Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RAPPORT NAAR ART. 41 K.O.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAPPORT NAAR ART. 41 K.O.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de scriba’s van onze kerkenraden ligt er voor iedere classisvergadermg de taak om een rapport naar art. 41 K.O. op te stellen.

Dit rapport bevat een verslag van het gemeentelijke leven. Na vaststelling en goedkeuring door de kerkenraad nemen de afgevaardigden dit verslag mee naar de classicale vergadenng.

In de loop van de classisvergadermg wordt het agendapunt: Verslagen naar art.41 K.O. aan de orde gesteld. De afgevaardigde ouderlingen van de classiskerken lezen het verslag voor dat door de scriba is opgesteld en door de kerkenraad is goedgekeurd. Met beleefde aandacht wordt het verslag aangehoord door de broeders afgevaardigden en, meestal zonder dat er nadere vragen worden gesteld, overhandigd aan de scriba van de classis om bewaard te worden. Naarmate het aantal gemeenten m een classis groter is, duurt de voorlezing van deze verslagen langer. Hier dreigt het gevaar van saaiheid en verveling en gebrek aan interesse. De rondvraag naar art. 41 K.O. is met het meest boeiende agendapunt. Bovendien gaat men niet graag m op de zaken van een andere gemeente uit vrees een bemoeial gevonden te worden en de voortgang van de vergadering der classis te belemmeren.

Na voorlezing van het verslag vraagt de preses of iemand van de afgevaardigden wil reageren met een vraag of een opmerking. Daar wordt weimg gebruik van gemaakt.

Kan het spannender?

Het is alleszins de moeite waard om daartegen het een en ander in te brengen. Het is niet de bedoeling van onze vaderen geweest de classicale vergadenngen te belasten met administratieve rompslomp en weinig belangwekkende zaken waardoor de spanning verdwijnt. Het is juist hun bedoeling geweest, dat ieder die m eigen gemeente op een beperkt gebied werkt, zich op regelmatige tijden kan bemoedigen en gestimuleerd worden door de liefde en de hulp van de classis, waartoe hij behoort.

In alle tijden en situaties is de hulp en de steun van de gezamenlijke ambtsdragers in de kerkelijke vergadering een belangrijke kracht voor de plaatselijke gemeente om opgewassen te zijn tegen eventuele plaatselijke moeilijkheden.

We hebben elkaar nodig om gehoorzaam te blijven aan het Woord van God.

De aanpassing aan plaatselijke toestanden en gewoonten en tradities kan de kerk afbrengen van het spoor der broederschap en gehoorzaamheid. Daarom is het elkaar op de hoogte brengen van de situatie in de plaatselijke gemeente een dringende eis. Vervolgens is het zo, dat bij de uitvoering van de taak van de kerk we elkaar kunnen helpen met ideeën en het zoeken van nieuwe wegen. De dynamiek van de kerk blijft door de rondvraag naar artikel 41 in de goede banen. We brengen aan elkaar over tot onderlinge opbouw wat we in onze plaatselijke kerken doen. We rekenen daarbij op de warme belangstelling der broeders en ook op hun kritische opmerkingen. Zo worden we opgescherpt m de liefde en gestimuleerd onze taak met ijver te doen. Dat zal ook de nodige gezonde spanning terugbrengen.

Nog een gedachte

De levendigheid in de behandeling van het verslag naar art.41 K.O. zou bevorderd kunnen worden door een terugkeer naar wat art.41 K.O letterlijk zegt:

Verder wordt door de preses onder meer aan de afgevaardigden gevraagd, of zij in hun kerken hun kerkenraadsvergaderingen houden, of de kerkelijke tucht wordt geoefend, of de armen verzorgd worden en of er iets is, waarin zij het oordeel en de hulp van de classis voor hun kerk behoeven.’ In plaats van het lezen van vooraf opgestelde rapporten zou deze taak door de preses zelf uitgevoerd kunnen worden doordat hij de vragen formuleert en de afgevaardigden naar beste weten en waarheid antwoorden. De preses heeft een zekere vrijheid. Vier dingen moet hij vragen: het houden van kerkenraadsvergaderingen, de verzorging van armen en scholen, de uitoefening van de kerkelijke tucht en of er oordeel of hulp van de classis nodig is voor de gemeente.

