Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse leerregels:

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse leerregels:

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zodanig als nu de mens geweest is na de val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk, hij, verdorven zijnde, verdorvene; alzo dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel, van Adam op al zijn nakomelingen (uitgezonderd alleen Christus) gekomen is, niet door navolging, gelijk eertijds de pelagianen gedreven hebben, maar door voortplanting der verdorven natuur.

VAN DES MENSEN VERDORVENHEID EN BEKERING TOT GOD, EN DE MANIER VAN DEZE

(2)

Artikel 2.

DE ERFZONDE

a. Deze is uitgebreid over het gehele menselijke geslacht. Door de val in het Paradijs is niet alleen één mens, maar is de mens gevallen. Onze menselijke natuur is gevallen en bedorven. Met gevolg, dat alle mensen in zonde ontvangen en geboren worden. De bedorvenheid is doorgedrongen in het menselijk, wezen, heeft zich verspreid over de gehele mens. Ook in artikel 25 van de Ned. Gel. Bel. wordt daarvan beleden: „Wij geloven, dat door de ongehoorzaamheid van Adam de erfzonde uitgebreid geworden is over het ganse menselijke geslacht, welke is een verdorvenheid der gehele natuur en een erfelijk gebrek, waarmede de kleine kinderen zelfs besmet zijn in hunner moeders lichaam, en die in de mens allerlei zonden voortbrengt, zijnde in hem als een wortel daarvan".

We kunnen bij de erfzonde onderscheid maken tussen de erfschuld en de erfsmet. De erfschuld is verbintenis tot straf om Adams zonde. De erfsmet is de verdorvenheid, die wij overerven van onze ouders en die zich verspreid heeft over de gehele mens. Adam is ons aller verbondshoofd, en als zodanig is zijn zonde van betekenis voor allen die in het werkverbond in Adam begrepen waren. De schuld van Adam wordt ons allen toegerekend, deze toerekening is onmiddelijk. Door toerekening van Adams zonde onttrekt God, naar Zijn rechtvaardig oordeel, bij de geboorte aan de mens Zijn beeld.

Velen willen van zulke droeve erfenis niet weten en tegen deze schriftuurlijke leer is altijd verzet gerezen. Pelagianen, sodnianen, mennonisten en remonstranten en velen tot op de dag van vandaag onder nieuwe benamingen hebben de erfzonde ontkend.

Zij loochenen dat de kinderen geheel besmet ter wereld komen. De zonde zou slechts navolging zijn. 'ei^, . Toch is het kwaad niet door navolging, maar het zit reeds bij de geboorte in de mens. De zondaar moet de droeve erfenis van Adam aanvaarden, of hij wil of niet. Niemand kan nu meer een reine geven uit een onreine. David moest erkennen: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder: ontvangen". Adam is onze vader. Naast de verbondsverhouding is er ook een familierelatie. God heeft uit enen bloede het ganse menselijke geslacht gemaakt. Wij zijn de kinderen van Adam, die uit hem zijn voortgekomen, en zo wordt ook door zijn zonde de verdorvenheid in zijn gesilachten voortgeplant.

b. Deze is naar Gods rechtvaardig oordeel. Het is naar Gods rechtvaardig oordeel, dat door de ongehoorzaamheid van Adam alle nakomelingen tot zondaar zijn gesteld. God is rechtvaardig en toomt schrikkelijk tegen elke zonde. De Heidelbergse Catechismus zegt (vraag 10): God wil zulke ongehoorzaamheid en afval niet ongestraft laten, maar Hij vertoomt Zich schrikkelijk, beide over de aangeboren en werkelijke zonden, en wil die door het rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen, gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt is 'n iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. De rechtvaardigheid Gods moet de zonden straffen. Gods heiligheid is als een verterend vuur, de toorn Gods is een volmaakte en heilige afkeer en wraak over de zonde.

De toom Gods is tegen onze natuur en tegen ons bestaan en de dadelijke zonden. Ook neemt Gods barmhartigheid des Heeren rechtvaardigheid niet weg, zoals velen in de loop der eeuwen geleerd hebben. Universalisten, zoals Origenes, spraken er zelfs van, dat de duivelen zalig zouden worden. De ethischen, als Scheiermacher, leerden dat alle mensen zalig worden. De aanhangers van de leer der conditionele onsterfelijkheid, dat alleen die geloven, zullen blijven leven. Barthianen en modernen spreken er van, dat God ons aller Vader is. Altijd wil de mens liever met zijn verdorven wil, gevoel en rede God de wet voorstellen, dan te bukken voor en te aanvaarden de eenvoudige schriftuurlijke waarheid.

Arminus moge dan spreken, dat God afstand doet van Zijn rechtvaardigheid en de troon van Zijn genade befcMmt, Gods Woord leert ons helder in Romeinen 5, dat door één mens de zonde in de wereld gekomen is, en door de zonde de dood; en alzo is de dood tot alle mensen doorgegaan, in welke allen gezondgd hebben. De schuld is uit één misdaad tot verdoemenis, de bezoldiging der zonde is de dood (Rom. 6). Weliswaar zijn de deugden van Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid niet van elkaar te scheiden, maar ze strijden niet tegen elkaar; de ene deugd kan de ander niet verduisteren. De Heere leert Zijn volk dat barmhartigheid zonder recht slechts gestolen vrede, een schijnvrede is.

God is rechtvaardig. Maar dan is er tevens de grote genade Gods in Christus. Want evenals in Adam en door zijn ongehoorzaamheid de velen tot zondaren gesteld zijn, zo worden door de gehoorzaamheid van Christus velen tot rechtvaardiigen gesteld.

Wordt de zonde van Adam toegerekend aan allen die in Adam zijn, de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend aan allen, die in Christus zijn. In de toerekening van schuld door het werkverbond ligt de aanwijzing van de toerekening van gerechtigheid in het genadeverbond.

Door de zonde van Adam zijn al zijn nakomelingen door God gesteld in de staat van schuldigen. Door de verdienste van Christus en Zijn gerechtigheid zijn de in Hem begrepen en door God gesteld in de staat van rechtvaardigen. Allen schuldig in Adam, behalve Christus, Die noch erfschuld, noch erfsmet had. Niet omdat Maria, de moeder van Jezus, rein zou zijn. Wij geloven toch niet, zoals Rome, aan de onbevlekte ontvangenis van Maria. Christus Jezus werd echter zonder erfschuld geboren, omdat Zijn Persoon niet uit Adam was; als Persoon was Hij de Zoon van God, was Hij uit de hemel.

Hij nam alleen de menselijke natuur, bestaande uit ziel en lichaam, uit Maria aan. Omdat Christus naar Zijn Persoon niet uit Adam was, ging de schuld van Adam niet op Zijn Persoon over. Dat de aangenomen menselijke natuur van Christus heilig was en bleef, lag allereerst hierin, dat er voor de erfsmet geen strafschuldige oorzaak was.

Bovendien kwam de vruchtbaarmakende kracht in Maria niet uit en doof de mens, maar door de „kracht des Allerhoogsten". Wel is Christus tot zonde gemaakt. De schuld en zonde is op Hem gelegd, de zonde van Zijn volk is Hem toegerekend. Voor hen heeft Hij de straf gedragen en de gerechtigheid aangebracht, waarom Hij alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven.

's-Gr.

deG.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1981

De Saambinder | 8 Pagina's

De Dordtse leerregels:

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 1981

De Saambinder | 8 Pagina's