Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie zal het zinnen ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie zal het zinnen ?

kort verhaal door mej. J. W. van den Berg

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De duivel

Het is stil, heel stil in het Paradijs, de prachtige hof van Eden, maar dan: , , Eva, is het ook dat God gezegd heeft: Gij zult niet eten van alle boom deze hofs? " Eva schudt het hoofd, de duivel houdt de adem in. Wie zou het winnen?

Farao

Het is stil, heel stil in de troonzaal van Farao, maar dan: „Alzo zegt de Heere: „Laat Mijn volk trekken". Farao schudt het hoofd. De tovenaars houden de adem in. Wie zou het winnen?

De stadhouders

Het is stil, heel stil voor en rondom de troon van Darius, maar dan: „Daniël, uw God, Die gij gedurig eert, Die verlosse u". De stadhouders houden de adem in. Wie zou het winnen?

Pilatus

Het is stil, heel stil voor het rechthuis van Pilatus, maar dan: , Wien wilt ge dat ik u zal loslaten, Jezus of Barabbas? " Pilatus houdt de adem in. Wie zou het winnen?

Marius

Het is stil, heel stil in de grote arena te Rome. Marius, de jonge christen mag zich verdedigen. Met opgeheven zwaard en biddend hart wacht hij de aanval der rondsluipende leeuwen af. De toeschouwers houden de adem in. Wie zou het winnen?

Wendelmoed

Het is stil, heel stil op het grote marktplein. Op het schavot, hoog boven de mensen staat Wendelmoed, de jonge christin. Achter haar staat de beul, vóór haar heft een priester hoog het kruis. Wendelmoed schudt het hoofd. De menigte houdt de adem in. Wie zou het winnen?

Galina

Het is stil, heel stil op de appèlplaats van het grote strafkamp. Op het hoge podium staat Galina. „Vervloekje God of....!" Galina schudt het hoofd. De bewaker heft zijn zweep. De gevangenen houden hun adem in. Wie zou het winnen?

Ajax-Feijenoord

Het is stil, heel stil in de oude Maartenskerk. De dominee is aan zijn laatste punt bezig. „Gemeente, bent u bereid? Meisjes en jongens, zijn jullie bereid? Als Christus op dit moment zou komen, zoudt u, zouden jullie Hem dan welkom heten? ”

Op de galerij, helemaal achteraan, kijkt Jaap Geluk geeuwend op zijn horloge. Pff, wat duurt het weer lang vanmorgen. O, gelukkig de toepassing! Even houdt de rustige, prettige stem van de predikant hem gevangen. „De Heere roept en klopt: Doe Mij open. Maar de duivel roept en klopt ook. Gemeente, meisjes, jongens: Wie zou het winnen? Jaaps gedachten dwalen weer af. Winnen? Ha, woensdagavond: Ajax-Feijnoord! Hij gaat er heen natuurlijk. Niet naar Rotterdam, maar naar de t.v. „Je komt toch kijken hè? " had Jeroen gevraagd. Even fronst Jaap z'n wenkbrauwen. Vader en moeder vinden het niet goed dat hij zoveel met Jeroen omgaat. „Er is toch wel een jongen van onze richting in je klas", hadden ze gezegd. Poe, 't mocht wat. Hij is de enige die naar de kerk gaat. Jeroen doet nergens aan. Maar vooruit, daar is genoeg over gezeurd. Aan 't begin van het kursusjaar was Jeroen naast hem komen zitten. „Jij kijkt me wel geschikt", had hij gegrinnikt, , , 's Kijken of ik het een jaar volhoud naast jou". Nou, 't klikte meteen. Jeroen keek wel vreemd op toen hij na 'n paar weken merkte dat hij naar de kerk ging. „Ben jij zo'n fijne? " had hij wat wantrouwend gevraagd, „nooit wat van gemerkt". Als Jaap zo ver is in zijn gedachten, schrikt hij op. De man voor hem gaat staan. Hè? O ja, danken!

Ik kan wel op mezelf passen

„Ik ga hoor". Jaap steekt zijn hoofd even om de kamerdeur. Moeder wil net een kopje koffie inschenken. Even treft Jaap de gezellige sfeer in de kamer. Het lichtje onder de koffiepot, vader met z'n pijp en de krant, Marieke opgekruld op de bank met een boek, Gert achter het orgel, het breiwerk van moeder naast haar stoel. Jeroen is bijna altijd alleen. Z'n vader is

veel op zakenreizen naar het buitenland en z'n moeder werkt overdag en is 's avonds bijna nooit thuis. Hij had Jeroen, toen hij hem pas kende een paar keer mee naar huis genomen. Maar dat was geen sukses. Jeroen was het zo anders gewend. , , Je hebt best een aardige moeder en je vader is ook niet ongeschikt, maar ik zou 't bij jullie echt niet uithouden", had hij gezegd. Even had Jaap toen de gedachte bij zich voelen opkomen om de pas aangeknoopte vriendschap met Jeroen te verbreken, maar hij had niet doorgezet. En langzaam, heel langzaam was hij in de ban gekomen van het vrije leven dat Jeroen leidde. Doen waar je zelf zin in hebt, werd z'n ideaal.

„Op tijd thuis hoor", zegt vader, over z'n krant heenkijkend. Met de steel van z'n pijp wijst hij naar de klok. Jaap wordt ineens onredelijk kwaad. „Dat gezanik altijd", valt hij uit. , , 'k Ben bijna vijftien jaar, ik kan heus wel op mezelf passen. Jullie zijn zo hopeloos ouderwets". Met een klap trekt hij de kamerdeur dicht. De buitendeur moet het ook ontgelden. „Jaap is zo veranderd", zucht moeder. „Ik wou maar dat hij die Jeroen liet schieten". Vader legt de krant en z'n pijp neer. „Ik heb van morgen voor hij naar school ging weer met hem gepraat. „Waarom is Jeroen nooit meer geweest? " vroeg ik hem. Hij draaide er wat omheen, maar ik begrijp heel goed dat zo'n jongen zich bij ons niet thuis voelt. Ik zei: „Jaap, je krijgt vanavond nog toestemming om naar Jeroen te gaan, maar dan moet het afgelopen zijn. Jij bent in die paar maanden dat je met hem omgang hebt, erg veranderd. Het leven dat Jeroen leidt, trekt jou aan alle kanten. Denk je dat ik dat niet begrijp? Vecht er tegen jongen. In je hart weet je dat je verkeerd doet. Laat de duivel het niet winnen, ga met die verkeerde begeerte naar de Heere toe. Geef Hem je hart, kerel". Even dacht ik dat ik een gevoelige snaar had aangeraakt. Maar hij gaf zich niet bloot, , , 'k Moet naar school, pa. Dag hoor". Meneer Geluk zucht nu ook. „Ik heb er vandaag niet meer over gesproken toen ik thuiskwam. Hij zat boven z'n huiswerk te maken. Maar zoals hij reageerde op mijn: „Op tijd thuis Jaap", merk ik dat die gevoelige snaar niet lang getrild heeft. Op de zaak hoorde ik vanmiddag dat er een of andere belangrijke voetbalwedstrijd op de t.v. is. Daar zal hij zich zeker aan vergapen. Ik wou daar nu niet over beginnen. Ik ben bang dat ik dan helemaal niet meer met hem kan praten.

De wedstrijd

Jaap geniet! Niet zoals Jeroen, die onderuitgezakt in een gemakkelijke stoel het voetbalgebeuren tamelijk nuchter meebeleeft. Nee, Jaap zit op het puntje van z'n stoel, z'n ogen als vastgeklonken aan het scherm. Bij een heihard schot houdt hij zijn adem in en laat die pas ontsnappen als de bal buitenspel rolt. Bij een doelpunt schreeuwt hij net zo hard als de Feyenoordsupporters. In de pauze schenkt Jeroen een biertje in. „Hier joh, je zult wel een droge keel hebben”.