Er staat evenwel dat de preses onder meer aan de afgevaardigden vraagt. Deze vier dingen moet hij vragen, hij mag naar meer dingen vragen. Dat vraagt veel van een preses omdat er gemakkelijk oeverloze discussies over theoretische kwesties kunnen ontstaan.

Het moeten zaken en kwesties zijn die in de gemeente werkelijk aanwezig zijn. Het zal de aandacht en betrokkenheid van de vergadering wel bij de zaak houden. Nu komt het een enkele keer voor dat wanneer afgevaardigden hun schriftelijk verslag hebben vergeten, de preses handelt naar wat art 41 K.O. letterlijk zegt. Maar het wordt als een uitzondering en een afwijking gevoeld. Men hoort een schnftelijk verslag bij zich te hebben, terwijl de regel toch precies anders luidt. De regel gaat uit van een niet vooraf schriftelijk geformuleerd stuk.

Daar zijn ook nadelen verbonden aan een uitsluitend mondelinge behandeling. Er is minder objectiviteit, andere kerkenraadsleden uit een gemeente weten met wat hun afgevaardigde op de vergadering zegt.

Het mooie van dit art. 41 K.O. is dat de zaak van gemeenteopbouw al eeuwenlang op de agenda van iedere classis staat. De gemeenteopbouw kent de vier basiselementen waar de preses naar vraagt. Wat is de bedoeling daarvan?

Toezicht door de classis niet onbeperkt

De rondvraag naar artikel 41 K.O. is het toezicht dat de classis houdt op de kerken in haar ressort. Het is wijs om bij dit toezicht op twee dingen te letten. Het eerste is, dat dit toezicht niet onbeperkt is en zich met willekeung over van alles en nog wat uitstrekt. De classis mag zich niet gedragen als bemoeial. Daarom is de omschrijving van wat de preses vragen zal heel beperkt gehouden. Hij zal onder meer vragen of er kerkenraadsvergaderingen gehouden worden, of de kerkelijke tucht wordt geoefend en of de armen verzorgd worden. Deze drie worden uitdrukkelijk genoemd. Het zijn natuurlijk wezenlijke punten van het kerk-zijn, maar het zijn er wel weinig. Zo weinig dat er best iets meer gevraagd en meegedeeld kan worden.

Die korte opsomming laat enerzijds de vrijheid van de plaatselijke kerk m de uitoefening van haar taak en roeping zien. Anderzijds is het een correctie om vooral deze drie punten niet te veronachtzamen. Ik weet uit de praktijk van een gemeente, waar slechts eens in de vijf maanden kerkenraadsvergadering werd gehouden. Er was zo weinig te regelen en dat weinige kon wel onder elkaar geregeld worden. En hoe zeer is vandaag de dag de uitoefening van de kerkelijke tucht met een probleem, waar menige kerkenraad mee worstelt? Het is moeilijk om daar intensief mee bezig te zijn. Het gezond blijven van het lichaam van Christus kan vragen om handelingen en beslissingen, waartoe een kerkenraad heel moeilijk komt. Het is goed dat in de kring der broeders op de classis de uitoefening van de kerkelijke tucht aan de orde wordt gesteld. We moeten daarom met afwijzend staan tegenover dit toezicht.

Naar waarheid

In de rondvraag naar artikel 41 K.O. moeten we de zaken in de gemeente met rooskleuriger aan de broeders voorstellen dan ze zijn. Dat kan door bepaalde moeiten te verzwijgen en te bedekken. Bij openheid kan broederlijke vertroosting geboden worden en op wegen gewezen die men eerst met zag. Torenhoge plaatselijke problemen worden wat hanteerbaarder gemaakt als anderen de lasten blijken mee te dragen en de spanning kunnen afleiden.

