Kiest u heden, wien gij dienen zult

In Genesis 4:16 lezen we: en Kaïn ging uit van het aangezicht des HEEREN. Hij wilde niets meer met God en Zijn dienst en Zijn gebod te maken hebben. Weg uit het ouderlijk huis met zijn strenge regels en toezicht. En dat terwijl de HEERE hem nog gespaard heeft na de vreselijke moord op Abel. Hoewel Kaïn vervloekt werd, wilde Hij hem toch in bescherming nemen door Kaïns belagers zevenvoudig te wreken. Toch verlaat Kaïn de HEERE. En zijn nakomelingen groeien op zonder God! Aangrijpend. Zelf bouwt Kaïn een stad, terwijl de HEERE gezegd had dat hij zwervende en dolende zou zijn op de aarde. Lamech neemt twee vrouwen, Ada (sieraad) en Zilla, tegen Gods inzetting in. Jabal bouwt tenten. Dat is voor de rondzwervende herders erg aangenaam. Jubal zorgt voor mooie (wereldse) muziek. Het leven wordt steeds vrolijker en uiteindelijk bewerkt Tubal-Kaïn als smid koper en ijzer! Nu kunnen er zwaarden worden gesmeed. Nu kunnen we onszelf verdedigen. Onafhankelijk van God. En Lamech bralt zijn overwinningslied. Zou Kaïn zevenvoudig gewroken worden? Nee, dan Lamech. Zeventig maal zeven maal zal hij zich wreken. Hij bespot eigenlijk Gods woorden tegen Kaïn. En sloeg een jongen dood die hem per ongeluk een buil veroorzaakte.
Een leven telt helemaal niet. Ziet u in deze ontwikkeling onze tijd? Vertrouwen op kennis, cultuur, wetenschap en macht en God verbannen. De autonome MENS op de troon. Jongen, meisje, man, vrouw die dit leest, voelt u hier ook iets van in uw eigen hart? Welnu, de nakomelingen uit dit geslacht worden in de tekst de dochteren der mensen genoemd. Nu Gods zonen! Hiermee worden de nakomelingen van Seth bedoeld. Door genade totaal anders. Zij begonnen, zo lezen we in Genesis 4: 26 de Naam des HEEREN aan te roepen. Dat betekent niet dat ze gingen bidden. Dat deden ze daarvoor ook. Maar, zegt de kanttekening: met meerder vergadering en openlijk! Ze gingen openlijk tot God roepen. Ze gingen kerk houden. En Henoch wandelde met God en waarschuwde volgens de brief van Judas ernstig de goddelozen voor het komende gericht en de oordeelsdag. En Lamech noemde zijn zoon: Noach. Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk dat de HEERE vervloekt heeft. De nakomelingen van Seth, Gods zonen, beleefden de vloek, voelden het oordeel, waren bedroefd. Ze hadden immers troost nodig? En ten diepste hadden ze CHRISTUS, de Trooster nodig. De Wegdrager der vloek. En nu herhaal ik de vorige vraag: jongen, meisje, man, vrouw, die dit leest, mag u door genade hier nu ook iets van kennen? Waar hoort u nu bij? Óf we zijn nog van Kaïn, óf we hebben door genade enerzijds geleerd dat hoogmoedige, eigengerechtigde vijandige bestaan tegenover een goeddoend God! Maar ook die droefheid daarover, een uitzien naar redding en verlossing door een Ander. Ontzettend dat deze beide lijnen van Kaïn en Seth uiteindelijk in Genesis 6 samen gaan. Gods zonen zagen de dochteren der mensen aan dat zij schoon waren. En de zonen Gods hadden aan die uiterlijke schoonheid genoeg. Hoe oppervlakkig, hoe arm, hoe leeg. Deze zozeer verschillende geslachten, werelds en kerkelijk verenigen zich. En juist uit deze huwelijken werden REUZEN geboren. Dat hadden we niet verwacht! Nee. Maar als u godsdienstig doet, en uw Bijbeltje blijft lezen, naar de kerk blijft gaan, en tegelijk een compromis sluit met de wereld, dan lijkt het soms goed te gaan. U verenigt uw kerkelijke wereldje met een makkelijk, royaal leven in deze wereld. Niet te moeilijk, niet te strak. Niet zoveel nadruk op al die vormen. Maar ook weer niet te goddeloos natuurlijk. Dan gaat het ogenschijnlijk goed. Arme jongen, arm meisje, arme man, arme vrouw als u denkt dat u het zo wel redt en ondertussen jezelf vreselijk bedriegt voor dit leven en voor de eeuwigheid. De weg zo goed geweten, en door wat schijngenot je te hebben laten verleiden. En als de oordeelsure slaat erachter komt: te laat! VERLOREN. Alle uiterlijke schoonheid vergaat. Smeek toch om Gods Geest. Of u uit genade die onberouwelijke keuze van uw hart mag leren doen om de Heere te vrezen. Om de zonde te leren laten en haten. Wie niet voor Mij is, die is tegen Mij, zegt de HEERE! We kunnen toch niet God dienen en de mammon? Hoe oneindig veel schoner dan alle mensenkinderen is Hij, Die Gezegende des Vaders, voor een arme, verloren, doemwaardige zondaar! Schoon in de gangen van Zijn vernedering. Schoon in de gangen van Zijn verhoging. Vraag maar veel of u uit genade, door het geloof Hem mag leren kennen. Of Hij Zich aan uw ziel wil openbaren en wegschenken. En of Hij ook u wil reinigen in Zijn bloed. Dan wordt u inwendig schoon! Dan blijft er niets over dan eeuwige verwondering. M’n jonge en oude lezer, zult u niet rusten, voor u daar op goede gronden kennis aan hebt? Zult u het met niets minder wagen voor de grote eeuwigheid!

Hardinxveld-G’dam, ds. W.J. Karels

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen