Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nationale  landschapsparken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nationale landschapsparken

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openbare commissievergadering

de heer Van Rossum

RELATIENOTA

Wij spreken over de drie nota's die in een veel breder kader geplaatst moeten worden. Er zijn ook een aantal andere nota's ingediend, zoals de Nota Landelijke Gebieden, de structuurvisie Landschappen. Er zijn een groot aantal nota's, die wij eigenlijk in één kader zouden moeten bekijken. Tegen die achtergrond moet men ook deze Relatienota bekijken. Deze nota is ondertekend in de volgorde Landbouw en Visserij, CRM en VRO. Ik hoop dat deze volgorde iets meer dan alleen een symbolische betekenis heeft. Het gaat om de relatie tussen deze drie departementen. Op blz. 2 van de nota lees ik dat het landelijk gebied voor een groot gedeelte tot stand is gebracht door „de boer", die zijn taak op een goede manier heeft verstaan. Ik zou bijna mogen zeggen, dat hij zijn rentmeesterschap heeft verstaan. Het is duidelijk dat de eerste ondertekenaar de Minister van Landbouw en Visserij is, zonder dat ik ook maar iets af wil doen aan de handtekeningen van de andere Ministers. Die belangen komen namelijk ook steeds meer naar voren.

SPANNING BOER EN OVERHEID

Het gaat hier om een zekere spanning tussen wat de particuliere boer, tuinder of veehouder op zijn eigen terrein moet doen en de taak die de overheid heeft. Die spanning komt in de gehele nota tot uitdrukking; er is ook een verstrengeling van verantwoordelijkheden. Die verstrengeling wordt op een min of meer pragmatische wijze tot oplossing gebracht. De souvereiniteit in eigen kring kan ik er niet helemaal terugvinden. Dat wil echter niet zeggen dat men helemaal niet heeft geprobeerd, iets in die richting te zoeken. De overheid is bij vele plannen betrokken. Ik denk aan de plannen inzake de wegen, de spoorwegen, de verbreding van een kanaal, enz. Dit soort plannen worden door de overheid zelf uitgevoerd. Dat geldt ook voor waterwingebieden en voor defensiebelangen. De Staatssecretaris heeft deze zojuist al genoemd. Hij zal zijn best doen om deze zoveel mogelijk synchroon te laten verlopen. Wij kunnen hem daarbij alleen succes toewensen. In het verleden is dat synchroon lopen niet altijd gebeurd. Daarbij komen ook de eisen van natuur en landschap ten opzichte van de landbouw. Dat gebeurt ten dele in ruilverkavelingsverband. Dat is het minst moeilijk, omdat men daarvoor een wettelijk kader heeft, waarbinnen men het een en het ander op elkaar kan afstemmen.

In de Ruilverkavelingswet is geregeld dat er een landschapsplan bij moet zijn. Ook bij een aantal plannen van de rijksoverheid en van waterschappen en gemeenten wordt het langzamerhand gebruikelijk dat er een landschaps- of beplantingsplan bij wordt gevoegd. Bij plaimen voor dijkverbetering ben ik dat ook wel eens tegengekomen.

Daarnaast zijn er toch nog gebieden waar natuur en landschap een zeer belangrijke rol gaan spelen, maar waar eigenlijk het kader niet zozeer aanwezig is en daarvoor komt nu deze Relatienota. Zij speelt dus in op gebieden waar het nog niet helemaal bij wet of anderszins geregeld is. Het is dan duidelijk dat er eigenlijk sprake is van ongelijke partijen. De heer Evenhuis heeft er zoeven ook al op gewezen. De boer moet er zijn brood op verdienen, maar ook anderen hebben belang bij het in stand houden van dat landschap. Wil dat gerealiseerd worden, dan is allereerst nodig een zekere vertrouwensrelatie tussen degenen die op dat land werken en degenen die door het land heentrekken en dat onder de hoede van de overheid die dan de belangen tegen elkaar moet afwegen. Bij vele dingen betaalt de overheid en bij andere subsidieert zij en stelt dan ook eisen. Die eisen moeten dan toch wel geëncadreerd worden in een bepaalde lijsf, want anders komt dat weUicht verkeerd uit. Dat mag natuurlijk niet alleen in materiële zin; de begrenzing van de eisen moet duidelijk zijn. Daar mankeert het hier en daar nog wel aan. Het is dan ook nodig dat er op dat punt meer duidelijkheid komt.

