Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verhaal achter een oorijzer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verhaal achter een oorijzer

Jankees Goud: „De sociale geschiedenis rond klederdracht wordt vaak zwaar onderbelicht"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als Jankees Goud zn dekenkist wil openen, fladdert er een insect omhoog. „Hé, das een motje! Die kunnen we hier niet gebruiken, zegt de jonge Zeeuw. Het is goed dat de inhoud van de kist voor de indringer onbereikbaar is. Die bestaat namelijk uit talloze antieke kanten mutsen. Jankees verzamelt klederdrachten. „Ik strijk en plooi met hetzelfde gemak als waarmee ik een boom omhak.

De stijlvolle kamer in zijn ouderlijk huis in Yerseke getuigt van een brede belangstelling. Jankees Goud, 25 jaar en als verzorgende werkzaam in een verpleeghuis, heeft de boekenplanken gevuld met romans over Afrika en met uitgaven over egyptologie. Naast zijn bureau ligt een dwarsfluit. Tijdschriften bieden informatie op het gebied van tuinieren. Centraal staat hier echter de klederdrachtencollectie, zorgvuldig opgeborgen in vitrine, kist en kasten, en aangevuld met boeken, fotoalbums plus een catalogus waarin de verzameling inmiddels grotendeels is gerubriceerd.
Op bed liggen de keelknopen uitgestald waarmee het allemaal begon. Ooit kocht Jankees ze in Goes. Hij besloot dat er eigenlijk een pak bij moest komen. Als kind had hij klederdrachten altijd al mooi gevonden. Op zondag telde hij de mutsen van de vrouwen in de kerk en hij kon zich wel vinden in wat een voormalige predikant in Yerseke, ds. P. Honkoop, daarvan eens zei: „t Zijn net engeltjes.
Hoewel Jankees schrok van de kosten, schafte hij uiteindelijk toch een pak aan. Om meer over de achtergronden van de klederdracht te weten te komen, meldde hij zich vervolgens als lid bij de vereniging Mooi Zeeland. Hij bezocht een Spakenburgerdag, zag daar „leuke ouderwetse mutsjes die niet duur waren en de basis voor de collectie was gelegd. Meer dan honderdvijftig mutsen zijn er inmiddels in huize Goud opgeslagen. Jankees is ze juist aan het catalogiseren. Van de doeken, schorten en jakken die hij bezit, is hij momenteel de tel kwijt. „En dan heb ik nog niks van bijvoorbeeld West-Brabant, Friesland of Scheveningen! Kleding verzamel ik alleen van Zuid-Beveland, anders is het einde zoek. Van de rest van Nederland verzamel ik wel alles wat op het hoofd gedragen werd.

Saartje
Toen Jankees eenmaal knopen, een pak en mutsjes bezat, wist een kennis uit het dorp Thoolse krullen te koop. Jankees: „Dat is iets waar je heel moeilijk aan kunt komen. De eigenaar zou ze omsmelten als hij er geen koper voor kon vinden. Ik vond dat vreselijk, dus ik kocht ze. Maar heb je Thoolse krullen, dan wil je natuurlijk ook een Thoolse muts. Die kreeg ik van een vriendin. Vervolgens wist iemand Thoolse sieraden. Nou, die zie je nooit... Op een eiland als Zuid-Beveland is de klederdracht door tienduizenden vrouwen gedragen. Iedereen had het aan, behalve de vrouw van de dominee, de dokter en de notaris. Op Tholen zag je dat veel minder.
Vandaar dat de complete Thoolse hoofdtooi nu een topstuk uit de collectie is, samen met een mutsje uit Brabant. „Eerst hadden we het helemaal niet herkend. Het kwam binnen bij de klederdrachtenvereniging en omdat het zo eenvoudig was, dachten we dat het misschien gebruikt was voor een toneelstuk in Swiebertje-en-Saartje-stijl of zo. Totdat een deskundige tegen me zei: Man, weet je wel dat dit omstreeks 1850 in Midden-Brabant werd gedragen? Dit is mijn oudste muts.

