sterk aanleunt tegen „de Wereldraad van Kerken”.

Dit feit zal niemand die enigszins op de hoogte is, willen tegenspreken. Zonder „wereld-raad” komt het „wereld-diakonaat” nergens! Dit nu geeft juist bij ons de moeilijkheid!

De Gereformeerde kerken (synodaal), U weet dat, zitten nog te tobben tussen: Aansluiting bij Wereldraad òf bij I.C.C.C.; òf bij beide òf bij geen van beide!

Prof. dr. K. Dijk, een man met gezag in de Gereformeerde kerken, speciaal een man met gezag op diakonaal-terrein zegt: „Zolang ik leef zal ik mij blijven verzetten tegen aansluiting bij de Wereldraad van Kerken!”

Dat is duidelijke taal!

Maar als dan aan dezelfde Prof. dr. K. Dijk gevraagd wordt „Maar professor we doen als Kerken toch al mee met de Wereldraad n.l. in het wereld-diakonaat en in de wereld-zending?” dan zegt hij: „Dat is dan ook voldoende, laat het daar dan bij blijven!”

Kijk broeders, ik wil maar zeggen: Onze Kerken zijn het met deze krachtige taal (wat het eerste gedeelte betreft) roerend eens, getuige het feit dat wij als kleine Kerk, ons zó volledig van de „Wereldraad” hebben gedistantieerd, dat wij bij haar kleine tegenvoeter de I.C.C.C. als Kerken zijn aangesloten.

Dit feit hebben we dus te constateren: Wereld-diakonaat zal bij ons Chr. Geref. Kerken nooit kunnen langs de weg van „de Wereld-raad”.… of we zouden als Kerken het standpunt van Prof dr. K. Dijk moeten kunnen opbrengen n.l.: Goed, wereld-diakonaat via Wereldraad maar dat is dan ook het uiterste.

Ik geloof echter niet dat daar veel kans op is!

Blijft ons als Kerken over, er van uitgaande dat ook wij een taak hebben in de grote wereld rondom ons, (waar driekwart van het mensdom gebrek heeft aan de meest elementaire levensbehoeften) dat onze Kerken in contact treden met de I.C.C.C. en daar om advies vragen bij de oplossing van deze vraag!

Zo staan nu eenmaal de feiten!

Broeders, wij hebben als diakenen met deze materie te maken, trouwens we hebben dit zelf aan het rollen gebracht en dat is goed; maar nu ook gezamenlijk ons indenken hoe het verder moet.

Om U te oriënteren heb ik „4 regels schrift” naar Bloemendaal geschreven (als U begrijpt wie ik bedoel) en per kerende post had ik „4 kantjes-schrift” terug! Iets daarvan lees ik U voor, als antwoord op de vraag die ons nu bezig houdt.

„In Chili (aldus ds. J. C. Maris) zijn enkele jaren geleden vele Kerken en christenen gedupeerd door een aardbeving.

Eén en ander werd aldus op de weg der I.C.C.C. geplaatst.

Dr. Mc Intire heeft (via zijn blad en radio met meer dan 280 stations) voor Korea enkele jaren achtereen een kerstgeschenk ingezameld van telkens honderd duizend dollar is f 360000,—.

I.C.C.C. Nederland nodigde de rechtzinnige kerkeraden uit om mee te doen. Velen zonden inderdaad giften. Uit Vrijgemaakte Kerken kwamen (en komen) veel collecten. Pas is er weer zo’n aanvraag uitgegaan.

Een weeshuis in Korea wordt praktisch geheel door Nederlandse kerken onderhouden.

Voor een kerk in India (die gebroken heeft met de Wereldraad en daardoor in grote moeilijkheden kwam) heeft Ds. Mc Intire ook weer een Paasgave gevraagd van honderdduizend dollar.

Uit één en ander is inderdaad een officiële hulpverlening gegroeid (International Christian Relief).

