Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De landbelofte, opdracht of privilege

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De landbelofte, opdracht of privilege

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(6)

De eerdergenoemde opvattingen over Ezechiël 37 gaan er van uit dat dit Schriftgedeelte in de terugkeer van de Joden naar Israël zijn vervulling vindt of zal vinden. Anderen zijn van mening dat Ezechiël 37 in de terugkeer naar Babel is vervuld en nu nog 'slechts' een geestelijk-typologische betekenis heeft, betrekking hebbend op de christelijke gemeente. Onze Staten vertalers blijken deze opvatting aan te hangen als we het opschrift lezen boven Ezechiël 37: "(De profeet) profeteert voorts, onder het teken van samenvoeging van twee houten in één hand, dat Hij Zijn algemene kerk uit Joden en heidenen zal vergaderen en verenigen onder één Koning en Her- der, de Messias Jezus Christus, Zijn eeuwig genadeverbond met hen maken en eeuwiglijk onder hen wonen". En waar Ezechiël zijn arbeid verricht onder de baUingen te Babel kan aan deze opvatting recht van bestaan niet worden ontzegd. Datzelfde geldt ook voor andere Schriftwoorden, die we tegenkomen bij profeten, die gesproken hebben vóór de Babylonische ballingschap of tot het volk tijdens de ballingschap. Ik wijs dan op Jesaja 43 : 5 en 6 en Jeremia 23 : 7, 8.

In Jesaja 43 : 5, 6 zegt de Heere tot het verbannen volk: Vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen en Ik zal u verzamelen van den ondergang. Ik zal zeggen tot het noorden: eef; en tot het zuiden: oud niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der aarde".

En in Jeremia 23 : 7, 8 lezen we: Daarom, ziet de dagen komen, spreekt de Heere, dat zij niet meer zullen zeggen: o waarachtig als de Heere leeft. Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft opgevoerd. Maar: o waarachtig als de Heere leeft. Die het zaad van het huis Israels heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarheen Ik ze gedreven had! Want zij zullen wonen in hun land".

Anders staat het met Schriftwoorden, die gesproken zijn tot het reeds teruggekeerde volk. Ik denk dan in het bijzonder aan de profeet Zacharia en wel aan Zacharia 2 : 4b en 8 : 7, 8.

In Zacharia 2 : 4b staat: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het midden derzelve wezen zal". De kanttekenaren verstaan onder Jeruzalem de gehele wereld, waarin de algemene kerk zich zal uitstrekken. Kanttekening 14 luidt: Dat is, zonder muren, dewijl men de zeer grote menigte der mensen met geen muren zal kunnen omvangen, noch besluiten. Anders: eruzalem zal de dorpen bewonen; dat is, die van Jeruzalem zullen vanwege de menigte der mensen, ook in de dorpen zich metterwoon moeten begeven. Doch men moet dit verstaan gesproken te zijn van de grote menigte der mensen, die in Christus geloven en zich onder zijn geestelijk rijk begeven zouden, want de algemene kerk zou zich strekken door de ganse wereld; zie Jes. 54 : 1, 2, 3 en 60 : 4, 11". Door te verwijzen naar Jeremia 31 : 27 wordt door de kanttekenaren de conclusie getrokken dat in deze tekst onder mensen de Joden worden verstaan en onder de beesten de heidenen. Het lijkt mij dat hier met het noemen van mensen en beesten in één adem niet meer en niet minder is bedoeld dan aan te geven dat de beesten van zo grote betekenis voor het volksleven zijn dat er van een volksleven geen sprake kan zijn indien ook niet de beesten het land bevolken. Nergens worden heidenen in de Schrift in hun bestaan gelijkgesteld met beesten. Dat het in de inleving anders kan zijn, zoals we dat vinden bij Asaf: Ik ben een groot beest bij U", doet hieraan niet af. Is de bewoning van Jeruzalem en de bouw van dorpen, zoals de wijk Har-Homa de vervulling van de profetie? Ja, Jeruzalem wordt als een dorp bewoond, zonder muren en poorten. Maar weer vraag ik: aar is de boetvaardigheid voor God?

