Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

15

De vraag is gesteld of de Heilige Geest Zijn kracht schenkt in het heil van het geestelijke leven vanuit de werken van de wet, dan wel uit de prediking van het geloof.

Als vanzelf rijst hier de vraag wat men heeft te verstaan onder de prediking van de werken der wet. En dan gaat dat in de eerste plaats om de onderhouding van de ceremoniële wet. Maar die reinigingsdiensten stonden niet op zichzelf, daar zij werden onderhouden tot eer van de wet der tien geboden. Zonder deze ceremoniële diensten kon de wet der tien geboden niet bevredigd worden. In al die diensten stond de wet van God die uit de natuur van het Goddelijke wezen is voortgekomen, op de voorgrond. En diezelfde wet was gegeven op de berg Sinaï om in de ark des verbonds gelegd te worden onder het verzoendeksel. Zodat in al de verzoeningsdiensten Israël gewezen werd op het bloed van de door God beloofde Middelaar, Die de wet in haar eis en recht ten volle zou bevredigen. Het centrale punt van al de werken der wet lag in Gods heilige wet, de wet der tien geboden.

En daar men zich door het bloed van de besnijdenis had verbonden aan de onderhouding van de reinigingswetten, had men daarin de bevrediging van Gods wet tot zijn eigen zaligheid ten doel. En daarmee kwam dan het bloed van Jezus Christus tot verheerlijking van Gods heilige wet, op de tweede plaats te staan, wat Gods glorie niet kan verdragen.

Deze prediking van de wet was daar ten volle een wettische prediking, waarmee het bloed van Jezus Christus krachteloos werd gemaakt. En toch deed men dat, naar men meende, tot eer van de Heere, daarvoor ging men als het ware door het vuur, want de wet des Heeren nam toch in alles de eerste paats in. En inderdaad komt de wet des Heeren de eerste plaats toe, want zij is vanuit de liefde van het Goddelijk wezen met het bewijs van Zijn heiligheid en rechtvaardigheid voortgekomen. God had de Zoon Zijner liefde over voor de verheerlijking van Zijn heilige wet. En de Zone Gods droeg de wet van Gods liefde in het binnenste van Zijn ingewand om haar tot in de vloekdood des kruises te verheerlijken. En de Heilige Geest schreef Gods wet bij de schepping van de mens in zijn hart, opdat hij door de liefde van die wet gedreven zou worden in het dienen van God tot verkrijging van de eeuwige heerlijkheid.

Maar wat nu wel de grote fout was die in blindheid voor Gods heilige wet bedreven werd, was wel dit, dat de mens die wet in zijn wettische godsdienst in een meerdere of mindere mate zocht te bevredigen, terwijl de Zone Gods Zichzelf daarvoor gegeven had als Borg bij de Vader.

Maar de wet des Heeren moet toch gepredikt worden en in die prediking op de voorgrond staan, tot verkrijging van de zaligheid? Inderdaad, maar dan niet als wet van het verbroken werkverbond, doch als de wet van Christus, de wet van het verbond der genade. Als een zondaar gesteld wordt vanuit de staat der ellende in die der genade, schrijft God niet ten tweede male de wet van het werkverbond in zijn hart, want dat zou niet baten. Die wet is door des mensen val in Adam de wet der zonde geworden. Het is door de verbreking van de wet der liefde in onze moedwillige ongehoorzaamheid, dat elk mens van nature door die daad staat in vijandschap tegenover God en zijn naaste. Maar die wet van het verbond der werken moet toch wel terdege gepredikt worden? Inderdaad, opdat wij zouden weten dat wij uit kracht van onze geboorte uit Adam liggen onder de vloek der wet. Maar meer niet, want al wordt dat de mens van dag tot dag op het hart gebonden, het brengt hem niet tot boetvaardigheid. Vandaar dan ook is een wettische prediking eerder tot verharding dan tot vernedering. Het is ons toch bekend dat de Heere bij de wedergeboorte de wet van Zijn liefde in ons hart schrijft door Zijn Geest, dat heeft de Heere vanuit het verbond der genade aan de mens beloofd. En die liefde breekt het hardste hart vanuit de liefde Gods. Dan krijgen wij God lief om te komen tot de onberouwelijke keus Hem te vrezen.

Als de Catechismus zegt in zondag 2, dat de zondaar zijn ellende leert kennen vanuit de wet Gods, dan heeft hij de eis van Gods wet leren kennen vanuit de mond van Christus. En vandaaruit is het alleen mogelijk de wet in haar eis en recht lief te hebben om de straf der zonde van ganser harte te aanvaarden. Niet vanuit de prediking van de wet, maar uit die van het geloof wordt de Heilige Geest verleend met Zijn krachtdadige werkingen om de mens te stellen vanuit de staat van het ongeloof in die van het geloof.

Maar moet dan het Evangelie ten volle gepredikt worden aan onbekeerden? Want dat kan toch zo maar niet. Hoe kan een goddeloze die ligt onder het oordeel des doods, dat horen en ter harte nemen? Volkomen waar, dat moet ook zo maar niet gedaan worden. Dat te doen zou dwaasheid zijn. Maar dit moest Ezechiël doen in de Naam des Heeren, met een Goddelijke opdracht. En dat te verzuimen zou hem het leven kosten, want het bloed zou van zijn hand geëist worden.

En al is dat op zichzelf dwaasheid, „zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven.” Bij monde van Petrus zegt de Heere: „Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.” Vanuit de slaap der zorgeloosheid en de staat der doods, werkt de Heere door de prediking des geloofs het leven der genade om op te staan, opdat Christus over hem zou lichten.

De prediking van het Evangelie is de prediking des geloofs niet alleen aanvankelijk maar ook bij de verdere voortgang. Maar niet het geloof om crediet te hebben voor zichzelf als kind des Heeren. Al gelooft men van zichzelf kind des Heeren te zijn, zo is men daarom nog niet in ’t geloof. En al zou het wel zo zijn dan heeft dat nog geen betekenis. De prediking des geloofs stelt de mens altijd in zijn totale ledigheid. Alle gronden buiten Christus moeten weg gepredikt worden. Wij moeten steeds dieper komen te staan in onze totale ledigheid, om door de prediking van het geloof geleid te worden tot Zijn onuitputtelijke volheid. Van daaruit ontvangen de armen van geest de goederen van Gods genade. De Heere geeft het nooit in ons bezit, om er een godsdienstige zelfbediening van te maken. Hij heeft het in Zijn hand en vanuit Zijn hand is het alleen van dag tot dag te bekomen. En daarin is geen tekort, want de Heere zegt: „Mijn genade is u genoeg.” Hij verzadigt de hongerige ziel en geeft de moeden kracht om blijmoedig voort te reizen. En het werk der genade wordt tot roem van Zijn Naam door Hem tot volkomenheid gebracht opdat wij in zouden gaan en altijd bij de Heere wezen.

Galaten 3 : 5.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's