Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezinning op de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezinning op de prediking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. Punten van bezwaar

Voordat ik verder iets zeg over de brochure “Bezinning op de prediking” een enkele regel over het opschrift van het eerste artikel. Toen ik het onder ogen kreeg in ons blad, las ik tot mijn verwondering: “een belangrijke functie”. Misschien heeft deze of gene gedacht, dat ik bedoelde aan de studie-vereniging “Calvijn” of aan het geschrift, waarom het gaat, een belangrijke functie toe te kennen. Dat was de bedoeling niet, al kan daar een goede zin aan verbonden worden, nl. dat deze uitgave gebruikt zal worden tot wezenlijke bezinning en wederkeer. Daar zou ik alleen maar zeer dankbaar voor zijn. Maar het opschrift dat er boven stond - of ik bedoelde er boven te zetten - was heel gewoon: “een belangrijke brochure”. Door mij of door de drukker zal wel een fout gemaakt zijn.

Nu vraagt u uzelf af: wat is de eigenlijke inhoud van de bezwaren tegen de prediking van meerderen in onze kerken? Daar mág en móet naar gevraagd worden. Het gaat niet aan om zulke klanken van verontrusting te laten horen als het over simpele bezwaren gaat. Dan zijn we niet klaar met wat algemene uitdrukkingen als “de harteklop der belijdenis wordt er niet in gehoord” en “het bevindelijk element ontbreekt eraan”. Ik bedoel daar geen kwaad van te zeggen. Maar het zou tegenover hen, die zo zouden preken onjuist zijn, als we daarmee volstaan. In de kerk is het eenvoudig eis, dat we elkaar niet in het ongewisse laten van de eigenlijke bezwaren. En dat gebeurt in deze brochure ook zonder omwegen. Zonder meer worden concreet de punten van bezwaar genoemd.

Korte samenvatting

Het is niet de bedoeling hier uitvoerig de bezwaren te vermelden. Ik houd me meer aan de korte hoofdstukken van het geschrift zelf. In het geheel zijn het er zeven, die op een positieve wijze telkens spreken van bepaalde elementen, die in de prediking naar Gods Woord behoren te zijn. Uiteraard ligt daar de bedoeling achter om bij ieder element telkens opnieuw de bezwaren naar voren te brengen. Ik wil proberen hier eerst het laatste te doen zonder te vergeten dat deze meestal in een positief kader staan. Daarover wellicht later.

Het gaat dan over:

1. Noodzaak van wedergeboorte. Deze wordt verzwegen in de prediking van meerderen. Dit veronderstelt het miskennen van de geestelijke doodsstaat van de mens.

2. De juiste gemeentebeschouwing. In de praktijk van de prediking wordt er teveel van uitgegaan, dat er in de gemeente alléén gelovigen zijn. Er wordt te weinig of hoegenaamd niet onderscheiden tussen bekeerden en onbekeerden. Het gevaar is groot, dat men historisch geloof aanziet voor waar-zaligmakend geloof. Ook van het onderscheid onder de gelovigen wordt weinig gehoord.

3. De juiste verhouding rechtvaardiging-heiligmaking. De vraag van de tollenaar: wees mij zondaar genadig, lijkt een achterhaalde vraag. De schuld en zonde worden vaak verzwegen. Het profetisch onderwijs van Christus, waarin Hij plaats maakt voor Zichzelf wordt tekort gedaan. In het preken over de heiligmaking staat de rechtvaardiging niet vóórop en vindt een verdere vervlakking plaats door de nadruk op de strijd tegen de machten in moeite en verdriet enz. en niet tegen de zonde.

4. Verhouding eis en belofte. Er is in de prediking van meerderen een benadrukking van de eis om te geloven zonder dat de belijdenis van onmacht en onwil duidelijk functioneert. De inzet van de mens lijkt het te doen. Activisme doet de mens teveel de eer geven. De zonde als Godonterende daad en de genade als onverdiende goedheid komen al te weinig uit.

5. Verhouding Wet en Evangelie. De aanklagende functie van de Wet wordt niet gehonoreerd. In verband daarmee ook niet de zondekennis, die tot Christus doet vluchten.

6. Gevaar van vervlakking. Gesproken wordt over een tendens van algemene verzoening. Het particuliere van de genade Gods in Christus komt weinig uit. Ook wordt hier gewezen op een bepaald woordgebruik waarin de heiligheid Gods en de majesteit van het geïnspireerde Woord te weinig in acht worden genomen.

7. Gewicht der prediking. De gevaren van “het met rust laten van iemand in zijn onbekeerdheid” “het in valse gerustheid aan zichzelf overlaten” worden hier gesignaleerd. We zouden kunnen zeggen, dat de ernst van de eeuwigheid niet meer benadrukt wordt.

Geen vreemde klanken!

Ik meen het te kunnen zeggen, dat een eerlijke lezer van dit geschrift deze bezwaren ontmoet. Wanneer we ze op ons in laten werken, zal het niet moeilijk zijn om te zeggen: het zijn geen vreemde klanken. Ze vertolken gevaren, die door het gehéél van de Christelijke Gereformeerde Kerken in het verleden zijn benadrukt. Met opzet zeg ik het zó. Het was maar niet zo, dat een kleiner of groter gedeelte van onze kerken deze gevaren onderschreven. Er waren altijd gemeenten, die meer een prediking begeerden, waarin de kenmerken van het genadeleven en de leidingen die de Heere met de Zijnen houdt een grote plaats hadden. Maar én die gemeenten én de anderen waren niet gescheiden door een andere visie op de in deze brochure vertolkte bezwaren. Globaal gesproken kunnen we zeggen, dat men toen gescherpt was in het beluisteren van de prediking, waarin de noodzaak van wedergeboorte, van wáár geloof en het plaatsmakende werk van de Heilige Geest voor Christus gevonden werd. Niet de bezwaren zélf, hoewel lasterende tongen dit wel graag beweerd hebben, maar de Schriftuurlijke achtergronden ervan behoorden tot het “eigene” van de prediking in onze kerken.