Spoorloos

Het is stil, heel stil in het huis van de familie Geluk. Dat is geen wonder. Het is midden in de nacht. Iedereen is in diepe rust. Iedereen? Nee, meneer en mevrouw Geluk zijn klaarwakker. Grote zorgen over Jaap houden hen uit de slaap. Jaap is weg, spoorloos verdwenen. Nee, niet na die woensdagavond, toen hij zo nijdig de deur achter zich dichtsmeet. Dat is al weer een paar weken geleden. Hij was prompt half elf thuis. Vader die van plan was geweest eens rustig met hem te praten, moest dat plannetje opgeven. Jaap was ziek, zo ziek als een hond. Drie biertjes en een paar glazen sherry waren daarvan de oorzaak. Voor de zoveelste keer bespreken vader en moeder die vreselijke weken die volgden op de voetbalwoensdag, 't Was de eerste zondag na die bewuste woensdagavond. „Jaap, er uit jó, 't is tijd!" Een gegrom was het enige antwoord geweest. Hij ging niet mee naar de kerk. 's Middags was hij de deur uitgeglipt en 's avonds laat pas teruggekomen. Het was van kwaad tot erger gegaan. Er was geen land met hem te bezeilen. Vriendelijk zijn tegen hem? Het hielp niet. Boos worden? Hij trok er zich niets van aan. De tranen van moeder en Marieke, de verwijten van vader en Gert? Ze interesseerden hem niet. „Ik ben 't zat aan de leiband te lopen. Dit mag niet en zus kan niet. Dat is van de duivel en zó wil de Heere. Ik wil vrij zijn net als Jeroen. Wat zegt u? Bereid zijn? Waarom? Omdat de dominee het zegt soms? Laat die maar voor z'n eigen volkje preken. Ik houd het voor gezien!" En nu is hij weg, spoorloos verdwenen. Bij Jeroen is hij niet, die wist van niks, zei hij. De politie is op de hoogte gesteld. „Ja meneer, we zullen ons best doen. Bijna vijftien? Blond haar en bruine ogen? Eén meter vijf en zeventig lang? Beige ribfluwelen broek, bruine schoenen en een donkerrode trui? Geen bijzondere kenmerken? Weet u waarom hij is weg-

gelopen? Goed, u hoort van ons". Meneer en mevrouw Geluk vouwen hun handen. De duivel houdt de adem in. Wie zou het winnen?

Het JAC

Achter een hek met zwarte, bijna afwerend uitziende ijzeren spijlen, staat een huis. Een paar ramen met verveloze kozijnen en een dito deur, duiden de voorkant aan. Tegen de muur staan een paar fietsen. Tussen één van de ramen en de deur hangt een bord. Er staan letters op, hoofdletters. J.A.C. Jongeren adviescentrum, 't Is geen groot huis. In één van de kamers staan een oud buro, twee fauteuils die hun beste tijd gehad hebben, een wankele tafel en een bank. In één van de stoelen zit een jongen van een jaaf of vijftien. In z'n beige broek zit een flinke winkelhaak en de linkermouw van z'n donkerrode trui is gerafeld. Achter het buro zetelt een alternatief figuur. Aan de stem te horen een vrouw. Ze maakt druk aantekeningen op een kladblok. Vanuit de aangrenzende kamer dreunt popmuziek. „Je kon het dus thuis niet meer uithouden. Je hebt bezwaar tegen de christelijke opvoeding daar.. Ja, ja". Haar pen gaat razendsnel over het papier. „Je bent hier natuurlijk welkom. Niemand krijgt je hier zonder onze toestemming vandaan. Opbellen naar huis om te zeggen dat je bij ons bent, raad ik je sterk af. Jij hebt gekozen, dat moeten je ouders vanzelfsprekend aanvaarden. Eh.... weet iemand dat je hier zit? " De jongen aarzelt even. „M'n vriend Jeroen de Waal misschien. Ik heb het er wel eens met hem over gehad. Als ik wegloop, zei ik, dan ga ik naar het JAC”.