BABYLONISCHE WARRING SPRAAKVER­

Wij zitten ook met de grote moeilijkheid dat dikwijls iets tijdgebonden is. Op dit moment vindt men dit belangrijk, maar enkele jaren daarna vindt men dat weer minder belangrijk. Omdat dat zo is. bestaat er in de plannen de kans op overvragen. Wij hebben een uitvoerige discussie gehad bij het structuurschema drink- en industriewatervoorziening waar gewoon een aantal lokaties werden aangewezen, meer dan nodig was, maar om planologische redenen kon er wel eens een afvallen en dan waren er toch nog genoeg over.

Minister Beelaerts van Blokland: Gereserveerd!

De heer Van Rossum (SGP): Er waren in ieder geval meer gebieden gereserveerd dan nodig was, want er zou wel eens eentje kunnen afvallen. Datzelfde probleem kan zich hier voordoen en daarom moeten wij er mijns inziens toch wel voorzichtig mee zijn ook als we, om dan toch wat te doen, de zaak verschuiven naar de streekplannen met een wat globaal karakter en naar de bestemmingsplannen buitengebied. Dat laatste is althans in de discussie naar voren gekomen. Dat lijkt wel heel mooi, maar daarmee zijn wij natuurlijk niet helemaal uit de problemen, want juist in die bestemmingsplannen gebeurt ook nog wel het een en ander. In artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening staat wel iets over een doelmatig gebruik van de gronden met een duidelijk accent op landbouw- kundig gebruik, maar als je ziet hoe dat in de praktijk werkt, dan zijn er nog wel wat problemen. In het Landbouwkundig Tijdschrift van januari 1977 staat dat er op het gebied van de terminologie in de bestemmingsplannen een welhaast Babylonische spraakverwarring blijkt te bestaan en wel in hoofdzaak op tweeërlei gebied; in de eerste plaats met betrekking tot datgene wat de plannen beogen te beschermen en in de tweede plaats met betrekking tot datgene wat er al of niet mag gebeuren om het beoogde effect te bereiken. Als men in dat artikel leest welke misverstanden er op het punt van de terminologie bestaan, dan is het niet vreemd dat er vele kroonberoepen komen. Daarom moet er op dat gebied toch wat meer gebeuren om die duidelijkheid te verschaffen.

DE WATERSCHAPPEN

Ik heb al eerder de gelegenheid gehad met de Minister van Ruimtelijke Ordening te spreken over de waterschappen. Zij spelen hierbij een zeer belangrijke rol. Zij hebben bijvoorbeeld beken in beheer en beekverbeteringen spelen een geweldige rol in het landschap. Ik noem het Lievense Diepje in Drenthe en de Essestroom in Brabant, een nieuw gegraven lateraal kanaal om het dal van de Dinkel te beschermen. Ik kan mij nog herinneren dat een college van gedeputeerde staten een plan voor een polderbemaling afkeurde, omdat dan een windmolen niet meer in functie zou zijn, wat men als een landschappelijke verarming beschouwde. Dat was voor het waterschap natuurlijk aanleiding om in beroep te gaan en het waterschap heeft dan ook gelijk gekregen.

Dat brengt mij ertoe, te verwijzen naar een redevoering van de heer Gaarlandt, vroeger commissaris van de Koningin in Drenthe, die voor een iaarvergadering van de ANWB zeer duidelijk heeft gewezen op het belang van de waterschappen bij het beheer van het landschap. Dat was voor de ANWB natuurlijk zeer belangrijk. Als vervolg daarop heeft de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij een prijsvraag uitgeschreven. Een inzending is beloond, namelijk een plan met de naam „schappelijk beheer", te vinden in het tijdschrift van de Heidemaatschappij van januari 1975. Ik zou toch wel graag horen, wat de bewindslieden, die dit plan ongetwijfeld kennen, over deze zaak denken.

Minister Beelaerts van Blokland: Een schappelijke veronderstelling.

De heer Van Rossum (SGP): Inderdaad. Het zou voor het landschap wel eens zeer belangrijk kunnen zijn dat wij in die richting gaan denken. De landbouw is voor het platteland nog steeds verreweg het belangrijkste. Er moet een goede afwatering, ontwatering en ontsluiting zijn, maar daarbij moeten wij ook op de niet in geld te waarderen zaken letten, zoals de welstandsbepalingen. Het in de welstandseisen gelijkschakelen van een autokerkhof of een vuilnisbelt met verbodsbepalingen van een torensilo voor voeder of een bepaalde dakbedekking wekt natuurlijk een geweldige weerstand bij de boeren. Op dat gebied moet bepaald nog wat meer gebeuren. De beheersovereenkomsten zijn door anderen al zeer duidelijk aan de orde gesteld. Ze zijn uiterst belangrijk. Ze bevatten een aanpassingsvergoeding. Die moet natuurlijk ook gelden als men bepaalde dingen moet nalaten, waardoor de bedrijfsvoering bemoeilijkt wordt. Blauwgraslanden mag men bijvoorbeeld meestal niet met tractoren bewerken. Dan zijn er dus andere beheersvormen nodig en daartegenover moet een vergoeding staan. Vrijwilligheid is echter een eerste vereiste om het vertrouwen te winnen.

