Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe denkt men over de dood?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe denkt men over de dood?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(SLOT).

En zij kruisigden Hem. (Mare. 15 : 25). Dit is het belangrijkste feit, dat ooit geschiedde. Hier zien we de onpeilbare liefde van Christus voor Zijn volk, Die als des Vaders knecht zich vrijwillig als een lam ter slachting liet leiden onder de hoon en spot van Jood en heiden. Hangende tussen twee moordenaars is Hij met misdadigers gerekend, uitgedaagd om af te komen van het kruis. En als Sions betalende Borg heeft Christus dat alles verdragen en is de dood ingegaan om Zijn volk uit de wrede kaken van de dood weer vrij te maken. De zonde, zijnde een bespotting van de deugden Gods, kon niet verzoend worden dan in een weg van spot en hoon, nederdalend op de Borg, Die zelf de eer Zijns Vaders gezocht had. Door Zijn lijden en sterven heeft Hij gerechtigheid verworven.

Als de Heere Jezus het „Het is volbracht" heeft uitgeroepen, betekent clat, dat de strijd is gestreden, clat het offer is volbracht, de satan is overwonnen en het heiligdom geopend. Het is de overwinningskreet, clie de hel doet sidderen en cle hemel doet jubelen. Luide heeft Hij verkondigd, dat Hij vrijwillig stierf, dat Zijn dood geen onmacht, maar een vrije daad is, dat Hij uit de troosteloze Godsverlating in verheven waardigheid gekomen is tot een zich met vreugde overgeven in de dood naar het lichaam en een zich de Vader bevelen naar de geest. Als Overwinnaar van cle satan is Hij ook Overwinnaar van de dood, uit welke Hij de prikkel wegneemt voor al de Zijnen, opdat de dood voor clat volk zou zijn een aneggen van de oude mens en een doorgang; tot het O O eeuwige leven. Gelukkig is cle mens, die zo het stervensuur mag afwachten door

cle kracht van Zijn dood. Op cle derde dag is Christus opgestaan uit cle doden. Eu nu is in Hem macht om op te wekken tot nieuw leven en waar Hij is, daar is cle opstanding en het leven. Waar geloof is in Hem, daar is ook leven, hetwelk alles de vrucht is van Zijn lijden, sterven en opstanding. Opstanding uit het graf der zonde, opwekking uit de doodstaat is alle mensen onmisbaar tot geestelijk en eeuwig leven. Dat leven zal zich openbaren in de vrucht, in ware vernedering des harten en verlichting van de kennis in het

aangezicht van Jezus Christus. Gods volk is ten nauwste door het geloof met Christus verenigd, één plant met Hem geworden zijnde in cle gelijkmaking Zijns doods, d.i. afgesneden van cle zonde en aan zichzelf. Gelijk Christus door de dood heen moest gaan naar Zijn verhoging, zo is ook cle weg van Gods volk door dc dood naar het leven. Sterven aan alles buiten Christus, geeft gegronde hoop op gelijkmaking Zijner opstanding tot een nieuw leven, om nimmermeer te komen in cle geestelijke doodstaat, om nimmermeer gemeenschap te hebben met de werken der duisternis, opdat men ook deel hebbe aan Christus in de opstanding des vleses ten jongsten dage. Christus nam Zijn kerk mee in cle dood en voerde haar in cle opstanding mede op uit het graf en komt clie weldaden toepassen en in hun hart verklaren door de werking van de Heilige Geest, tot hun onuitsprekelijke vertroosting.

Hier in dit leven valt de beslissing. Het sterven staat niet los van het leven. Stervensgena is niet los te maken van levensgeloof. Gods volk is in het geloof gestorven.