Stiefkindje
Wat de verzamelaar betreft, is het einde van zijn collectie voorlopig nog niet in zicht. Volgens hem ligt er nog „veel, heel veel bij de mensen op zolder. Negatieve reacties op zijn hobby krijgt hij nooit. „Soms hoor ik wel enige terughoudendheid in een stem. Dan zegt iemand: Ik heb wel wat, maar ik wil het niet verkopen. Ik leg meteen uit dat ik dàt ook niet in eerste instantie wil. Als ik iets zien mag, vind ik dat al geweldig. Er zijn ook veel mensen die wel iets willen wegdoen, als het maar niet naar een volksdansgroep gaat. Die mensen lopen er niet mooi bij, zeggen ze dan. Of ze willen het niet omdat ze principieel tegen dansen zijn.
Ik loop niet te bedelen, dat wil ik niet. Het is alleen al prachtig om de verhalen te horen. Er dreigt wat dat betreft veel verloren te gaan. In ons land wordt een heleboel gedaan om kerken en kastelen in stand te houden en daar sta ik helemaal achter, maar klederdrachten zijn een beetje een stiefkindje. Zelfs in musea wordt de sociale geschiedenis rond klederdrachten zwaar onderbelicht. Als je een beetje geluk hebt, staat er een tekstje bij: Daar en toen is deze klederdracht gedragen. Maar het verhaal eràchter hoor je niet. Als je dan ook nog ziet dat de muts geel is en er een dode vlieg in de vitrine ligt, dan vind ik dat zó jammer!
Klederdracht vormde decennia lang een belangrijk onderdeel van onze cultuur. Het was vroeger een enorm kostbaar bezit. Dat blijkt uit de inboedels die ik uitgezocht heb in het archief.
Dat onderzoek was trouwens een openbaring! Notarissen waren in het verleden heel secuur met het opstellen van inventarissen in sterfhuizen. Daardoor kon ik veel gegevens achterhalen over de traditie van voor 1800. Daar was nauwelijks iets over bekend. Hoeveel strengen kralen droegen vrouwen in die tijd? Welke kleuren had een doek? En wat voor stof was populair? Crêpe? Zijde? In de inboedels is dat vaak vastgelegd.
Er bestaat weliswaar een standaardwerk in de klederdrachtenwereld, rond 1850 samengesteld door Bing en Braet von Uberfeld, maar de kwaliteit van de kleuren daarin is niet meer zodanig dat je daar altijd op af kunt gaan.

Oorijzer
Ervaren medeverzamelaars vormen een andere bron bij wie Jankees Goud graag zijn oor te luisteren legt. „Als je serieus gaat verzamelen, kom je al gauw bij de autoriteiten op dit gebied terecht. In Amsterdam zit zo iemand. t Is wel wat typisch dat ik als Zeeuw naar Amsterdam moet om informatie over Zeeuwse klederdrachten, maar die man is al 48 jaar bezig en weet daardoor ontzettend veel. Hij heeft de mensen nog ontmoet die aan het eind van de negentiende eeuw klederdrachten droegen.
Verder bezoek ik evenementen als de Eibertjesdag in Nunspeet. Zie ik daar iets dat ik nog niet ken, dan stap ik op de mensen die het dragen af. En laatst kwamen hier enkele Staphorster dames over de vloer. Die vraag ik dan van alles. Ik zet een paar oorijzers op een kop en zij vertellen me dan hoe het hoort en allerlei andere bijzonderheden.
Dat vind ik het allerleukst. De verhalen van de mensen spreken me aan. Ik heb ervan geleerd dat eigenlijk elk onderdeel van de klederdracht een functie had. Als wij nu een oorijzer bekijken, zeggen we: Wat lastig! Hoe hielden ze het vol met zon ding op hun hoofd? Terwijl het vroeger toch echt puur functioneel was. Vrouwen waren gewend om een rok met een schort, een jakje en een muts te dragen. Om dat mutsje strak op het hoofd te houden, deden ze er een ijzer in. Geleidelijk gingen ze in dat ijzer investeren. Je had dat immers altijd bij je. Het was een soort verzekering. Als er wat gebeurde, had je altijd je kostbare oorijzer nog.