DE LANDSCHAPSPARKEN

Bij de nationale landschapsparken hebben wij te doen met een interimnota, welke een voorlopige visie van een voor dat doel ingestelde commissie inhoudt. Wij zijn natuurlijk uiterst benieuwd naar de definitieve visie van de bewindslieden. Als ik mag geloven wat de heer Prillevitz, het hoofd van de Directie Natuurbehoud en Openluchtrecreatie van CRM, daarover heeft gezegd in een interview met Trouw van 27 juni 1978, is het de bedoeling dat aan het einde van het jaar de interdepartementale commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken met een eindadvies komt, waarin wordt aangegeven, hoe een landschapspark het beste kan worden ingesteld en kan functioneren. Dat advies gaat als een nota naar de Tweede Kamer. Wij zijn in blijde verwachting, want juist daarom gaat het.

Ik begrijp dat het nog twee jaar duurt voordat wij daarover een beslissing kunnen nemen. Wat wij vanavond doen, is door onze gezamenlijke beschouwingen daaraan richting geven. De nationale parken zij een kwestie van hoofdzakelijk rijksgronden. Bij de Relatienota gaat het duidelijk om een afweging van belangen tussen landbouw en natuur en landschap. Bij de landschapsparken weet ik dat eigenlijk niet zo goed. Daarbij is een tussenfase aan de orde, die wat mistig blijft. Vooral het woord „park" werkt als een rode lap op' een stier. Als men spreekt over park, denkt men direkt aan een parkwachter, die men dan associeert met het zijden petje. Dat is iets dat de boer tegen de borst stuit. Om die reden levert dat nationale landschapspark veel moeilijkheden op.

HET BEHEER

Vanmiddag ben ik er al even op ingegaan dat het beheer van de landschapsparken hier en daar op weerstanden stuit. Dat geldt daar nog meer dan bij de Relatienota, omdat daarin duidelijk een belangrijk accent op de landbouw wordt gelegd.

Voorts heb ik vanmiddag gesproken over de waterschappen en over het „schappelijk beheer". Dat moet natuurlijk niet helemaal in elkaar worden geschoven. Ik heb het idee dat de Minister van Landbouw en Visserij dat wat heeft gedaan. Dat hoeft natuurlijk niet. Dat was ook niet de bedoeling van wat er over het schappelijk beheer in bedoelde prijsvraag werd gepubliceerd. Men kan dit beheer inderdaad opdragen aan de waterschappen - dat is een zaak van de provincie - maar men kan het ook opdragen aan een geheel ander lichaam. Dat is ook bewezen bij de zuiveringsschappen. Men hoeft niet hetzelfde lichaam met dezelfde taak te belasteij; men kan deze twee duidelijk uit elkaar houden. Ik meen dat er ook bij het schappelijk beheer werd gedacht aan het instellen van een afzonderlijk schap om een dergelijk landschapspark te beheren. De overheid moet daarbij natuurlijk altijd bepaalde grenzen trekken voor wat wel en wat niet mag. Bij ruimtelijke ordening zijn die grenzen erg ruim, maar wat de ruilverkaveling betreft, staat heel uitdrukkelijk in de Ruilverkavelingswet dat men alles moet doen in het belang van de landbouw. In de Keurenwet staat uitdrukkelijk dat het moet geschieden in het huishoudelijk belang van het waterschap. Zo zijn er vele wettelijke bepalingen waarin duidelijke begrenzingen worden aangegeven van wat bij het beheer wel of niet mag gebeuren. Misschien zou het bij de landschapsparken ook heel goed op zijn plaats zijn om daar een begrenzing aan te geven dat het zowel in het belang van de landbouw als in het belang van het landschappelijk beheer moet zijn en dat men daar niet buiten mag gaan. Als men het niet begrenst wordt het uiterst vaag en roept het weerstanden op. Die zijn thans ook duidelijk gesignaleerd.

INSPRAAK

Op zich zelf is inspraak een goede zaak. Als wij nu een aantal nota's behandelen waarop inspraak mogelijk is, als die nota's de pkb-procedure volgen waarop ook inspraak mogelijk is, als dat vervolgens wordt vertaald in streekplannen waarop inspraak mogelijk is en als dat vervolgens weer wordt vertaald in bestemmingsplannen waarop inspraak mogelijk is en als de zaak dan in planologische zin vastligt, komt er óf een ruilverkavelingsplan óf een waterbeheersingsplan. Er is dan verschillende malen inspraak achter elkaar over hetzelfde onderwerp en ik vraag mij dan af of dit niet te veel van het goede is.