Hier is dus nog genoeg te doen juist voor onze Kerken!

Van deputaten der Geref, Kerken hebben we hiervoor ook wat geld gekregen!” Tot zover de brief van de I.C.C.C. secretaris!

Ze wordt U hierbij ter overdenking aangeboden!

Een conferentie heeft niets te besluiten dienaangaande, ze wil alleen aan het denken zetten.

Moge ook deze conferentie dit denken helpen bevorderen!

Ik las U bij de opening zo straks:

Een iegelijk naar dat hij gave ontvangen heeft, alzo bedienen hij ze aan anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods!

Dit is ook voor de diakenen anno 1962 geschreven!

Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die naar Zijn Grote Barmhartigheid, ook ons tot dit ambt geroepen heeft!

Hiermede verklaar ik deze onze 20ste Conferentie voor geopend!

Na dit openingswoord werden — in verband met de in vele opzichten „nationale week”, waarin de conferentie viel — verjaardag H.M. de Koningin - zilveren huwelijksfeest - doden- en bevrijdingsherdenking — twee coupletten van het Wilhelmus gezongen. Vervolgens verkreeg prof dr. R. van Dijk het woord om te spreken over het onderwerp:

„DIENST x DIENST”

Het zou mij niet verwonderen, als u de titel van mijn toespraak: „dienst maal dienst” wat vreemd gevonden zult hebben.

Diakonaat is dienst aan de gemeente, dienst aan de naaste, dienst aan de wereld. Diakonia is de proclamatie van het heil in Christus, is in liefde de naaste dienen.

De wijze waarop dit gebeurt maakt een ontwikkeling door, vooral in onze tijd kunnen wij spreken van een snelle ontwikkeling. Onze ogen gaan open voor noden, die wij voorheen niet gezien hebben en wij zoeken naar het juiste middel om in die nieuw ontdekte noden te voorzien. Vandaar een nieuwe aanpak die wij leren kennen onder de verzamelnaam: „Maatschappelijk Werk”. Het is te begrijpen dat velen zich afvragen: waar gaat dat heen? Worden wij als diakenen uitgeschakeld? Wordt ons werk overgenomen door betaalde krachten? Wordt het werk van de diakonie uitgehold?

Zonder meer kunnen deze vragen ontkennend worden beantwoord, mits wij zelf dit werk stimuleren en waar mogelijk er leiding aan geven.

Onze taak is „dienen”, dienen van de naaste. Kunnen wij in dit dienen van de naaste, anderen (vakmensen) inschakelen, dan moeten en mogen wij dit niet nalaten.

Ongetwijfeld heeft de diakonie door de ontwikkeling van het maatschappelijk leven, door de uitbreiding van de sociale wetgeving minder te maken met materiële hulpverlening. Andere noden dringen zich echter op.

Wij worden juist nu, in onze welvaartstijd, geconfronteerd met de gezinsnood, huwelijksnood, bejaardennood, kortom de verhouding van mens tot mens.

Om hierin te voorzien moet er studie gemaakt worden om te weten welke de juiste wijze is; moet er leiding gegeven worden.

Doen wij dit als kerk alleen, dan verrichten wij naast elkaar hetzelfde werk; dan is dit versnippering van krachten, aangenomen dat die krachten in elke kerk aanwezig zijn. Daarom is het beter als dit werk gebeurt in samenwerking. Naast hetgeen gebeurt door de Katholieke Sociale Actie, de Hervormde kerk en de Humanisten, moet de gereformeerde gezindte komen tot samenwerking. Een samenbundeling van krachten dus uit de Ger. Kerken, (Synodaal en Vrijgemaakt), Chr. Ger. Kerken en Ger. Gemeenten.

Hiertoe is opgericht, kortweg genoemd, de G.S.A., een stichting voor gereformeerd- sociale arbeid. Deze G.S.A. wil zijn een landelijke overkoepeling van samenwerking om te dienen; dienen van advies aan allen die geroepen zijn in de hedendaagse nood te voorzien en in het dienen hiervan werkzaam zijn.

