Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Apeldoorn: een les in oecumene?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apeldoorn: een les in oecumene?

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl Prins Maurits en Marilène van den Broek de wittebroodsweken beleefden, werden er in de (kerkelijke) pers bepaald geen zoete broodjes gebakken. Wat een sprookjeshuwelijk had moeten worden, en tot op zekere hoogte ook heeft de controverse Rome-Reformatie duidelijk aangescherpt. Ook na meer dan vier eeuwen blijkt de kloof nog diep...

Overigens wordt die kloof door de grote massa, ook van de kerkmensen, niet als diep ervaren. Integendeel, uit allerlei commentaren en ingezonden stukken komt veel meer een houding aan het licht van: 'Waarover maken de kerken, en vooral de kerkleiders, zich druk? Moeten ze met hun regeltjes het geluk van twee jonge mensen in de weg staan, en een schaduw werpen over een zo zonnige dag? En kunnen we ons in deze tijd de 'luxe' nog permitteren van een theologische polemiek, terwijl alle kerken op hun retour zijn? Moeten we niet veel meer één front maken naar de wereld, daarbij niet accentuerend wat ons scheidt, maar zoekend naar wat ons verbindt?

Relativisme

Laten we ons niet troosten met de gedachte dat zulke opvattingen onder ons (nog) geen ingang vinden. Het relativisme maakt ook in de Gereformeerde Gezindte slachtoffers. We leven immers niet meer in de 16e eeuw, en de herinnering aan inquisitie en brandstapels is vervaagd. Mensen die kennis genomen hebben van het boek van Kardinaal Simonis over het gebed kwamen niet zelden tot de conclusie dat de auteur toch wel een vroom man moet zijn, die de verborgen omgang met de Heere beoefent.

Daarbij staan de papieren van de leer, van de dogmatische opvattingen en verschillen, niet hoog genoteerd. De jongere generatie heeft er nauwelijks interesse voor. Maar ook ouderen zijn lang niet altijd gediend van preken over de Heidelbergse Catechismus, waarin de transsubstantiatie en de mis worden behandeld. Ze hebben soms zulke aardige rooms-katholieke buren of collega's, en waarom is het dan nodig dat die in de prediking in onder het spervuur komen te liggen?

Ethiek

Daar komt nog iets bij, dat eveneens onze eigen gezindte raakt. De op hol geslagen ethische waarde en normen hebben behoudende rooms-katholieken en protestanten naar elkaar toegedreven. Zowel onder de traditionele rooms-katholieken als in de kerken ter rechterzijde van de Gereformeerde Gezindte leeft het verzet tegen abortus, tegen euthanasie, tegen homo-sexualiteit, tegen de vrije huwelijksmoraal. Wanneer we op het terrein van de ethiek zo dicht bij elkaar staan, moeten we dan de dogmatische verschillen opblazen? Zou het niet beter zijn schouder aan schouder te strijden tegen de secularisatie, en de daarmee gepaard gaande autonomie van de postmoderne mens? Met deze en dergelijke vragen worden we geconfronteerd, en soms leggen we ze ook aan elkaar voor. Vragen die nog met vele andere zouden kunnen worden vermeerderd.

Andere situatie

Het zal zaak zijn ons niet te snel en te gemakkelijk van zulke vragen af te maken. Het is zelfs verleidelijk ze serieus te nemen. Want is de situatie niet ingrijpend veranderd? We leven niet meer in de 16e eeuw, waarin Rome en de Reformatie elkaar te vuur en te zwaard bestreden. Ook de 17e en de 18e eeuw, waarin de Kerk van de Reformatie een monopolie-positie had, en waarin de overheid op gezette tijden werd gemaand maatregelen te nemen tegen de 'paepsche stoutigheden', liggen vèr achter ons. De rooms-katholieke kerk is geëmancipeerd, en deelt nu, na de periode van het 'rijke roomse leven', in de algemene malaise die over de kerken is gekomen.

