Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE KUN JE DE CONSISTENTIE IN PASTORAAL BELEID BEVORDEREN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE KUN JE DE CONSISTENTIE IN PASTORAAL BELEID BEVORDEREN?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie van Ambtelijk Contact legde bovengenoemde vraag bij mij op tafel.

We bekijken eerst even de vraagstelling. Volgens Van Dale betekent consistentie:

1. samenhang, dichtheid; lijvigheid (van vloeistoffen); stevigheid, duurzaamheid;

2. het zichzelf-gelijkblijven.

Voorts: een kerkeraad voert een pastoraal beleid in ethische zaken en in de ambtelijke bearbeiding van de gemeente. De grote vraag is nu: hoe kun je bevorderen dat dit beleid stevig is en niet gewijzigd behoeft te worden?

Bij voorbaat stel ik al dat de beantwoording van het aan de orde gestelde verre van eenvoudig is.

Ook wij als kerken kennen diverse ethische problemen. Om te beginnen het ongehuwd samenwonen, door Bucer genoemd het onordelijk huwelijk.

Nu mag het een feit zijn dat dit samenwonen bij ons overwegend voorkomt bij die doopleden die min of meer aan de rand van het kerkelijke leven staan. We kunnen er echter van uitgaan dat dit gegeven zal oprukken. Waarom? Omdat door vele andere kerkgemeenschappen deze levensvorm als normaal aanvaard wordt en omdat het moderne denken beslist niet aan de deuren van onze kerken voorbijgaat.

Als het goed is, heeft elke kerkeraad in dezen een beleid uitgestippeld.

Dit beleid zal evenwel stevig in elkaar moeten zitten. Het mag niet gelijken op een

bouwvallig huis. Het dient allerlei kritiek en spervuur te kunnen weerstaan. Het moet ook niet steeds aangepast worden. In dit beleid moet de opstelling van de grote en goede Herder doorzichtig zijn. Dan is het een echt pastoraal beleid dat automatisch de geestelijke welstand van de desbetreffende schapen op het oog heeft.

Hoe kunnen we de consistentie bevorderen? Door ons beleid te laten bepalen door de Heilige Schrift als het enige en vaste fundament!

Zeker, we hebben voor de aangesneden materie geen directe teksten. De Bijbel is trouwens ook geen woordenboek. We zullen het Woord moeten onderzoeken in zijn geheelheid en trachten te verstaan wat de wil van de Here is.

Gelukkig kunnen we beschikken over verantwoorde lectuur. Het is dan wel zaak dat we als (smalle) kerkeraad van de pennevruchten goede nota nemen.

Niet minder verstandig is het dat we ons met andere classiskerken grondig bezinnen en zo naar Col. 3:16 elkaar in alle wijsheid leren.

Nauw aan voornoemde zaak verbonden valt vervolgens te denken aan het verzoek van samenwonenden om hun huwelijk kerkelijk te bevestigen.

Onze Kerkorde kent daarvoor in artikel 70 geen bepalingen.

Toch hebben diverse kerkeraden hun beleid hierin bepaald en dat aan de gemeente via een rondzendschrijven of brochure kenbaar gemaakt.

Wat blijkt o.a.? Dat er in ons landelijk kerkelijke leven geen uniformiteit bestaat. Er zijn kerkeraden die de kerkelijke bevestiging categorisch afwijzen. Anderen staan haar toe na afgelegde schuldbelijdenis met de daaraan verbonden voorwaarde van een x aantal weken gescheiden wonen. Er zijn ook kerkeraden die heel sterk opereren vanuit een dankbaarheidsmotief dat de twee jonge mensen hun liefde die hen deed samenwonen, nu in de officiële openbaarheid willen bekrachtigen, ook voor Gods aangezicht in het midden van Zijn gemeente. En zo zijn er nog diverse mengvormen te noemen.

Nu gaat het in dit artikel niet om een principiële behandeling van de onderhavige materie. Wel willen we beklemtonen dat elk beleid een pastoraal beleid moet zijn, dus bijbels verantwoord. Gezien de gevarieerdheid in beleid kan dit moeilijk volmondig worden bevestigd. Daarom pleit ik ervoor dat wij ons als kerken in haar totaliteit met deze problematiek gaan bezighouden.

Als voorbeeld kan dan gedacht worden aan het studierapport van de particuliere synode van het Oosten inzake de homofilie. Door de generale synode van 1986 werd dit rapport weliswaar niet als een kerkelijke uitspraak, maar als een pastorale handleiding voor kerkeraden en kerkleden ter beschikking gesteld (Acta, art. 126). Ook zo kan de consistentie in pastoraal beleid bevorderd worden.