Ulletjen
„Aanvankelijk leken de drachten in heel Nederland veel op elkaar. Als je klederdrachten uit 1800 van bijvoorbeeld Walcheren, Zuid-Beveland en Axel met elkaar vergelijkt, zie je weinig verschil. Rond 1850 beginnen ze uiteen te lopen en in 1950 zijn de verschillen enorm. Kijk je echter goed, dan zie je toch dat ze ooit dezelfde grondvormen hebben gehad. Veel mutsen stammen af van het type hul. Dat is terug te vinden in het achtergedeelte van de mutsen: een simpel bolletje. Het woord omhullen heeft voor die naam gezorgd: de muts omhult het hoofd. En Urkers dragen een ulletjen.
Kinderkleding is een verhaal apart. Tussen de lakense pakken en wollen rokken in de kast van Jankees hangen kleertjes als van Ot en Sien. Een klein nichtje houdt hier graag verkleedpartijen. Een ingelijste foto op de overloop laat zien dat ze daar zelfs een ontmoeting met prinses Máxima aan te danken heeft. Tijdens haar kennismakingsbezoek aan Zeeland gaf de prinses het meisje in de traditionele dracht een hand.
De bloedkoralen die het nichtje op de foto draagt, liggen nu bij de keelknopen op het bed. „Er zitten twee sloten aan, wijst Jankees. „Dat was luxe. En om dit vooral goed te laten zien aan de mensen, hangt er onderaan het slotje aan de voorkant een extra streng bloedkoralen. Dit voorslot kan dus helemaal niet open en zo was het voor iedereen duidelijk dat er aan de achterkant nòg zon duur slot moest zitten. Alles voor de show. Ze hadden nu eenmaal geen Mercedes om mee te pronken in die dagen.
Wie werkt aan een verzameling waar goud, zilver en kant aan te pas komt, kiest voor een kostbare hobby. Jankees: „Als je een stereo te duur vindt, dan wacht je gewoon een jaar. Met dit soort spullen kun je er echter niet van uitgaan dat je later nog een kans krijgt om het te kopen. Maar ja, ik ga niet uit. Dat is óók een dure hobby. Sommige lui jassen er heel wat door op een zaterdagavond. Wat ze overhouden, is een kater. In feite is mijn verzameling een investering, al verzamel ik niet om te beleggen.

En dit wordt natuurlijk een museum.
„Zoiets wel, ja.

Bestaan er al concrete plannen?
„Helemaal niet. Voorlopig heb ik hier in huis ruimte genoeg. Als je ordelijk verzamelt, kun je veel kwijt. Ik doe wel mee aan tentoonstellingen. Overigens betekent dat een hoop werk. Je wilt je spullen piekfijn laten zien. Is er een mutsje geel geworden, dan sta ik te wassen en te strijken. Soms gaat dat gemakkelijk. Maar het reinigen van zon simpel klein puntje dat de vrouwen op Walcheren droegen, is bijzonder arbeidsintensief! Je moet het spoelen om alle stijfsel eruit te krijgen. Dan laat je het trekken in de Biotex. Ik bleek het vervolgens op de heg. Ja, ze waren vroeger niet gek, dat bleken in het zonnetje werkt echt. Na het drogen komt dan nog het strijken en stijven en glanzen en dampen. En ten slotte het plooien.
Ter illustratie pakt Jankees er een Walchers mutsje bij dat hij momenteel onder handen heeft. Met een kleine tang knijpt hij plooitje na plooitje in de stof. „Heel iets anders, maar in de 35 centimeter lange plooi van een Twents mutsje kan soms wel drieënhalve meter stof zitten! vertelt hij ondertussen.
Zo oefent de jonge Zeeuw geduldig het werk uit, dat vroeger overgelaten werd aan mensen die minder valide waren of om andere reden geen zwaar werk konden doen. Een groot deel van zijn vrije tijd gaat hier aan op, erkent Jankees. Toch houdt hij ruimte over voor zijn andere hobbys, in de tuin, in de boeken of in de muziek. „Ik zeg altijd: Ik heb de klederdracht, de klederdracht heeft mij niet!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2003

Terdege | 104 Pagina's

Het verhaal achter een oorijzer

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2003

Terdege | 104 Pagina's