Bovendien hebben we als erfgenamen van de Reformatie niet veel redenen om ons te beroemen. De Kerk der Hervorming is uiteengevallen in een groot aantal kerken en kerkjes, die weliswaar veelal dezelfde belijdenis hebben, maar in het gunstigste geval volkomen langs elkaar heen leven. Vanuit Rome wordt deze verdeeldheid ons ook telkens verweten, en wij kunnen niet veel meer doen dan beschaamd het hoofd buigen.

Spiegel

Het kan geen kwaad wanneer ons een spiegel wordt voorgehouden, en wij zullen bereid moeten zijn naar onszelf te kijken. De herontdekking van het Evangelie door Luther en Calvijn was van ontzaglijke beteke nis, voor de kerk, èn voor de samenleving. De Hervormers hadden de hoge pretentie dat ze wilden terugkeren naar de leer en de dienst van de Oude Kerk, niets meer, maar ook niets minder. Dat ze daarbij slechts één Kerk voor ogen hadden is buiten kijf. Er is maar één Kerk die de merktekenen van het hchaam van Christus vertoont, en wat zich wel kerk noemt, maar deze kentekenen mist, is de valse kerk (Zie de Artikelen 27 t/m 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). Maar die Kerk staat ook midden in de samenleving en heeft haar licht te laten schijnen over heel het openbare leven. Heeft ook tot taak de overheid kritisch te begeleiden, zo nodig op te roepen de eer van God te bevorderen

Van dat hoge ideaal is in onze tijd maar bitter weinig overgebleven. Het 'Anliegen' van de Reformatie is de grote massa totaal vreemd geworden, zodat wij als het ware genoodzaakt zijn onszelf voortdurend te legitimeren. En omdat dat weinig of geen weerklank vindt, hebben we de neiging in onze schulp te kruipen en in het isolement onze kracht te zoeken. We dienen dan echter wel te erkennen dat we vèr verwijderd zijn van de beginselen van de Reformatie, die wilde staan voor de eer van God, en die de hele samenleving wilde brengen onder het gezag van het Woord. Intussen is een belangrijk deel van het Protestantisme verwaterd, en zich niet meer bewust waar het in de Reformatie om ging. Men kan vandaag gekwalificeerde wetenschappers horen beweren dat de Reformatie opkwam voor het vrije onderzoek en voor de autonomie van de mens, en voor de vrijheid van de menselijke geest! En intussen zijn - met name in ons eigen land - ook vele rooms-kathoheken aangetast door het humanistisch en vrijzinnig denken, zodat zij de leer van hun eigen kerk, of niet meer kennen, öf die niet meer sterieus nemen

Toenadering

Op deze manier komt de toenadering tot elkaar gemakkelijk tot stand. Men maakt zichzelf en elkaar wijs dat de geschillen van de 16e eeuw niet wezenlijk waren, en in ieder geval vandaag niet meer relevant. Polemiseren over de leer is dus volkmen achterhaald.

Het is dan ook te vrezen dat de voorstanders van Samen- op-Weg niet tevreden zullen zijn wanneer ooit de eenheid tussen Hervormden, Gereformeerden en Luthersen gestalte heeft gekregen: het volgende punt op het programma zal de eenheid met Rome zijn. Tal van commentaren naar aanleiding van het bewuste huwelijk tenderen in die richting: we dienen immers dezelfde God, en we geloven in Jezus, Die de liefde en de eenheid predikte, en al die verschillen hebben mensen maar opgeworpen, enzovoorts...

