Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Katechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(87)

DE NATUREN VAN CHRISTUS (3)

Op het Zoonschap van de Middelaar, op Zijn Goddelijke natuur, is de kerk gefundeerd. Een rijke troost vloeit hier voor de kerk uit voort. Zo is de Middelaar de Almachtige. Zijn wonderen getuigen dit. Hij is door Zijn Goddelijke kracht opgestaan uit de dood. En zittend aan ’s Vaders rechterhand voert Hij Zijn heerschappij over hemel en aarde en bijzonder over Zijn kerk. Hij doet zondaren uit de geestelijke dood opstaan en verlost van de heerschappij van zonde, wereld en duivel. Daartoe heeft Hij het beschikkingsrecht verworven en verkregen van de Vader als loon op Zijn middelaarswerk. Psalm 2: „Eis van Mij en Ik zal de heidenen geven tot uw erfdeel en de einden der aarde tot uw bezitting”.

Daarom beschikt Christus over alle middelen en wegen, over Zijn Woord, over de Heilige Geest, ja, over het hart van de afkerige en vijandige zondaar. Wanneer Christus komt tot de zondaar met de almachtige kracht van Zijn genade en Geest, moet satan zijn prooi loslaten.

Naar Zijn Godheid is de Middelaar ook de alomtegenwoordige Middelaar. Daarom kan Hij Zijn heerschappij uitoefenen in de hemel en tegelijk ook op de aarde. Daardoor kan Hij alle ellendigen, die schreiend tot Hem vluchten, tegelijk helpen. Hij behoeft de éne niet te laten wachten om de andere, die op Hem wacht, te helpen. Heeft Hij Zijn kerk niet toegezegd: „En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld”? Matth. 28 : 20. De Catechismus verklaart in zondag 18: „Maar met Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons”.

In verband met de alomtegenwoordigheid van de Middelaar naar Zijn Goddelijke natuur dienen we goed te onderscheiden.

Luther verklaarde, dat bij de hemelvaart van Christus er Goddelijke eigenschappen zijn overgegaan op de menselijke natuur van Hem, zodat Christus ook naar Zijn mensheid alomtegenwoordig werd. Daardoor meende Luther ook, dat Christus, zij ’t onzichtbaar, bij het Heilig Avondmaal lichamelijk tegenwoordig is onder de tekenen van brood en wijn. Hij leerde dus niet, zoals Rome doet, dat brood en wijn verandert in het vlees en bloed van Christus. Maar zijn standpunt over dit lichamelijke tegenwoordig zijn bij het Avondmaal was toch verkeerd. Calvijn, die met Luther dan ook grotelijks verschilde in dit punt, stelde zuiver de tegenwoordigheid van Christus bij het Avondmaal als een geestelijke gemeenschap met Zijn volk, een geloofsgemeenschap.

Zo waren er reeds vóór de Reformatie, in de eerste tijden van de christelijke kerk, die inzake de leer over de vereniging van de beide naturen van de Middelaar die vereniging niet zuiver stelden. Het was Nestorius, die de beide naturen van elkander scheidde, en Eutyches vermengde ze, deed ze in elkander vloeien. Daarom stelde het vierde oecumenische concilie te Chalcedon in 451 vast, dat de beide naturen in de ééne Persoon van de Middelaar verenigd zijn als: onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden.

Maar hoe staat het dan met de menselijke natuur van Christus? Wel, die is niet vergoddelijkt, maar verheerlijkt, d.w.z. Christus is niet meer onderworpen aan allerlei zwakheden van het lichaam, zoals vóór Zijn sterven.

Deze vereniging van de beide naturen in de éne Persoon van de Middelaar is voor het verstand onbegrijpelijk. Zij wordt door het geloof aanvaard en beleden.

We gaan nog even verder met de troost van de Godheid van Christus. Hel betreft Zijn onveranderlijkheid. Welk een vastheid voor Gods volk. „Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid”, Hebr. 13:8. Tegenover al hun ontrouw blijft Hij de Getrouwe, Die altijd leeft om voor Zijn volk te bidden.

Tenslotte: omdat de Middelaar ook waarachtig God is, zo is Hij het eeuwig dierbare Voorwerp van aanbidding voor een volk, dat in verwondering en aanbidding aan Zijn voeten neerligt!

Wat is deze algenoegzame Middelaar voor u? Is Hij al voor u noodzakelijk, begeerlijk, gepast en dierbaar geworden?

Welzalig zij, die naar Zijn reine leer,

In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer’;

Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

Urk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's