De G.S.A. is dus alleen maar een dienstinstantie en is niet van plan om wetten voor te schrijven. De G.S.A. heeft een algemeen bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van de aangesloten kerken voor de algemene leiding; een bureau voor de uitvoering en secties voor de verschillende taken. Een sectie voor kinderbescherming; voor bejaardenzorg; voor sociale opbouw van achtergebleven gebieden; voor algemeen maatschappelijk werk.

De samenwerking in de G.S.A. is ook nodig tegenover de buitenwereld. Wij vormen als gereformeerden 10 % van onze bevolking. Ook voor het gesprek met de overheid moeten wij er zijn, opdat niet buiten ons en over ons gesproken en gehandeld wordt.

De harmonische samenwerking in het Gereformeerd Sociologisch Instituut is ook mogelijk in de G.S.A.

De liefde die wij allen van God ontvangen moet ons daartoe dringen.

Over dit referaat, dat met grote belangstelling was aangehoord, werd nog geruimte tijd gediscussieerd. Tot slot van de morgenvergadering werd de conferentie toegesproken door ds. A. Hilbers, een der deputaten van de generale synode voor algemene diaconale en sociale aangelegenheden.

In de middagvergadering sprak de secretaris Van de stichting G.S.A., de heer J. de Boer, over het onderwerp „Diakonie-maatschappelijk werk”. De tekst van dit referaat was bij het ter perse gaan van dit nummer nog niet beschikbaar, en zal in het volgende nummer worden opgenomen. We eindigen dit deel der „Handelingen” met het slotwoord van ds. J. H. Velema, predikant te Apeldoorn, dat de titel droeg:

„DIAKONAAL PROFEET - PROFETISCH DIAKEN”

Nu het einde van deze conferentie in het zicht komt en ge vol gedachten over wat ge hier gehoord hebt weer naar huis en gemeente gaat, is het goed U nog een ogenblik te bezinnen op het geheim van uw ambt en de kracht van uw ambtswerk.

Ondanks veranderde tijden en nieuwere inzichten over uw taak nú, zijt en blijft ge diaken. Dat wil nog altijd zeggen: ambtsdrager. En ambtsdrager zijn is een unieke positie in Christus’ kerk. Versta dit woord positie niet verkeerd. Zo heel gemakkelijk wekt het de gedachten op van: erebaan, vaste gegevenheid, bezit, eer, glorie. Wie het zo ziet heeft van het a b c van het ambt net niets begrepen. Maar positie betekent heel gewoon: plaats. Ambtsdrager zijn is een geheel enige plaats hebben in Christus’ kerk. Een plaats, die er niet is om te heersen, maar om te dienen en nog eens te dienen. Als zodanig weerkaatst de diaken, nog meer dan ouderling en de dienaar des Woords, het ambt van de grote Diakonos, Jezus Christus, de diaken, de dienaar bij uitnemendheid.

Als ik Zijn naam noem dan denk ik aan Hem als de grote Ambtsdrager, profeet, priester en koning. Dat betekent tegelijk dat ik Zijn diaken-zijn niet kan losmaken van zijn drie ambten. En feitelijk daarom uw diaken-zijn ook niet. Hier sluit ik aan bij een opmerking in een recente publicatie: „Werelddiakonaat tussen Economie en Oecumene”, Een volwaardig diakonaat dient geworteld te zijn in het drievoudig ambt van Christus. Het kan en mag er niet mee volstaan alleen met de priesterlijke dienst genoegen te nemen. Het diakonaat dient ook koninklijk en profetisch verricht te worden.

Het is opmerkelijk dat ons in de Bijbel een diakonaal profeet getekend wordt, die ons vandaag aanwijst dat we op profetische wijze diaken moeten zijn.