Vergissing

Op dit punt zal men echter een fatale vergissing maken. Want als er tussen Rome en Reformatie iets veranderd is, dan is die verandering niet van de kant van Rome gekomen. Uiteindelijk is immers niet doorslaggevend wat progressieve rooms-katholieken denken en vinden, maar wat de kerk leert. En van die leer heeft Rome nog nooit één letter teruggenomen, en het zal en kan dat ook niet doen, zonder zichzelf te verloochenen. Wat G.C. Berkhouwer bijna een halve eeuw geleden schreef is vandaag nog volledig van kracht: 'Rome zou z'n karakter moeten verloochenen, als zulk een verzwakking zou worden getolereerd. Het gaat niet om persoonlijke tolerantie of intelerantie, niet om modern levensgevoel, niet om naar elkaar toegedreven te worden in tijden van nood, maar om een pretentie in opdracht tot heil der wereld (...). De officiële uitspraken van het tegen de Reformatie gerichte Concilie van Trente is de 16e eeuw zijn nog ten volle van kracht. Het onfeilbaar leergezag staat boven alle wisseling en verwarring en kan zichzelf niet verloochenen'. (G.C. Berkhouwer, Conflict met Rome, 1949, pag. 8).

En-èn

Wat is nu de officiële rooms-katholieke leer van de eucharistie? Dat is de vraag waar we niet omheen kunnen, wanneer we althans het juiste zicht willen krijgen op de kloof die Rome en de Reformatie van elkaar scheidt.

Echter, aan deze vraag dient een andere vraag vooraf te gaan. Wat is het eigenlijke, het beslissende verschil tussen de Romana en de Reformatie? Want de eucharistie is maar niet een zwerfsteen, die toevallig ergens uit de lucht is komen vallen. Het is een steen die past, en zelfs onmisbaar is in het gebouw van de rooms-katholieke kerk.

Waar gaan dan de wegen van Rome en de Reformatie definitief uiteen? Wanneer we die vraag zouden stellen aan een aantal willekeurige mensen, dan zouden we een bonte staalkaart van antwoorden krijgen. De rooms-katholieken hebben een paus en een centraal leergezag. Ze vereren Maria en de heiligen. Ze hebben beelden in de kerk. Ze geloven dat er niet alleen een hemel en een hel is, maar ook een vagevuur. En zo zouden we nog wel een tijdje door kunnen gaan...

Het is allemaal juist, en toch is het wezenlijke niet gezegd. Alle verschillen zijn namelijk terug te brengen tot één kenmerkend onderscheid. Worden we zalig door genade alléén, of door genade èn werk. Kort geformuleerd: waar de Reformatie, op grond van het Evangelie zegt: of - of, daar zegt Rome: èn - èn.

De Reformatie kent maar één bron van Godsopenbaring: de Heilige Schrift. Rome houdt het op twee: de Schrift èn de traditie. Met dien verstande dat de bijbel eigenlijk onderworpen is aan, ingebed in de traditie.

Er is maar één Naam onder de hemel gegeven waardoor we moeten zalig worden. Eén Middelaar Gods en der mensen. Jamaar, zegt Rome, we hebben ook heihgen die voor ons kunnen pleiten bij God. Ons behoud hebben we alleen te danken aan Gods genade. Nee, zegt Rome, de mens moet het ook willen, moet zelf een steentje bijdragen, moet zichzelf de genade van God waardig maken.

Trente

In dat licht moeten we ook de sacramenten zien, en met name het sacrament van de eucharistie. Christus heeft met één offerande tot in eeuwigheid volmaakt hen die geheiligd worden (Hebr. 10:14). Maar, zegt Rome, dat offer heeft pas kracht, is slechts effectief, wanneer het dagelijks wordt herhaald. 'De mis leert dat de levenden de doden niet door het lijden van Christus vergeving van zonden hebben, tenzij Christus nog dagelijks voor hen door de mispriesters geofferd wordt' (Heid. Cat., zondag 30, vraag 80).

Deze passage uit onze belijdenis uit 1563 was een rechtstreekse reactie - heet van de naald! - op het Concilie van Trente, dat zich in 1562 had uitgesproken over de transsubstantiatie en de mis. En dan dienen we te bedenken dat dit Concilie voornamelijk was samengeroepen om een antwoord te geven aan de Reformatie. Het hoogtepunt dus van de Contra- Reformatie!