Als derde ethisch aandachtspunt noemen we de echtscheiding. Ook deze werkelijkheid dringt al meer in ons kerkelijke leven door. Regelmatig hoor je dat ook kerkelijk bevestigde huwelijken worden beëindigd.

In de Acta van de synode van Rotterdam 1959 (zie art. 100) vinden we een rapport over de kerkelijke houding inzake echtscheiding en tweede huwelijk. De bepalingen onder art. 70 K.O. vermelden de genomen synodale besluiten.

Voor ons doel valt te noteren dat wordt uitgesproken dat echtscheiding op grand van overspel, hoewel niet geboden, zeker geoorloofd is (sub 4b). Voorts registeren we dat de gelovige de verlating door de ongelovige party niet ten koste van alles behoeft te verhinderen (sub 4c).

De overheid kent slechts één echtscheidingsgrond: duurzame ontwrichting. Maar, aldus de synode: “In de regel zal de kerk de beslissing van de overheid in echtscheidingsgevallen erkennen, althans zeker voor wat de rechtsgevolgen daarvan betreft; niettemin behoudt de kerk het recht tot een eigen oordeel over zulk een echtscheiding” (sub 4a). En onder 4g lezen we: “op de schuldige partij(en) dient de kerkelijke tucht te worden toegepast”.

Nu zullen we de consistentie van de bepalingen onder art. 70 K.O. op geen enkele wijze kunnen aanvechten. De synode van 1959 trok bijbelse lijnen. Terecht kan gesteld worden dat de consistentie bevorderd wordt als de bepalingen correct worden uitgevoerd. Daarmee wordt dan tegelijk naar anderen een waarschuwingssignaal afgegeven.

We zitten evenwel met een grate problematiek: niet in alle gevallen hebben we te doen met overspel of kwaadwillige verlating. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij je in gemoede denkt aan Mozes die met het oog op de hardheid van het hart als noodmaatregel toestond de vrouwen weg te zenden. Bovendien zit je ook meer dan eens met de aanwijzing van de schuldige partij: acties kunnen toch reacties oproepen? Niet voor niets laat de bepaling in art. 70 sub 4g de mogelijkheid open van twee schuldige partijen. In ieder geval zal een smalle kerkeraad random de echtscheiding van belijdende leden iets moeten doen. Wanneer de schuldvraag niet duidelijk is, zal op zijn minst de eerstkomende avondmaalsviering aan beiden met klem ontraden moeten worden en dat met het oog op de heiligheid van de tafel. Afhouding mag niet plaatsvinden, daar dit een tuchtmaatregel is die toegepast wordt bij duidelijk gebleken en constante zonden met, bij verdere volharding, uitsluiting van het Koninkrijk der hemelen.

Wat is in echtscheidingszaken heel belangrijk? Dat zowel voor als na de echtscheiding gewerkt wordt aan de consistentie van het christelijk huwelijk door uitvoering te geven een punt 10 van het synodaal besluit 1959: “de kerk zal moeten wijzen op de noodzakelijkheid van bekering t.o.v. datgene wat het huwelijk heeft ontwricht of dreigt te ontwrichten, opdat er verzoening tot stand kome; de kerk zij verkondigster van de vergevende liefde Gods in en door Jezus Christus en van de mogelijkheid van huwelijksherstel door de vernieuwende kracht van Gods Geest en genade; pastorale bearbeiding en adviezen kunnen hier, onder Gods zegen, leiden tot herstel van gebroken verhoudingen”. Terecht besloot de Rotterdamse synode ter bevordering van de consistentie van het christelijk huwelijk te wijzen op de dringende noodzaak van pastorale voorlichting inzake sexuele- en huwelijksproblemen, waaraan in prediking, catechese en pastoraat niet kan en mag worden voorbijgegaan (Acta 1959, art. 100).

We gaan ons nu op een ander terrein bewegen en wel op dat van de gemeentelijke bearbeiding. Ook ten aanzien van dit gegeven kiezen we uit veel dat genoemd zou kunnen worden.

Pastoraat dient niet enkel door de predikant te worden uitgeoefend maar ook door de ouderling. Zijn taak is om naar de wijkschapen van zijn kudde om te zien. Dit omzien kan ontdekkend zijn, bestraffend, waarschuwend, appellerend maar ook vertroostend, helpend, bemoedigend, versterkend en lokkend.