Een diakonaal profeet — geen profeet of dominee dus die de diakonie een minderwaardig geval vindt of de diakenen beschouwt als de krullejongens van de kerkeraad. Maar een profeet, die voluit een diakonaal hart had, voor wie profeet- en diaken- zijn geen twee terreinen zijn, maar gedragen worden door de eenheid van het leven.

U hebt zijn naam reeds geraden — het is de profeet Eliza, die in heel z’n profetisch werk iets laat zien van het herstel van het leven. Geen profeet, die in z’n leven en werk meer heenwijst naar het wonder van Gods genade dan juist deze Eliza.

Een prachtige staal van zijn diakonaal-profeet-zijn is zijn houding tegenover de — laat ik maar zeggen — domineesweduwe, die in schulden is geraakt. Het zijn maar 7 verzen; maar het zijn diakonale verzen bij uitstek, daar in 2 Kon. 4.

Er is geldgebrek. Naar de diakonie! Laat die maar bijspringen — dat is de gemakkelijke, zij het verouderde levensinstelling. Als u denkt dat deze weduwe zo redeneert, dan hebt u het mis. En als u meent dat Eliza de guile diaken is, die de kas leegmaakt voor een eerzame dominees-weduwe, dan ziet u het ook niet goed.

We hebben hier een geval, waarin het gaat om een echt diakonale nood; dat is een nood, die het hele leven aangaat. Het is maar niet alleen de taak van diakenen om geld op tafel te leggen, als het nodig is. De mens moet geholpen worden; de levende mens; de gehele mens!

Weet u wat de nood is van deze weduwe?

Deze weduwe kampt met financiële moeilijkheden. De schuldeiser wil haar beide zonen tot slaaf nemen. Dat gaat in tegen heel de geest van de Mozaïsche wetgeving. De Here Zelf zegt via Jesaja: Aan wie van mijn schuldeisers heb Ik U ooit verkocht? Wanneer de Here Zelf nooit Zijn kinderen verkoopt, mag men dan de kinderen van een weduwe voor schuld uit haar huis halen?

Een schuldeiser verkracht het recht — dat is erg!

Een schuldeiser verkracht het recht van een weduwe in Israël — dat is erger! Ja, verkracht het recht van een profetenweduwe — dat is schreeuwend onrecht. Gods recht verkondigd en nu wordt de weduwe in strijd met Gods recht behandeld.

Dat is de noodsituatie!

Achter de financiële moeilijkheden zit een geestelijke nood. U als diakenen komt daar vandaag hoe langer hoe meer achter. Ik hoop tenminste dat U daar achter kijkt en dat dit uw werk beheerst.

Deze weduwe krijgt het er echt te kwaad mee. Zij gaat naar Eliza en klaagt hem haar nood. Maar dat was feitelijk niet het juiste adres, waar ze moest zijn. De Here had aan Zijn volk een ander adres gegeven, waar het recht mocht vragen en tegen onrecht op bescherming mocht hopen. Ze moest niet bij de profeet, maar bij de koning zijn.

We weten niet of deze weduwe dat gedaan heeft. Zo ja, dan heeft het niets geholpen.

Zo neen, dan was het in de geestelijke situatie van Israël bij voorbaat duidelijk dat het toch niet helpen zou.

Elisa heeft haar komen tot hem als juist erkend.

Het koningschap geeft geen verlossing meer. Dan wordt hier de machteloosheid van het leven wel op ontstellende wijze gedemonstreerd. Hier is een bankroet te constateren, dat met diepe zorg vervult.

Waar is nu nog verlossing?

In deze nood wendt deze vrouw zich tot Eliza, de drager van het Woord der genade.

Bij hem moet verlossing zijn.

De schuldeiser heeft recht op betaling.

De vrouw heeft recht op bescherming — gelijk elk lid van Christus’ kerk recht er op heeft geholpen te worden, wanneer hij in nood is.

En nu komt de diakonale profeet in actie.