Inzake de tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie heeft Trente vastgesteld dat na de consecratie (het uitspreken van de inzettingswoorden door de priester) de substantie van brood en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus. Vandaar de naam 'transsubstantiatie', dat wil zeggen: overgang van de ene substantie in de andere. Van dat moment af is de gehele Christus waarlijk en werkelijk aanwezig, zelfs zo dat brood en wijn geen brood en wijn meer zijn, maar Christus Zelf naar Zijn Godheid en naar Zijn mensheid. Zowel voor de transsubstantiatie als voor de tegenwoordigheid van Christus beriep het ConciHe zich op de inzettingswoorden: 'Dit is Mijn lichaam' en 'Dit is Mijn bloed'.

Ook over de vraag of de eucharistie een offer is, waarover trouwens geen volledige eenstemmigheid heerste, heeft Trente knopen doorgehakt. Christus heeft aan Zijn Kerk een zichbaar offer nagelaten 'waardoor het bloedige offer dat eenmaal aan het kruis werd volbracht, zou worden gerepresenteerd (tegenwoordig gesteld), en waardoor de gedachtenis daarvan tot aan het einde der wereld zou voortduren, en de heilzame kracht daarvan zou worden toegepast tot vergeving van die zonden, die door ons dagelijks bedreven worden'.

De macht om brood en wijn te consacreren, evenals de bevoegdheid om te offeren, droeg Christus op aan Zijn apostelen en hun opvolgers, die Hij maakte tot priesters van het Nieuwe Verbond. De mis wordt dan ook door het Concilie aangeduid als 'het nieuwe pascha', waarin Christus Zichzelf door middel van de priesters onder zichbare tekenen offert, ter gedachtenis van Zijn overgang uit dit leven naar de Vader. Zo moet het over de hele wereld geschieden tot de voleinding der eeuwen. Als Schriftuurlijke onderbouwing verwees Trente naar Maleachi 1:11: 'Maar van de opgang der zon tot haar ondergang zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen, en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden en een rein spijsoffer...'

Vervloekt

Hoezeer het de opzet van Trente was, de leer van de Reformatie te ontzenuwen, blijkt uit de diverse bijgevoegde canones (leerregels). Ze luiden als volgt: 'Als iemand beweert dat in de mis geen waar en werkelijk offer aan God wordt opgedragen - die zij vervloekt'. En: 'Als iemand beweert dat men de woorden 'Doet dat tot Mijn gedachtenis' Christus de apostelen niet heeft aangesteld tot priesters of hen niet tot priesters heeft gewijd, opdat zij en de andere priesters Zijn lichaam en bloed zouden offeren - die zij vervloekt'.

Deze uitspraken waren en zijn van vérstrekkende betekenis. Allereerst omdat het brood en de wijn na de consecratie als God moeten worden gevereerd. De uiterlijke gedaanten van brood en wijn blijven gehandhaafd, maar in werkelijkheid is het de gehele Christus, naar Zijn Goddelijke en naar Zijn menselijke natuur, die bij tijden in de processie rondgedragen worden en waaraan Goddelijke eer moet worden bewezen. Daarnaast wordt aan de priester een ongekende wondermacht toegeschreven. Op zijn machtswoord immers veranderen boord en wijn van substantie en worden Christus Zelf! Een mens, die bij macht zou zijn, door het uitspreken van vijf latijnse woorden, Christus reëel present te stellen...!

In dat licht gezien is het volkomen begrijpelijk dat mensen in de tijd van de Reformatie niet aarzelden, desnoods ten overstaan van de Inquisitie, de ouwel te betitelen als 'broodgod', waarvoor ze niet wensten te knielen. Evenzeer is het verklaarbaar dat de Heidelbergse Catechismus in Zondag 30 stelt dat de mis 'in de grond niets anders is dan een verloochening van de enige offerande en van het lijden van Jezus Christus, en een vervloekte afgoderij'.