Het is een feit dat de gemeenteleden op een bepaalde manier tegen het huisbezoek aankijken, ook op grand van opgedane ervaringen. Niet altijd is hun kritiek onterecht en terecht.

Als ouderlingen zullen we er zorg voor moeten dragen dat de papieren van het huisbezoek hoog genoteerd staan. Je bevordert de bijbelse stevigheid van het huisbezoek door werkelijk op het huisbezoek pastoraal werkzaam te zijn: je trekt na waar je schapen geestelijk gelegerd liggen en je poogt vanuit de Schrift leiding en voeding te geven. Het is b.v. onjuist als veel tijd besteed wordt aan koetjes en kalfjes en wanneer alledaagse zaken losgekoppeld worden van de redelijke eredienst uit Romeinen 12:2.

In diverse gemeenten is het de gewoonte dat de ouderling alleen op huisbezoek gaat.

Aan deze methode zitten vele voordelen, maar ook diverse nadelen. Om maar één ding le noemen: je wordt door je medebroeder niet gecorrigeerd.

Hoe kunnen we verder de consistentie van het huisbezoek bevorderen? Door allereerst heel kritisch naar ons eigen werk te kijken. Vervolgens moet op een vergadering van de smalle kerkeraad van tijd tot tijd heel nadrukkelijk over dit pastoraat gesproken worden. Naast een stuk theorie geve men via voorbeelden concrete aandacht aan het huisbezoek-in-de-praktijk.

Ook door de predikant wordt aan pastoraat gedaan en wel op allerlei wijze en in allerlei situaties.

Volgens art. 23 van de K.O. behoort het tot de ambtelijke opdracht van de ouderlingen erop toe te zien dat de dienaren hun ambt getrouw waarnemen.

Op kerkvisitatie wordt naar de visie van de ouderlingen op het werk van hun predikant omstandig gevraagd (bijlage 25 K.O., sub I, 5-9). Natuurlijk kunnen deze vragen eigenlijk alleen maar beantwoord worden als het college van ouderlingen met zijn predikant nu en dan over zijn pastoraat van gedachten wisselt.

Vanzelfsprekend dient dit te geschieden in een geest van ambtelijke verbondenheid en in het zich gezamenlijk voor elkaar en voor de gemeente verantwoordelijk weten. In een sfeer van herkenbare liefde zullen dan ook de opbouwende kritische opmerkingen in dankbaarheid worden afgenomen, hoe kwetsbaar een predikant ook kan zijn.

Zo’n gesprek kan een pastor slechts stimuleren en de consistentie van zijn in- en uitgaan bevorderen.

Na verloop van korte of lange tijd wordt de gemeente vacant. In vele gevallen is door de predikant op de desbetreffende gemeente een Stempel gedrukt.

Het is mogelijk dat het gevoerde pastorale beleid in prediking eenzijdig was. Om maar twee voorbeelden te kiezen: de gemeentebeschouwing kan in de praktijk idealistisch geweest zijn of er werd eerder van de tafel des Heren afgehouden dan daamaar gelokt. Wat zou nu van de kerkeraad verstandig zijn en getuigen van wijs pastoraal beleid? Als hij de toch aangetaste consistentie van gemeentevisie en avondmaalsgang via het beroepingswerk op het bijbelse niveau tracht te brengen en aldus bevordert.

Het is ook denkbaar dat de gemeente bij alle lek en gebrek voluit schriftuurlijk/confessioneel werd opgevoed. In dit geval moet dan gestaan worden naar continuering van het gevoerde predikantsbeleid. Op deze wijze wordt de consistentie alleen maar bevorderd, begunstigd.

Als rondreizend predikant kom je in aanraking met de liturgische verscheidenheid in ons kerkelijke leven.

Ook in liturgische zaken heeft elke kerkeraad een beleid te voeren dat voor het aangezicht van de HERE God verantwoord is.

Dat verplicht ons na te trekken of ons liturgisch bezig-zijn op een bijbels fundament Staat.

Nooit ofte nimmer mogen we opereren vanuit de gedachte dat een gewoonte alleen daarom al goed is omdat zij eeuwenoud is. Evenmin stellen we dat het oude per definitie fout is en het nieuwe goed.

Als brede kerkeraad moeten we ons beijveren al meer bijbelse stevigheid te leggen onder de door ons gevolgde liturgie. Dit zou dan best kunnen uitlopen op een wijziging in een bepaald liturgisch onderdeel. Ook zo bevorderen wij de consistentie in pastoraal beleid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HOE KUN JE DE CONSISTENTIE IN PASTORAAL BELEID BEVORDEREN?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's