Het is mij ook wel eens overkomen, dat ik bij de behandeling van dit agendapunt op de vergadering de gedachte voelde opkomen, als het allemaal waar is, wat hier getuigd wordt, dan staat het er wel heel luisterrijk voor met die kerk. Die gedachte heb ik snel verworpen. Er hoeft maar een vraag of een mededeling gedaan te worden en de dingen komen in het juiste licht. De onschatbare waarde van deze rondvraag blijkt zonneklaar in het samen zoeken en worstelen en elkaar bemoedigen in het leven der kerk van onze dagen.

Vermijd het in het rapport naar art. 41 K.O. om de loftrompet te steken over eigen kerk en hoe goed het wel gaat.

Toezicht door de classis is wederzijdse dienst

Dat is het tweede ding, waarop gelet moet worden bij het toezicht van de classis. Dat toezicht geschiedt door de in die classis vertegenwoordigde kerken gezamenlijk. Het is een wederzijds toezicht van de kerken op elkaar. Het gaat hier dus met om het toezicht door een hogere instantie, die met een bepaalde macht is bekleed over de verschillende kerken. Het is van belang hieraan aandacht te schenken.

In de grond van de zaak is de rondvraag naar artikel 41 K.O. een wederzijdse dienst, die de in de classis samengebrachte kerken aan elkaar bewijzen. Van dit toezicht op elkaar gaat ook een preventieve werking uit. Allerlei moeilijkheden kunnen zo voorkomen worden.

Er kunnen als wederzijdse dienst ideeën en zaken doorgegeven worden die slaagden in eigen gemeente waar andere kerken iets aan hebben. Een actie of de inkleding van een wijkavond of een ondenwerp ter behandeling op de kerkenraad.

Oordeel en hulp

Naast het element van het toezicht bevat de rondvraag naar artikel 41 K.O. het verkrijgen van een oordeel en hulp van de classis. Dat oordeel en die hulp kan van allerlei aard zijn. We kunnen denken aan stoffelijke en financiële hulp. Aan hulp bij een vacature. Aan kerkrechtelijke moeilijkheden of andere vragen, waarvoor de ambtsdragers zich geplaatst zien in de pastorale bearbeiding van de gemeente.

Het is belangrijk dat door gezamenlijke en rustige bespreking een classis zich een oordeel vormt over een haar voorgelegde kwestie. Dat is dienstig voor de opbouw van de kerk en de eenheid van gevoelen, die in onze verscheidenheid zo nodig is.

Bij onze grote verscheidenheid in het kerkelijke leven dreigt het gevaar dat de rondvraag naar artikel 41 K.O. een lege vorm wordt In het licht van het boven geschrevene komt het hele classicale samenkomen dan aan een zijden draad te hangen.

De classis is er niet alleen voor de administratie; ze is er om ons allen, ambtsdragers met verschelden gevoelens, tot overeenstemming te brengen en zo onze taak geheel te vervullen.

Het is belangrijk om te weten dat het grotere geheel van de kerk achter een bepaald beleid staat.

Er moet in een kerkenraad hard gewerkt worden aan verandering als er ten opzichte van de classis verkeerde gevoelens zijn zoals: we moeten telkens op het matje komen om verantwoording af te leggen over wat wij in onze kerk doen; er is altijd kritiek of commentaar, we voelen ons getolereerd maar dat er echte aandacht en liefde is merken we met.

Bij verschijning van dit nummer van Ambtelijk Contact zijn de voorjaarsvergaderingen van de classes al gehouden. Het zou mij benieuwen hoe u de rondvraag naar art.41 K.O. beleefde in deze vergaderingen. Ik hoop zeer dat die rondvraag de kerken gebouwd heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

RAPPORT NAAR ART. 41 K.O.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's