Een vervloekte afgoderij

Rondom het huwelijk van Maurits van Marilène werd laatstgenoemde kwalificatie weer vele malen geciteerd. Merkwaardig is dat toch, dat in een tijd, waarin de inhoud van de Heidelberger bij de grote massa volkomen onbekend is, en de meesten, ook in de kerken, er geen enkele interesse voor hebben, men nog wèl blijkt te weten dat dat oude boekje de mis 'een vervloekte afgoderij' noemt. En natuurlijk wordt deze zinsnede belachelijk gemaakt en ingedeeld bij de 'rariteiten'. Want dat kan toch niet meer in een tijd, waarin ieder in z'n waarde moet worden gelaten, dat de vloek wordt uitgesproken over wat anderen geloven en belijden!

Zelfs prof. dr. K. Runia, die in het Centraal Weekblad (12 juni) een beschouwing wijdde aan deze uitspraak, stelde dat probleem aan de orde: 'Dat zijn keiharde woorden, uitgesproken over medegelovigen. Maar is die harde taal vandaag nog wel nodig en verantwoord?' Hij betoogt dan vervolgens dat de vraag over de mis niet voorkwam in de eerste editie van de Heidelberger, maar pas in de tweede druk is toegevoegd, en hij plaatst dat ook in het kader van de geloofsstrijd: vlak na de banvloek die Trente had uitgesproken over de Reformatie. Maar een belijdenisgeschrift - aldus Runia - kan niet zomaar gewijzigd worden, zeker in dit geval niet, omdat Rome nog altijd vasthoudt aan de transsubstantiatie. Desondanks pleit hij ervoor, een voetnoot aan de vraag toe te voegen, bijvoorbeeld: 'Vandaag gebruiken we woorden als 'een vervloekte afgoderij' liever niet meer, omdat ze geen recht doen aan de intentie van onze rooms-katholieke medegelovigen, als zij de eucharistie vieren'.

Inderdaad was het opnemen van Vraag 80, met de scherpe veroordeling van de roomse opvatting een rechtstreekse reactie op de banvloeken van Trente, onder andere deze: 'Als iemand beweert dat de mis geen verzoeningsoffer is - die zij vervloekt'. Maar kan dat een reden zijn om in onze tijd deze kwalificatie terug te nemen of te verzachten?

In zijn boek Hand in hand met Rome? Besteed ook ds. H.J. Hegger aandacht aan deze kwestie. Mijns inziens terecht stelt hij dat Rome onder afgoderij iets anders verstaat dan de Heidelbergse Catechismus. 'Volgens Rome is afgoderij het brengen van goddelijke eer aan een schepsel. Volgens de Heidelbergse Catechismus is afgoderij: inplaats van de enige ware God, of naast Hem, iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen stelt'. De Heidelberger is, volgens ds. Hegger, daarom zo fel, omdat zij de mis ziet als een aanslag op het verzoeningswerk van Christus, en daarmee op het hart van het Evangelie. Met deze achtergrond voor ogen vindt ds. Hegger eigenlijk de taal van de Cathechismus nog gematigd: Immers: 'Het Concilie van Trenten had de verkondigers van de leer van de Reformatie vervloekt; de Heidelbergse Catechismus sprak alleen de vervloeking uit over de leer van de mis'. (H.J. Hegger Hand in hand met Rome?, 1973, pag. 123 vv.)

Nog van kracht

Intussen is wel gebleken - ook Runia erkent dat in genoemd artikel - dat de roomse opvattingen ten aanzien van de transsubstantiatie en de mis volledig gehandhaafd blijven. Dat moet nog maar een keer worden onderstreept, omdat in tal van publicaties, ook van theologen, met grote steUigheid wordt beweerd dat er tegenwoordig 'geen zinnig mens', zelfs 'geen hond' meer zou zijn, die nog gelooft dat Christus lichamelijk en werkelijk present zou zijn in de eucharistie. Als dat waar is, bestaat de Nederlandse kerkprovincie voor het overgrote deel uit 'ketters', die een loopje nemen met de officieel vastgestelde roomskatholieke kerkleer. En ongetwijfeld zijn er vele rooms-katholieken die bijvoorbeeld onderscheid maken tussen 'onveranderlijke waarheid' en 'veranderlijke uitdrukkingsvorm'. Maar zo'n interpretatie zou voor het hoogste leergezag nimmer als legitiem gelden! En tenslotte moet de leer niet worden beoordeeld op grond van de interpretatie van moderne rooms-katholieken, maar naar de bedoeling van Rome zelf.

Ook de Nieuwe Katechismus laat er geen enkel misverstand over bestaan. Ik citeer: 'Door de prachtige symbolen van gebroken brood en rode wijn wordt dus niet alleen een gedachte aangeboden, maar een werkelijkheid: het lichaam en het bloed van Jezus. Daarbij moeten wij bedenken dat, als in een semietische taal het woord lichaam gebruikt wordt, de hele mens bedoeld is. Hetzelfde geld voor het bloed. Hiermee bedoelde men heel de levenskracht. Wij ontvangen dus heel Jezus' persoon'. (Nieuwe Katechismus, 1966, pag., 197-198).

En in de Kathechismus van de katholieke kerk (1995): 'Het concilie van Trente geeft de volgende samen vatting van het katholieke geloof: 'Omdat onze verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn lichaam was, is dit ook altijd de overtuiging geweest van de kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concihe het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn bloed. Deze verandering nu is door de katholieke kerk gepast en treffend wezensverandering (transsubstantiatie) genoemd', (pag. 307)

En dat ook vandaag nog niet alle roomsen in ons land progressief zijn bewijst de priester Antoine Bodar, die in het dagblad Trouw (13 juni) met instemming bisschop Cyrillus van Jeruzalem citeerde: 'Wat brood lijkt is geen brood, hoewel het ernaar smaakt, maar het lichaam van Christus. En wat wijn lijkt, is geen wijn, hoewel het er naar smaakt, maar het bloed van Christus'. Dat is niets meer en niets minder dan de rooms-kathoheke opvatting van het sacarment, en het getuigt alleen maar van eerlijkheid om dat met ronde woorden te zeggen!

Een roomse viering

Ik ga proberen een lang verhaal kort te maken. Toch was dat lange verhaal nodig om te kunnen begrijpen waar het om ging bij het Apeldoornse huwelijk, dat als een 'oecumenisch' huwelijk was bedoeld, en ook steevast als zodatnig wordt aangeduid, maar dat in wezen een puur rooms-katholiek huwelijk was. Ook al werd de dienst gehouden in een Hervormd kerkgebouw, ook al lag - in naam! - de verantwoordelijkheid bij een Hervormde kerkenraad, en ook al had een Hervormde predikant z'n inbreng. Want in een Hervormde huwelijksdienst wordt geen Avondmaal gevierd. Maar in deze dienst was de eucharistieviering het eigenlijke, en daarbij had pastoor Oostvogel duidelijk de leiding, terwijl ds. Ter Linden (letterlijk!) een stap terug moest doen. Dat enkele specifiek roomse elementen uit het eucharistiegebed werden weggelaten, doet weinig terzake. De dienst verliep geheel volgens de 'spelregels' van Rome. De 'heihge verrichting' (de consecratie) was in handen van de priester en de dominee had het toekijken! Tijdens de communie werd het Ave Verum gezongen. En de aanwezige protestanten waren van de communie uitgesloten. Dat enkele leden van het Oranjehuis desondanks toch deelnamen, was op eigen verantwoordelijkheid, en moest in roomse ogen wel gelden als een provocatie!

Van alle kanten is het argument aangevoerd dat dit bij zogenaamde 'gemengde huwelijken' al ongeveer 25 jaar de kerkelijke praxis is, die nu, bij een vorstelijk huwelijk, met alle publiciteit daaromheen, pas aan het licht komt. Dat zal best waar zijn, maar is die praktijk daarmee dan gelegitimeerd? Ook in dit opzicht blijkt de tijdgeest in de kerk te zijn binnengedrongen: wanneer een wet massaal wordt overtreden, dan moet die wet worden vervangen of aangepast!