DUIDELIJKHEID

Bij de landschapsparken speelt het woord „park" een duidelijke rol. De zonering is vandaag al verschillende malen ter sprake geweest. Wat mag wel en wat mag niet in het aangewezen landschapspark en wat mag langs de grens van de aangewezen gebieden om te voorkomen dat men juist naast de grens van het aangewezen landschapspark allerlei toestanden krijgt die ongewenst zijn? Wat dat betreft is duidelijkheid gewenst en roept onduidelijkheid grote weerstanden op. Ik hoef maar enkele voorbeelden te noemen; gaat het bij het Reestdal alleen om het gebied dat iedere keer onder water loopt, omdat de Reest nu eerraiaal onvoldoende capaciteit heeft waardoor er een soort uiterwaardeeffect ontstaat? Zo ontstaan er ook moeilijkheden bij Beltsloot-Dwarsgracht waar 12 000 ha is aangewezen, maar daaromheen zit nog een gebied met een veel grotere oppervlakte. Het totaal zou dan 28 000 ha worden en men weet niet wat daar wel en wat daar niet mag. Hoogst frustrerend voor de landbouw. Als ik de kaart zie, kan ik wel begrijpen wat eronder valt, maar voor de boeren is het bepaald niet duidelijk.

Dan is er nog Waterland met een eventueel verbod van torensilo's. Dat veroorzaakt ook de nodige moeilijkheden. Wij hebben ook nog te maken met wettelijke bepalingen zoals in de Ontgrondingswet waar Mergelland aan vastzit. Ik heb er van de week al over mogen discussiëren met de Minister van Landbouw. Ik dacht dat als het bij de Kroon was de Minister en ook de Kamer altijd enige voorzichtigheid moest betrachten. Hetzelfde geldt voor het heggenlandschap in het Maasdal dat onder de Rivierenwet valt. Er komen dan altijd conflictsituaties met andere wettelijke bepalingen waarvoor mogelijk andere bewindslieden aansprakelijk zijn.

MOTIE VOOR DE DUIDELIJKHEID

Volgens mij bestaat er een grote behoefte aan duidelijkheid. Het is een interimnota waarop een definitieve nota moet volgen. Het is goed dat de Kamer zich uitspreekt over de richting waarin dat moet gaan en om die reden heb ik mede namens de heer Evenhuis de eer u een motie aan te bieden.

MOTIE

De voorzitter: Door de leden Van Rossum en Evenhuis wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer, overwegende, dat terzake van de zogenaamde proefgebieden nationale landschapsparken in de praktijk is gebleken dat:

- aan het begrip nationaal landschapspark onvoldoende feitelijke inhoud is gegeven;

- het beleid van de overheid terzake op duidelijke weerstanden stuit en in ieder geval onvoldoende door de plaatselijke bevolking wordt gedragen;

- er een toestand van ernstige onzekerheid is ontstaan, zowel voor de ter plaatse woonachtige en werkzame bevolking als voor de betrokken overheidsinstanties;

van oordeel zijnde, dat voor de bedoelde proefnemingen een andere basis moet worden gezocht en wel in dier voege dat:

- op alle drie bestuurlijke niveaus een duidelijk multisectorala verantwoordelijkheid zal moeten bestaan, waarbij aan alle waarden in de desbetreffende gebieden op voet van gelijkheid bijzondere zorg wordt bestaad;

- dit beleid zich richt op het aantrekkelijk maken van voortgezette zorg door de bewoners van de gebieden van het waardevolle dat daar tot nu toe door hen in stand werd gehouden en op het scheppen van bijzondere mogelijkheden voor de economische bedrijvigheid en voor andere maatschappelijke activiteiten om zich, uitgaande van bijzondere zorg voor andere waarden, toch naar de eisen des tij ds te kunnen ontwikkelen;

- ook overigens het beleid ten aanzien van de proefgebieden zodanig wordt gericht dat de nieuwe opzet wordt gedragen door de plaatselijke bevolking in brede zin;

verzoekt de Regering - naast de reeds bestaande proefgebieden - geen andere gebieden voor hetzelfde of een verwant doel aan te wijzen, alvorens de thans lopende proefnemingen — in welke vorm dan ook—tot duidelijke en positieve resultaten hebben geleid, en gaat over tot de orde van de dag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1979

De Banier | 8 Pagina's

Nationale  landschapsparken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1979

De Banier | 8 Pagina's