Advies

Het is stil, heel stil in het huis achter het hek met de ijzeren spijlen. De verveloze deur staat wagenwijd open, de fietsen zijn verdwenen. In de kamer met het buro en de oude fauteuils ligt Jaap in een diepe slaap op de bank. Naast hem op de grond staan vier lege bierflesjes. De andere kamer was vol. „Jij kunt vannacht wel hier slapen", had het meisje dat hem te woord stond, gezegd. Ze had gezien hoe hij terugschrok voor de bende in de andere kamer. Keiharde muziek, gevloek, geschreeuw kwam hem tegemoet. „Ga terug Jaap, als je hier eenmaal in terechtkomt, ben je verloren", zei een stem in z'n hart. „Jij wilt je zogenaamde moeilijkheden ontvluchten, je rolt er hier middenin. Het heet hier wel J.A.C. Jongeren adviescentrum, maar het advies, de raad die ze je geven is de slechtste die je kunt krijgen. Die gaat dwars tegen alle gezag in, dwars tegen Gods Woord, dwars tegen Gods gebod in. Ga terug naar huis. Je vader en moeder zullen je met open armen ontvangen. Bel in ieder geval op, zodat ze weten waar je bent. Kijk eens om je heen, luister eens naar de gesprekken, naar de taal die hier uitgeslagen wordt. Voor je het weet, doe je er aan mee! Toe Jaap, ga terug!" Maar een andere stem ging daar regelrecht tegenin: „Terug? Naar dat enge bekrompen leven thuis? Hier heb je nou de vrijheid waar je naar verlangde. Hier kun je doen watje wilt. Hier kun je je uitleven". En hij was gebleven, hij had meegevloekt en meegedronken. Wie zou het winnen? 't Antwoord op deze vraag lijkt niet zo moeilijk.

Wie zou het winnen?

„En? ” vraagt mevrouw Geluk. „Hij zit bij het JAC en daar weigeren ze mij met hem in kontakt te laten komen. „Uw zoon heeft duidelijk voor ons hulpverleningssysteem gekozen", zei een JAC-medewerkster mij. „Dat is zijn goed recht en dat zult u moeten aanvaarden". „Ja, maar ik wil dat hij weer thuiskomt, hij is nog minderjarig". „Kom, kom meneer, hij heeft evenveel rechten als zijn ouders". „Er was niet mee te praten", zucht meneer Geluk. De politie zegt niets te zullen doen op dit moment. Jaap is terecht, daar ging het in eerste instantie om. Hij is nu onder de hoede van een door het rijk erkende instelling. Maar ik blijf vechten, ik geeft het niet op. Het gaat om Jaap, hij gaat zo z'n ondergang tegemoet". Stil zitten ze even tegenover elkaar. Vader moe en moedeloos, moeder ziek van spanning om het lot van Jaap. Het JAC, dat onvoorwaardelijk vóór het kind kiest en tegen de ouders, tegenover een wanhopige vader en moeder! Wie zou het winnen?

Het kraakpand

Het is nooit stil in het grote kraakpand op de gracht. Tientallen meisjes en jongens bevolken sinds drie maanden het huis dat op de nominatie staat om afgebroken te worden. De laatste week is het steeds voller geworden. Uit alle hoeken van het land zoeken alternatieve jongelui er een onderkomen. Er zit van alles tussen. Veel drugsverslaafden, tientallen meisjes en jongens die om één of andere reden zijn weggelopen van huis, jongeren die zich schuldig hebben gemaakt aan mishandeling,

diefstal of andere duistere zaken. Orde of regel bestaat er in het pand niet. Ieder doet waar hij zin in heeft. Je struikelt over lege bierflesjes en - blikjes, overal liggen vuile matrassen, waarop wel iemand zijn roes uitslaapt of zich zijn dagelijkse portie heroïne inspuit. Radio's braken onophoudelijk keiharde popmuziek uit. De toiletten stinken en de afvoer van één van de douches is verstopt. En te midden van al dat lawaai, van al die ellende, van de zich ondanks alles eenzaam voelende jongelui, zit Jaap Geluk. Hij lijkt in de maanden dat hij van huis wegliep jaren ouder geworden. Zou hij nog wel eens aan thuis denken? Aan moeder, hoe ze zo gezellig voor een kopje koffie zorgde, aan vader met z'n pijp en de krant, aan Marieke en Gert? Zou hij zich nog wat van de preek herinneren die zondagmorgen vóór de bewuste voetbalwoensdag? „De Heere roept en klopt: Doe Mij open, maar de duivel roept en klopt ook. Wie zou het winnen? ”

