Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet vereenzelvigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet vereenzelvigen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Andere Schotten

In een vijftal artikelen, die grotendeels overeenkomen met wat zo'n veertien jaar geleden reeds in ons blad werd geschreven, onderzoeken we welk onderscheid er is tussen de beloften van het genadeverbond en het aanbod van genade. Een actueel thema! In het vorige artikel hebben we geprobeerd aan te tonen, hoe diepgaand de in onze gemeenten voorgestane leer is beïnvloed door een Schotse theoloog als Thomas Boston. Maar niet alleen door hem! Op treffende wijze komt de verbondsleer van Boston overeen met die van de voornaamste andere Schotse theologen van zijn tijd. Ds. A. Vergunst heeft hier al eens op gewezen in Neem de wacht des Heeren waar (blz. 93). Bostons boek over het verbond der genade verscheen in 1734. Enige tijd later, in 1753, verscheen een verklaring van de Kleine Catechismus van Westminster in vragen en antwoorden, verzorgd door de gebroeders Ebenezer en Ralph Erskine en door James Fisher Een gedeelte van dit boek, handelend over het verbond der genade, werd in 1948 door ds. G.H. Kersten in het Nederlands uitgegeven. Het héle boek is twee jaar geleden nog eens opnieuw in onze taal uitgegeven onder de titel De kennis der zaligheid. Een prachtig werk!

De overeenkomst tussen de verbondsopvatting van Boston enerzijds en de Erskines anderzijds is treffend. Samen behoorden zij tot de zogenaamde 'Marrow-men', letterlijk vertaald de 'merg-mannen'. Deze merkwaardige naam hadden Boston en zijn vrienden te danken aan de felle strijd, die in het begin van de achttiende eeuw in de Schotse Kerk oplaaide naar aanleiding van een boek. Dit boek heette de Marrow of Modern Divinity, dat wil zeggen het 'Merg van de moderne godgeleerdheid'. Het was reeds in 1645 in Engeland uitgegeven door een zekere Edward Fisher Het woord 'modem' in de titel moet ons niet misleiden: het ziet op de destijds 'nieuwe leer' van de Reformatie. Boston was opgetogen over de Marrow toen hij haar leerde kennen. Niet zolang geleden (in 1991) is een herdruk van de Marrow uitgegeven in het Nederlands. Dit boek draagt de titel Het merg van het Evangelie. De zaken die in de Marrow aan de orde komen, hebben onder andere te maken met de leer van de twee verbonden en met de verhouding van Wet en Evangelie. De Schotse kerkhistoricus J. Cunningham beschrijft in zijn kerkgeschiedenis, hoe de Marrow op twee Schotse synoden (in 1720 en in 1722) veroordeeld is, ondanks krachtig verzet van een twaalftal predikanten, de 'Marrow-men', onder wie wij ook Boston en de gebroeders Erskine aantreffen. Uiteindelijk liep alles uit op een scheuring in de kerk van Schotland.

We sloegen even een zijpad in, om de merkwaardige aanduiding 'Marrowmen' wat te verduidelijken. Keren wij nu weer naar ons onderwerp terug: het boekje van de Erskines en Fisher (let wel: James Fisher was natuurlijk een ander dan de schrijver van de Marrow; er zit zo'n eeuw tussen die beiden!). Ds. G.H. Kersten achtte dit boekje in vragen en antwoorden kennelijk zó belangrijk, dat hij er kort voor zijn dood een gedeelte van in het Nederlands uitgaf. Ds. A. Vergunst heeft in zijn bovengenoemd artikel een aantal vragen en antwoorden uit dit boekje overgenomen. De overeenkomst tussen de bondige antwoorden en Bostons boek is treffend. Ook dit boek, De kennis der zaligheid, wordt helaas weer vaak eenzijdig geciteerd. Zeer bekend zijn de vragen 83 en 84, waar de schrijvers een onderscheid maken tussen het recht van toegang tot de beloften voor de hoorders van het Evangelie en het recht van bezit, dat slechts door de vereniging met Christus wordt gegeven. Zonder daarvan iets af te willen doen, lijkt het mij toch dienstig ook eens te wijzen op wat minder vaak aangehaalde antwoorden uit dit boek, als bijvoorbeeld vraag 41, waar op de vraag wie het zijn die in het verbond der genade vertegenwoordigd worden, geantwoord wordt: de uitverkorenen uit het menselijk geslacht. Of op antwoord 76, waar op de vraag welke de beloften van het genade verbond zijn, geantwoord wordt: 'Zulke, die rechtstreeks en onmiddellijk op Christus Zelf, als het Hoofd, betrekking hebben en ook beloften, die rechtstreeks en onmiddellijk betrekking hebben op de uitverkorenen, die met Hem in het verbond begrepen zijn.' Het is, alsof wij Boston horen!