Duidelijkheid

Hoe bedroevend het hele gebeuren ook is, het heeft wel enige duidelijkheid geschapen. Want wie het gesprek tussen kardinaal Simonis en het moderamen van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft gevolgd, kan weten dat hier de wegen uiteengingen. Terwijl de secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk, dr. B. Plaisier, het Apeldoornse gebeuren zag als een stap vooruit op de weg van de oecumene, liet de kardinaal vriendelijk, doch beslist merken dat hij dat standpunt niet deelde, en dat op toenadering van de zijde van Rome niet behoeft te worden gerekend.

Van zijn kant bekeken volkomen terecht, en we mogen daar kardinaal Simonis dankbaar voor zijn, want voor zover we het niet wisten weten we nü wat Rome onder 'oecumene' verstaat. Het erkent geen andere amtsdragers die bevoegd zijn tot de bediening van de sacramenten dan de eigen, gezalfde priesters. En laat geen 'ongelovigen' (en tot hen worden alle niet-roomsen gerekend) toe tot de maaltijd van de Heere. Ik laat nog een keer Antoine Bodar aan het woord: 'De priester komt op velerlei terrein overeen met de dominee. Hij is evenals de dominee de dienaar van Gods Woord. De wijding evenwel verleent hem het zegel van de priesterlijke hoedanigheid en doet hem als knecht van de bisschop opnemen in de apostolische opvolging. Daarom mag hij voorgaan in de eucharistie, de heilige mis opdragen, het sacrament van vergeving toedienen. Dit afgezien van andere sacramenten. Hiermee is meteen het verschil tussen avondmaal en eucharistie in het geding waaromtrent de vaderlandse gemoederen vanuit prinselijk Apeldoorn heeft verhit'. En: 'Voor katholieken is de eucharistie daarom hoogteunt en bron van leven, de allerintiemste ontmoeting met Christus, het allerheiligste dat hun op aardse pelgrimstocht is toebedeeld. Daarom mag alléén hij aan de eucharistie deelnemen, aldus nogeens Justinus, die gelooft dat het waar is wat wij leren...' (Trouw, 13 juni).

Antoine Bodar trekt dan aan het slot van zijn artikel de enige, vanuit zijn standpunt gezien, mogelijke conclusie: 'Verlangt u steeds naar deelname aan de eucharistie, terwijl u protestant bent, laat u eenvoudigweg opnemen in de kerk van Rome'.

Me dunkt dat hier in niet mis te verstane bewoordingen wordt vertolkt wat Rome altijd heeft gezien als dè oplossing van het oecumenische vraagstuk: terugkeer van alle protestanten naar de heilige moederkerk. Het ware te wensen dat als gevolg van het prinselijk huwelijk de ogen zouden opengaan van allen die 'Samen-op-Weg' met Rome in het verschiet zien liggen. Gezien de reacties echter is het te vrezen dat ze ook deze les niet zullen leren. Des te meer is er rede voor ons om het pand te bewaren dat ons is toebetrouwd.

Gebruikte literatuur:

G.C. Berkhouwer Conflict met Rome, Kampen 1949. Ds. H.J. Hegger Hand in hand met Rome?, Franeker, 1973. L.J. Lagerweij, e.a. Reformatie, blijvende opdracht!, Kampen 1973. De Nieuwe Katechismus, Hilversum/ Antwerpen, 1996. A.A. van Ruler Reformatorische opmerkingen in de ontmoeting met Rome, Hilversum/Antwerpen, 1965. W. van 't Spijker e.a. Bij brood en beker, Goudriaan, 1980. Kathechismus van de katholieke kerk, uitg. LICAP/SRKK, 1995..

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Protestants Nederland | 16 Pagina's

Apeldoorn: een les in oecumene?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Protestants Nederland | 16 Pagina's