Amsterdam

„Dat zal wat worden morgen", zegt Gert als hij de krant inkijkt, , , 'n Grote vredesdemonstratie in Amsterdam. Dat zal wel weer op rellen uitdraaien". Moeder schrikt op. Amsterdam? Daar zit Jaap. Verleden week ging de telefoon. „Met Jaap, ik zit in Amsterdam en ik maak het goed". Moeder had even geen woord kunnen uitbrengen van de schrik. „Jaap, jongen, kom je weer naar huis? " Maar de verbinding was al verbroken. Moeder was totaal overstuur geweest. Ze wilde direkt naar Amsterdam, maar zag toch al gauw in dat dat geen zin had. Nu worden ze door het krantebericht weer extra herinnerd aan Jaap. Waarom zou hij zo ineens opgebeld hebben. Zou hij weer naar huis willen komen?

Uitgeschakeld

„Ja jongens er op af!" Niet ver van het oude kraakpand, net over de brug aan de andere kant van de gracht heeft zich een grote groep jongeren verzameld. Gewapend met knuppels, straatstenen en stukken ijzer trekt de groep in de richting van de brug. Daar staan in gesloten formatie tientallen ME'ers klaar om — als het zover mocht komen — de bende jongeren tegen te houden en uit elkaar te jagen. Gepantserde politiebusjes flankeren de ME. Met een lange ijzeren pijp in de hand wacht Jaap zijn kans af. Opgezweept door zijn medekrakers, is hij door het dolle heen. „Come on boys", had één van de aanvoerders geroepen. „Weg met de ME, vooruit!" „Verspreiden jullie", schreeuwt een stem uit sterke luidsprekers. Een hoongelach is het antwoord en de krakers sluiten zich nog dichter aaneen. De eerste stenen vliegen al door de lucht. Plotseling verschijnt in snelle vaart een politieboot, twee waterkanonnen steken dreigend hun lopen uit. „Verspreiden!!" schreeuwt de metalen stem weer. Het wordt een komplete veldslag. Jaap heeft geen enkele kans zijn gevaarlijk wapen te gebruiken. De felle straal van één van de waterkanonnen spuit hem finaal van de sokken. Hij wordt des duivels. Nog maar net heeft hij zich opgericht, of de ME voert een snelle charge uit. De voorste krakers deinzen terug. Twee, drie raken er te water, tientallen worden onder de voet gelopen. Jaap pakt het eerste het beste dat er voor z'n voeten ligt. Een trottoirtegel. Hij grijpt hem met beide handen beet, buigt zich wat opzij en zet al z'n woedende kracht achter de worp. Maar de tegel komt niet ver. Middenin die worp wordt Jaap door een stuk ijzer, dat achter uit de groep gegooid wordt, getroffen. Als een blok valt hij tegen de grond.

Mij is gegeven ALLE macht

Het is maanden later. Het is stil, heel stil in de Maartenskerk. „Gemeente, de dankzegging is gevraagd voor Jaap Geluk die gisteren uit het ziekenhuis weer mocht thuiskomen". En dan wordt het zo mogelijk nog stiller als de dominee die dank uitspreekt in zijn gebed. „U hebt het gewonnen Heere. Jaap was voor ons verloren, maar U waakte over hem. U liet hem niet los toen hij hulp zocht, daar, waar hij zijn ondergang tegemoet ging. U zag hem in dat huis waar de duivel koning is. U sloeg hem gade, toen hij in ongehoorzaamheid het gezag tartte. U waakte over zijn leven dat aan een zijden draad hing. U bracht hem weer thuis waar hij met blijdschap werd ontvangen. Maak hem en ons bereid om U eenmaal zonder verschrikking te mogen ontmoeten. Wij vroegen heel menselijk ons af: Wie zou het winnen? U geeft het goddelijk antwoord: „Mij is gegeven ALLE macht in de hemel en op de aarde. Amen”.

Stil blijft het, heel stil. Niemand hoest, niemand schuifelt. „We zullen nu God de eer geven", gaat de predikant verder, „de God Die helpt in nood".Samen zingen ze psalm 99 : 2 en 8.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's

Wie zal het zinnen ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's