De synode van 1931

Wij lieten ditmaals slechts Schotten aan het woord, ook omdat men zich van bepaalde zijde zo graag juist op hén beroept. Samenvattend kunnen wij zeggen, dat het voor de besten van onze oude theologen (daar rekenen wij toch zeker ook de Erskines en Boston toe!) vaststond, dat alleen de uitverkorenen wezenlijk in het genadeverbond zijn, dat Christus van dat verbond Borg, Middelaar èn Hoofd is, en dat God de beloften van dat verbond deed aan Christus en aan Zijn geestelijk zaad. Op deze leer zijn ook de uitspraken van onze Generale Synode van 1931 geënt. Wij horen als het ware de 'Marrowmen' spreken, als daar gesteld wordt, 'dat het verbond der genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing tot zaligheid; dat het wezen des verbonds daarom alleen geldt de uitverkorenen Gods en nooit gelden kan het natuurlijke zaad Of, in de vierde uitspraak: '...dat gelijk God met Adam als het vertegenwoordigend hoofd van al zijn zaad, het verbond der werken heeft opgericht, alzo met Christus als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het verbond der genade is opgericht, terwijl het (subjectief) wordt opgericht met al de uitverkorenen, als zij door wedergeboorte en geloof, in de tijd in dat verbond worden ingelijfd.'

De mening van ds. G.H. Kersten

Zo zijn al de verbondsbeloften voor Gods Kerk in Jezus Christus ja en amen. In een lezenswaardig voorwoord op het hierboven vermelde boekje over het genadeverbond van de Erskines en Fisher benadrukt ds. G.H. Kersten, dat het déze verbondsbeloften zijn, die in de Heilige Doop worden verzegeld. Reeds in zijn Catechismusverklaring was ds. Kersten er niet onduidelijk over wat er gebeurt als er kleine kinderen worden gedoopt. Hij schrijft in zijn verklaring van Zondag 26: 'De doop is maar niet een uiterlijk onderscheidingsteken; dit sacrament wil volstrekt niet zeggen, dat voor alle mensen mogelijkheid is om zalig te worden, maar het is een teken en zegel van God ingezet, waarin de Heere de genade, rechtvaardiging en heiligmaking, die Zijn volk voorwerpelijk in Christus deelachtig is, verzekert en onderwerpelijk schenkt tot zijn behoudenis.' En in de verklaring van Zondag 27 lezen wij: 'Niet de reeds in de ziel gewrochte genade, maar de genade, die de uitverkorenen in Christus voorwerpelijk deelachtig zijn en die God te Zijner eigener tijd toepast, wordt in de doop verzegeld.' In dit verband haalt ds. Kersten nog Wilhelmus a Brakel aan, die schrijft dat in de doop niet de in de uitverkorenen reeds gewrochte wedergeboorte, maar het recht der uitverkorenen op de toekomstige genade wordt verzegeld.

Het Doopformulier

Laten wij dit vasthouden! Men berooft het genadeverbond van zijn kracht, als men stelt dat in de Heilige Doop God de Vader aan alle gedoopte kinderen zou betuigen en verzegelen, dat Hij met al die kinderen een eeuwig verbond der genade opricht, en hen tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt. Wat nu? Zou de Zoon van God aan alle gedoopte kinderen op gelijke wijze verzegelen, dat Hij hen wast in Zijn bloed van al hun zonden? Zou de Heilige Geest aan allen verzekeren dat Hij hen tot lidmaten van Christus heiligen wil? Zou God dan een Man zijn, dat Hij liegen zou? Zou dan heel de vervulling van deze verbondsbeloften (want dat zijn het!) af gaan hangen van ons 'gelovig aanvaarden', van onze 'verbondsinwilliging'? Zou dan de Heere aan Izak hetzelfde hebben beloofd als aan Ismaël, aan Jakob hetzelfde als aan Ezau? Nee, wanneer wij niet vasthouden, dat het Doopformulier spreekt over de Kerk in haar wezen (welk formulier doet dat trouwens nietl) beroven wij de Doop van zijn kracht. Over welke kinderen gaat het dan toch in het Doopformulier? Toch over de uitverkoren kinderen? Hoe zou het toch van alle kinderen gezegd kunnen worden dat zij de afwassing der zonden in Christus hebben? En wat te denken van de woorden 'totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden'? Zeggen die woorden niet duidelijk genoeg over wie het in het Formulier gaat?

Men moet hier niet tegenwerpen dat bij zo'n opvatting de Doop voor een onbekeerd kind geen enkele waarde meer heeft. In de eerste plaats zijn er onder de onbekeerde kinderen nog uitverkoren kinderen, anders zou deze aarde niet meer bestaan. Wanneer Christus Zijn Kerk voltooid heeft, zal Hij wederkomen. In de tweede plaats brengt het dragen van het teken van de Heilige Doop zeker voorrechten met zich mee. Dezelfde voorrechten als destijds de besnijdenis! Welke dat zijn, kunnen we lezen in Romeinen 3 : 1-2. Maar over deze vragen gaat het hier nu niet. Nu gaat het ons om de vraag, wat in de Heilige Doop wordt betekend en verzegeld. En het antwoord op die vraag kan niet anders zijn dan: Gods verbond en Zijn belofte voor Zijn verkoren bruidskerk. Zou het anders zijn, dan zou ik persoonlijk het Doopformulier niet met een vrij geweten in de gemeente kunnen voorlezen.

(Wordt vervolgd)

Capelle aan den IJssel, ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2000

De Saambinder | 12 Pagina's

Niet vereenzelvigen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2000

De Saambinder | 12 Pagina's