Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Petrus Dathenus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus Dathenus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(10.)

In Sleeswijk aangekomen vestigde Datheen zich in het plaatsje Husum onder de schuilnaam Petrus Montanus. Volgens hem zelf is vrees voor de vijandige gezindheid der Lutherse overheid aanleiding geweest tot deze naamsverandering. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, nam hij de uitoefening der geneeskunst ter hand. Reeds in zijn jeugd had hij zich daarop toegelegd. Ook zijn gezin liet hij uit Frankenthal naar Husum overkomen.

Hij woonde nog niet lang in Husum, toen hij werd aangetast door een ernstige krankheid. Tijdens deze ziekte kwam hij in aanraking met een zekere Chunradus, een volgeling van de secte der David-Joristen. Onder invloed van deze man is Datheen min of meer onder de bekoring van diens leer gekomen.

Gelukkig is dit maar van korte duur geweest. Want toen hij tot rustig nadenken kwam over alles wat Chunradus hem had voorgehouden, maakte de twijfel weer plaats voor vastheid van overtuiging. Vooral door de lezing van het „Wonderboek" kreeg hij inzicht in het verderfelijke van de David-Joristische leer. Weldra deden in Holland de wildste geruchten over Datheen de ronde. En zo als ook nu vaak het geval is, waren deze geruchten sterk overdreven. Toch is het begrijpelijk, dat de Delftse predikanten zeer ontroerd waren, over alles wat zij van hun vroegere ambtsgenoot hoorden. Daarom droegen zij aan Arnoldus Cornelissen op, bij Datheen te informeren, in hoeverre deze geruchten waarheid bevatten. 29 April 1586 schreef hij hem een lange brief, waarin Cornelissen er bij Datheen met klem op aandringt, nu onomwonden te kennen te geven hoe het met hem stond. In de zomer zal er een Generale Synode worden gehouden en de predikanten zouden gaarne zien, dat er dan een antwoord van Datheen ter tafel was. Nog liever zouden ze Datheen daar persoonlijk zien verschijnen. Aan dit verzoek heeft hij echter niet voldaan.

Spoedig na het schrijven van Cornelissen kwam de Synode in Den Haag bijeen. De meeste predikanten, die daar aanwezig waren, kenden Datheen persoonlijk en het spreekt dus vanzelf, dat deze vergadering gaarne alle pogingen in het werk wilde stellen, om in de zaak-Datheen klaarheid te brengen en hem, zo mogelijk voor de kerken te behouden. Dat het hun werkelijk ernst was, blijkt wel hieruit, dat Ds Pezelius en Ds Gerobulus benoemd werden, om persoonlijk met Datheen te gaan spreken. Inmiddels was Datheen verhuisd van Husum naar Staden. Het gemeentebestuur van deze plaats bood hem de betrekking van stadsdokter aan. Doch Datheen weigerde, omdat een jong geneesheer ook naar deze betrekking had gesolliciteerd en hij hem graag deze benoeming gunde. Later heeft Datheen toch dit ambt aanvaard.

Weldra maakten Ds Gerobulus en Ds Pezelius zich gereed om de tocht naar Staden te aanvaarden. In Bremen ontmoetten zij Ds Menso Alting, die vroeger gelijk met Datheen predikant te Heidelberg was geweest. Zij verzochten hem dan ook, zich bij hen te willen aansluiten, waaraan Alting gaarne gehoor gaf. In Staden aangekomen, begaven zij zich direct naar de woning van Datheen.

Na de begroeting vertelden zij hem, dat zij een onderhoud met hem wensten, waarvoor zij hem verzochten tijd en plaats té willen bepalen. Datheen schrok van dit onverwacht bezoek en was kennelijk onder de indruk van het wedei'Zien van deze oude bekenden. Doch d, e afgevaardigden op hun beurt waren ook verbaasd, toen zij zagen hoe zijn lichaamskrachten waren afgenomen en zijn stem zwakker was geworden, 't Is te begrijpen, dat Datheen zeer verlangend was de reden van hun komst te weten. Daarom bracht hij zijn bezoekers naaide binnenkamer en vroeg hun waarom zij hem kwamen bezoeken. Eerst tonen Gerobulus en Pezelius hem het schrijven van de Synode, waarop Datheen met bevende stem vraagt: „Wat is er dan toch? "

Eerlijk en openhartig vertelt Gerobulus nu aan Datheen welke de last der Synode is en dat er in het vaderland zulke ernstige geruchten van hem in omloop zijn. „Leg nu eens eerlijk uw gevoelens bloot", zo dringen cle afgevaardigden bij Datheen aan. Datheen betuigt zijn dank voor de goede zorgen van de Synode en dat hij eerlijk de zaken wil uiteen zetten. „Ik ben, " zo zegt Datheen, „met Chunradus in gemeenschap getreden ten opzichte van enige natuurverborgenheden en samen hebben wij enkele natuur-en geneeskundige vraagstukken besproken. Ook hebben wij wel eens gesproken over theologische onderwerpen, speciaal over de opstanding des vlezes. Ook heb ik mij het „Wonderboek" van Chunradus laten brengen. Doch toen ik daar nog maar drie bladzijden in gelezen had, kreeg ik reeds een afkeer van dat mengelmoes, waaraan alle merg en grond ontbrak.

„Ik weet, dat Chunradus allerlei geruchten van mij Verspreid heeft. Daarom ben ik tenslotte uit Husum vertrokken, om zo van hem af te komen."

Daarna vertelt Datheen aan de afgevaardigden van zijn wederwaardigheden in Nederland en in Noord-Duitsland: dat hem drie dagen voor zijn bevrijding uit de gevangenis, bij de maaltijd vergif was toegediend, dat hij echter door tegengif onschadelijk had kunnen maken; dat hij te Husum door een pestaardige koorts was aangetast; dat hem te Staden de betrekking van stadsgeneesheer was aangeboden, welke betrekking hij nu sinds een jaar bekleedde; dat hij zijn naam in die van Montanus had veranderd uit vrees voor de felle Lutheranen. Eindelijk verklaarde hij, zich te zwak te gevoelen om voortaan in de heilige bediening werkzaam te zijn, maar dat hij, door Gods genade, wenste te volharden bij die geloofsbelijdenis, welke hij zoveel jaren in de kerk had geleerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1952

Daniel | 12 Pagina's

Petrus Dathenus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1952

Daniel | 12 Pagina's