Dat dit zó was, was geen wonder. Het is opmerkelijk, dat in de strijd tegen bijv. de leer van de veronderstelde wedergeboorte en de praktische gevolgen daarvan vaak dezélfde bezwaren gehoord werden aan het adres van de prediking, zoals deze in de Gereformeerde Kerken in die tijd veelal gebracht werd. Natuurlijk ga ik niet voorbij aan het andere front in die tijd. Zelfs zou men kunnen zeggen dat daar in de leer het voorrecht van-het-zijn-op het erf des Verbonds ondergraven werd. Maar in de praktijk was men onder ons juist beducht voor een “geslacht van Nicodemiten, dat van geen wedergeboorte meer weet”. Dezer dagen las ik van - toen nog - Ds. J.J. van der Schuit: “Een gezonde Schriftuurlijke verbondsleer zet de mens, de zondaar, niet neer op de rustbank van een veronderstelde wedergeboorte, maar wijst hem op de knielbank, waar hij met de profeet leert roepen: “Heere, bekeer mij en dan zal ik bekeerd zijn” en waar hij in persoonlijke geestelijke huwelijksverbintenis in breking en buiging van gans zijn levenscentrum leert: “Ik zal u ondertrouwen in recht en gerechtigheid en gij zult de Heere kennen”. (Zie “Na vijf en twintig jaren” blz. 143).

Hoort u daar niet: de noodzaak van de waarachtige bekering als “zondaar”? Dan: het beleven van de belofte en dat in de weg van “breking en buiging”! Die prediking, waarin dit op schriftuurlijke wijze vertolkt werd, trók en werd als het “eigene” erkend.

De kanselboodschap van 1953

We kunnen ook nog anders spreken van “geen vreemde klanken”. Ik bedoel: ze zijn niet alleen verweven met de strijd die we hebben gekend, maar ze zijn ook in later tijd op een direkter wijze vertolkt tegenover het gevaar, dat onder ons zélf opkwam. Op de Generale Synode van 1953 werd naar aanleiding van sommige bezwaarschriften, die de verontrusting uitspraken over onverantwoorde scheuringen en bepaalde artikelen in het jeugdblad van toen enz., een kanselboodschap opgesteld, die in dit verband spreekt. Deze brochure herinnert op blz. 11 onder “De juiste gemeentebeschouwing” aan deze boodschap en haalt een bepaalde passage aan. Het is bekend dat Prof. G. Wisse op de tot standkoming van dit stuk veel invloed gehad heeft. Het kan geen kwaad - dacht ik -dat te zeggen. Deze boodschap getuigt van “een soms waar te nemen verslapping van de ernst in de behandeling der ons toebetrouwde zielen”. Daarom roept dit stuk op “om óp en ónder de kansel en in al de ambtelijke arbeid diep doordrongen te zijn van het tijdelijk en eeuwig wel en wee, zowel der bekeerden als der onbekeerden. opdat toch vooral het onderscheidend, ontdekkend, onderwerpelijk en bevindelijk element in prediking, catechisatie, huisbezoek etc. krachtig aanwezig zij”.

En dan ook dit gedeelte: “Het is voorts niet te ontkennen, dat met name de verbondsbeschouwing soms ontaardt tot een vervlakking in de beleving, alsof het voldoende ware dat we door geboorte onder de verbondsbedeling zijn opgenomen of dat we zonder de innerlijke wederbarende werkingen des Heiligen Geestes de weldaden des Verbonds ons zouden kunnen toeëigenen en deelachtig worden. Geloof en bekering zijn wel noodzakelijk in het licht des verbonds, maar altijd zo dat dat goed in het oog worde gehouden, dat ook dit alles genadegift des verbonds is; tevens dat krachtens dit verbond, hoe ellendig wij ook in onszelf ons bevinden, wij een recht hebben om te geloven. Om daarvan gebruik te mogen maken, is het noodzakelijk, dat we in de bevindelijke weg leren, dat we God kwijt zijn en van nature in een verbroken werkverbond liggen, dood door zonden en misdaden en we alleen door een oprecht geloof Christus en Zijn weldaden deelachtig kunnen worden, waartoe dan ook dit verbond ons de volzalige weg ontsluit”.

Zo spraken de kerken

Het is niet zonder belang, dat zo de kérken gesproken hebben. Ik weet wel, dat niet op alle kansels destijds deze boodschap gelezen is, maar hij werd ter Generale Synode unaniem aanvaard. Uiteraard was het geen toevoeging aan onze belijdenis - wel een vertolking van wezenlijke dingen erin - maar toch: er ging een waarschuwende stem uit tot al de kerken. Het ging om elementen die in die tijd zo vertolkt werden maar waarvan men ter synode unaniem van oordeel was: ze kunnen niet gemist worden.

Graag teken ik hier aan: er is aansluiting in dit geschrift aan wat in het verleden gezocht werd. En ik meen dat het nu vandaag niet anders is bij het verschil van vragen tóen en nú.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1984

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Bezinning op de prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1984

Bewaar het pand | 6 Pagina's