Zijn naam betekent immers — mijn God is hulp? Hij is geroepen te helpen in alle situaties van het leven. Hij wordt geconfronteerd met een stuk diakonale, maatschappelijke nood.

Zal hij met haar naar de koning gaan of naar de schuldeiser? Alle bureaus aflopen? De ambtenaar spelen?

Eliza is de diakonale profeet in dit geval.

Hij helpt; maar Zijn hulp gaat niet buiten het hart van de vrouw om.

Hij spreekt het woord der genade, maar hij vraagt ook geloof in het woord der genade.

Dat is een bijzonder belangrijke trek — ik kom daar straks nog op terug — in het middelpunt staat het woord der genade; daar is alles aan ondergeschikt. Let u eens op een paar trekjes:

Eliza knoopt aan bij haar persoonlijke situatie, als hij vraagt: Wat hebt ge nog? Een klein toiletflesje met olie is het enige wat ze bezit. Dat is het uitgangspunt. Haar olie-voorraad is zo klein als men maar denken kan.

Intussen moet ze zoveel mogelijk flesjes en potten zien te krijgen. Ze moet tonen een grote gedachte te hebben van haar God. Een geloofsdaad wordt van haar gevraagd, omgekeerd evenredig aan haar stoffelijk bezit. Ze moet niet gaan rekenen en redeneren; alleen maar gehoorzamen.

Als ze zoveel mogelijk materiaal in huis heeft, moet ze de deur sluiten. Echte diakonie verlangt geen publiciteit. Heel haar doen en laten moet geconcentreerd zijn op wat de God der vaderen voor haar en haar jongens doen. Als er aan de deur wordt geklopt, moet ze maar laten kloppen. Er wordt van haar een geloofsdaad uit één stuk verlangd. Ook moet ze niet in het flesje kijken wat of daar binnen voor wonderlijks gebeurt. Het gaat niet om het geheim van het flesje, maar om het geheim van het geloof.

Eliza gaat ook niet met haar naar huis in overdreven zorg, het alles voor haar opknappend en het haar op een presenteerblaadje gevend. Dat is niet echt diakonaal. Een diaken mag nooit voor Sinterklaas spelen.

Zo heeft Eliza diakonale zorg bedreven.

De weduwe is niet beschaamd. Ze geloofde — dit geloof in het woord der genade is de schoonste en diepste diakonale zorg, die Eliza haar gaf.

Het aangesleepte materiaal komt vol olie.

De vrouw schenkt in en haar aandacht is geconcentreerd op het inschenken. Als op een gegven ogenblik een fles vol is zonder dat er een lege klaar staat, gaat ze de kamer niet rondkijken, maar zegt onmiddellijk: Breng me nog een fles.

Maar de Here zegt: het is genoeg.

Hij gaf mild en overvloedig.

De schuld kan door de verkoop van de olie betaald worden.

Eliza geeft daartoe advies. Het is een fijn trekje dat deze vrouw na de olievermenigvuldiging niet zichzelf de eer geeft, maar opnieuw naar Eliza gaat. Hij krijgt de eer van deze bijzondere diakonale profetische zorg.

De schuldeiser heeft nu niets meer te eisen.

De beloften voor de weduwen zijn vervuld.

Zodat de spits van het werk van deze diakonale profeet is: genade! Daar gaat het om. Dat genade wordt gebracht en bewezen en de genade gaat het gewone leven in om het te herstellen en op te heffen voor Gods aangezicht.

Eliza is zo een diakonale profeet bij uitnemendheid. Woord en daad gaan bij hem samen. Hij stuurt de weduwe niet met een vrome wens naar huis; maar hij geeft concreet aan hoe ze geholpen wordt. Daarbij verliest hij niet uit het oog dat het niet alleen gaat om de portemonnaie, maar om het hart van z’n diakonale object. En predikt hij voor alle tijden dat de triomf der genade waarborg is van het herstel van het leven.