„Komt, wereldgroten; komt, zondeliefhebbers; komt, eigengerechtigen; komt, gerusten op Uw doop en belijdenis, mede naar het sterfbed dergenen, clie door het geloof leven mochten. Gij allen zult alleen staan, en clat.... voor de dood! Gij allen zult de Borg missen, Die met Zijn gerechtigheid alleen u dekken kan. Uw consciëntie zal knagen; uw opgesmukt geloof zal bezwijken. De hoop des huichelaars zal vergaan. De dood zal in al zijn verschrikkingen u aangrijpen. O, hoort toch; wordt met heilige jaloersheid bevangen op het voorrecht van Gods kinderen. Zij zijn in het geloof gestorven. Zij hebben geloofd, clat achter de dood de eeuwigheid ligt. Spot maar, atheïsten! Zeg maar: „er kwam nog nooit iemand terug." Neen, daartoe zijn zij niet verwaardigd, die hun tanden reeds knersen in het verderf; zomin als de rijke man het werd toegestaan. Leeft maar voort, onverschillig, alsof geen eeuwigheid komt. Uw ogen zullen bij de dood opengaan. Als het te laat is. Dan zal God spotten in uw verderf en lachen als uw vreze komt. Gods volk echter krijgt te geloven, clat volgen zal een eeuwig wel of een eeuwig kwalijk. Dat bond God op hun hart toen Hij ze toeriep: „Het is de mens eenmaal gezet te sterven en daarna het oordeel." O, zij kennen cle spottaal der goddelozen. In hun hart wonen die smaders wel, die het hun zo zeer benauwen kunnen. Maar nooit is het van hen weg te nemen, wat cle Heere eens in hun ziel afdrukte, het vaste geloof in de eeuwigheid. Vreze deed hen vluchten, toen Sinaï's donder over hen heenging. Maar ook dronken werden zij van blijdschap en hemelvreugd, toen de Heere voor hun geloofsoog de eeuwige heerlijkheid opende. Zij hebben een stad, welks Kunstenaar en Bouwmeester God is; zij hebben gehoord de jubelzang der verlosten voor Gods troon; zij hebben aanschouwd de heerlijkheid Gods en des Lams. Hoe zouden zij in het geloof sterven, indien deze zaken hun ziel vreemd waren? Zullen zij clan een onbekende God ontmoeten? Een vreemde hemel binnenkomen? Gevvisselijk neen! Hun geloof reikt tot de dag der opstanding, tot die dag, dat ook hun sterfelijk lichaam onsterfelijkheid zal aandoen. Begraaf of verbrand hen; geef hun lichamen het wild gedierte of de wateren der zee ten prooi, het doet niets af van de opstanding, die de zaligheid volmaken zal van clie allen, die in het geloof sterven, die eeuwig zullen leven. Want God is hun God; en Hij is niet een Gocl der doden, maar der levenden, " aldus ds. G. H. Kersten en op een andere plaats schrijft hij:

„Die stad wordt gebouwd en bevolkt.

Voor al Gods uitverkorenen zal zij ter woning zijn. Niet één meer komt er; niet één van hen zal achterblijven. Hier worden de levende stenen behouwen; boven zal geen hamerslag gehoord worden. Straks, als zij Gods raad hebben uitgediend, gaan de met bloed gekochten ter Godsstad in, om eenmaal ook met het verheerlijkte lichaam in deze stad te wonen, en ongestoord Gods gunst en gemeenschap te genieten.

Die stad is niet voor alle mensen. Zij is niet voor wie in eigen krachten wandelt. Ook voor die is een stad bereid; maar de stad van eeuwig verderf; waar Gods toorn brandt als het vuur, dat niet wordt uitgeblust; waar satan zal zijn met al zijn verdoemde engelen; waar alle goddelozen de tong zullen kauwen vanwege de pijn en God zullen lasteren dag en nacht; daar zal uw deel zijn indien ge sterft gelijk ge leeft.

Voor Gods volk zal dan gelden: „Wij zullen eeuwig bij de Heere zijn." Dan zal te niet gedaan worden al wat zonde is en ongerechtigheid; dan zal geen droefheid uw hart meer vervullen; geen donkerheid U meer bedekken. Komt, nog een weinig en wij zullen ingaan in cle stad, welks straat is van goud en die cle zon en de maan niet meer behoeft, want cle heerlijkheid Gods heeft ze verlicht en het Lam is haar kaars. Daar zullen inkomen zij, die geschreven zijn in het boek des levens des Lams! De stad, die fundamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God is."

EINDE.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1959

Daniel | 8 Pagina's

Hoe denkt men over de dood?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1959

Daniel | 8 Pagina's