Vervolgens vraagt Zacharia 8 : 7, 8 de aandacht. "Alzo zegt de Heere der heirscharen: ie, Ik zal Mijn volk verlossen uit het land van de opgang en uit het land van de nedergang der zon. En Ik zal hen herwaarts brengen dat zij in het midden van Jeruzalem wonen zullen en zij zullen mij tot een volk zijn en Ik zal hun tot een God zijn in waarheid en in gerechtigheid". De kanttekenaren verklaren de zin van deze woorden als volgt: Ik zal mijn volk verzamelen en samenbrengen, door de predikatie van het heilig Evangelie van alle hoeken en kanten der ganse wereld". Deze verklaring kunnen we niet afwijzen, want daarmee zouden we tekort doen aan de geestelijk-typologische betekenis van deze woorden voor de kerk des Heeren van alle tijden, maar of we ze daartoe mogen beperken is een andere vraag. Deze Schriftwoorden kunnen kwalijk betrokken worden op de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Die terugkeer heeft immers reeds plaatsgehad. Om ze te betrekken op degenen die nog in Babel verkeren en nog zullen terugkeren, lijkt me wat ver gezocht. Er blijft niet veel anders over dan deze woorden te betrekken op een toekomstige wederkeer van het volk Israël tot het land Palestina. Maar het ging om de vraag of de huidige ontwikkelingen de vervulling van de Oud-Testamentische landbelofte te zien geven. Ik blijf dat op grond van eerdergenoemde overwegingen zeer discutabel vinden, zonder daarmee overigens te ontkennen dat er in het Oude Testament nog beloften liggen voor het volk van Israël, die op vervulling wachten. Zij blijven beminden om der vaderen wil. Deze uitdrukking brengt ons meteen bij de vraag of er in het Nieuwe Testament ook sprake is van de landbelofte.

De landbelofte in het Nieuwe Testament

Het meest aangehaalde hoofdstuk in het Nieuwe Testament voor wat betreft de landbelofte voor Israël is Romeinen 11. Ook uit dit hoofdstuk blijkt dat. waar de genadegiften en roeping Gods onberouwelijk zijn (vs. 29), de Heere Zijn volk niet heeft verstoten.

Romeinen 11 gaat in het bijzonder over een toekomstige bekering van de joden, of van het joodse volk. Niet zozeer om de landbelofte. Sommigen zien echter de vervulling van de landbelofte en de toekomstige bekering van het joodse volk in eikaars verlengde liggen. Met een beroep op Romeinen 11 : 29: Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk" wordt ook de belofte van het land daaronder begrepen. "Evenzeer als de belofte aan Abraham èn Christus onlosmakelijk bij elkaar horen, zo zijn dan ook deze belofte èn het land der belofte niet te scheiden", aldus drs. E.F. Vergunst in: ijn trouw aan Israël nooit gekrenkt, 1992, pag. 61 e.v. Onder de genadegiften valt ook het beloofde land, als teken van Gods verkiezing en genade, schrijft hij. Hij vervolgt: Er is nog een 'tegoed' dat nog vervuld zal worden, ook ten aanzien van de belofte van het land".

Dr. J. van Bruggen (Het lezen van de Bijbel, 1987, pag. 122) echter komt tot de conclusie dat Romeinen 11 : 25-32 geen steun geeft aan een henneneutiek (uitlegkunde) die wil komen tot een nationale uitleg van de profetieën die spreken over de toekomst van Gods Israël. Deze verzen geven, zegt hij, integendeel met vele andere gedeelten uit het Nieuwe én het Oude Testament steun aan een hermeneutiek, die er op wijst dat men bij de uitleg van de profetieën over Israels toekomst moet rekening houden met wat de Heere overigens heeft geopenbaard over de wijze waaiop Gods Israël in deze wereld wordt geformeerd. Dit leidt tot een niet-nationale uitleg. Van Bruggen wijst op een aantal punten, die een beroep op dit bijbelgedeelte voor een toekomstige bekering van het gehele Joodse volk, wankel maakt. Het "alzo zal geheel Israël zalig worden" (vers 26), wil volgens hem niet zeggen dat Israël in aansluiting op het binnengaan van de volken behouden zal worden, maar 'door middel van' hun binnengaan. Alzo, aldus zal geheel Israël zalig worden.

Van Bruggen is van mening, dat deze exegese gevolgen heeft voor de uitleg van profetieën die spreken over de toekomst van Gods Israël. Of zijn exegese van Romeinen 11, die leidt tot een niet-nationale uideg, ook gevolgen heeft voor de Oud-Testamentische profetieën, die de vervulling van de landbelofte bevatten, is niet geheel duidelijk. Het lijkt mij dat dat ook niet kan. De profetieën in het Oude Testament die gaan over de landbelofte, zijn er te concreet voor om deze alleen op een geestelijk-typologische wijze te verstaan als alleen betrekking hebbend op de christelijke gemeente uit joden en heidenen: het geestelijk Israël. M.i. hebben deze wel degelijk een 'letterlijk-eschatologische' betekenis, hoewel ik, zoals reeds opgemerkt, aarzelend ben om de conclusie van velen te onderschrijven dat de huidige ontwikkelingen in het land Israël duiden op de vervulling van de bijbelse profetie.

Ik wil dit artikel afsluiten met de opmerking dat naar mijn mening Romeinen 11 vooral gaat over een toekomstige bekering van Israël, zonder dat dit door de apostel Paulus wordt gekoppeld aan de vervulling van de landbelofte.

Hendrik Ido Ambacht,

ds. W. Silfhout.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

De landbelofte, opdracht of privilege

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1997

De Saambinder | 12 Pagina's