Nu zal het uw roeping zijn om profetisch diaken te zijn.

Uw diakenschap in de praktijk zal profetisch van karakter dienen te zijn.

Wat betekent dit?

Een paar trekken uit deze geschiedenis slechts, die voor vandaag zeer actueel zijn.

Allereerst — uw heerlijke plaats als diaken in kerk en wereld is om het herstel van het leven te laten zien. Dat moet de achtergrond zijn van uw werk. Het gaat niet om uw baantje; het gaat niet om de bevrediging dat u iemand helpt; maar het herstel van het leven — dat is de diepste opdracht en de sterkste stimulans tot het diakenambt. Dan bent u niet het mannetje, dat „met de pong roungiet”, zoals het vroeger in Drachten heette, maar dan bent u een prediker in uw ambt van het komende Koninkrijk, dat in uw werk z’n glanzen vooruitwerpt. Dan bent u profetisch diaken. Daarom kijken we vandaag verder dan alleen de financiële nood. Het maatschappelijk werk — het is u vandaag gezegd — ligt niet minder op uw weg. Het werelddiakonaat komt in het zicht, want het gaat om het herstel van het leven.

Vervolgens — het woord der genade moet toch in het middelpunt blijven staan. Het gaat niet om een gevulde maag of portemonnaie zonder meer, al kan dat het eerste zijn, maar het geloof in het woord der genade is het voornaamste. Dan dringt het herstel van het leven ook werkelijk door en wordt de persoon in kwestie er bij betrokken. Daarom is het niet onverschillig hoe het diakonaat wordt uitgeoefend. Profetisch diakonaat — dat is een diakonaat gedragen door het woord der verzoening, de boodschap des geloofs, de overmacht van Gods genade, die voor ons zelf geen vreemde zaak mogen zijn.

Nog een andere trek — we zullen dan pas werkelijk helpen wanneer we hem of haar, die moet geholpen worden, verwijzen naar de God der genade, Wiens woord we mogen brengen en Wiens daadwerkelijke hulp we mogen beloven en tonen. Diakonaat en pastoraat hangen zeer nauw met alkaar samen.

Juist daarom roep ik u op profetische diakenen te zijn. Dat zijn diakenen, die weten: waar Gods Woord geloofd en waar bij Gods Woord geleefd wordt, daar is hulp geboden, daar krijgt Gods Rijk gestalte in het leven.

Profetische diakenen dat zijn diakenen, die het niet gaat om hun ambt, hun inzicht, hun visie, hun kerk, maar wie het gaat om dit ene: de triomf van Gods genade. Dan kunnen we zelf naar achteren treden. Zoals Eliza naar achteren trad om zo de Here op de voorgrond te plaatsen.

Want waar Gods genade triomfeert in en door onze arbeid, daar wordt hulp geboden.

Daar worden moeilijkheden opgelost; en daar worden Gods beloften heerlijk vervuld.

Deze conferentie moge U allen uw roeping weer doen zien. Er is een blijvende diakonale taak in veranderde tijden — zo is het van vrijgemaakte zijde geschreven in een lezenswaardige brochure.

Als ge profetisch diaken zijt, dan ziet ge die taak.

Eliza diakonaal profeet — u profetisch diaken.

Dan neemt ge uw plaats in de kerk in naar Gods bedoeling.

Hoe meer ge dat toont hoe duidelijker de eenheid der ambten openbaar zal komen.

Hoe duidelijker het ook wordt dat diakonie iets anders is dan liefdadigheid zonder meer.

Des te beter zult ge een goed instrument zijn — de Kerk tot heil, medebroeders en zusters tot waarachtige hulp, de wereld tot een getuigenis en Gode tot eer! Hij, Die u roept — de Diaken — groet U op de weg naar Zijn toekomst, in de afbouw van Zijn Kerk.

Om Christus’ wil profetische diakenen gevraagd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HANDELINGEN DIAKENENCONFERENTIE 1962

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's