Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Iets over den oorsprong en de geschiedenis der Waldenzen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.
Wederom Ballingschap.

De rust, waarvan we aan het einde van ons vorig artikel gewag maakten, is maar van korten duur geweest. Eigenlijk is de geschiedenis der Waldenzen een voortdurende aaneenschakeling van vervolging en ellende. De eene tragedie volgt de andere op.
Wij moeten hier even terugkomen op hetgeen wij reeds met een enkel woord vermeldden in de inleiding op deze serie bijdragen over de Waldenzer historie.
Toen Lodewijk XIV op 18 October 1685 het Edict van Nantes herriep, waardoor de Protestantsche religie in Frankrijk verboden werd, namen ook de moeilijkheden voor de Waldenzen in niet onbelangrijke mate toe. Want het gevolg was, dat er in de valleien, die onder Fransch gezag stonden, geen Waldenzische kerken meer mochten blijven bestaan.
Velen weken uil naar Zwitserland en Duitschland.
Maar ook de Italiaansche Waldenzen leden onder den door Lodewijk XIV genomen maatregel, doordat deze den Hertog van Savoye wist te bewegen, geen vluchtelingen op zijn grondgebied te dulden.
Aanvankelijk had Victor Amedeus II er niet veel voor gevoeld, om de Waldenzen te ver­drukken. „Mijn voorouders", zoo zei hij, ,, hebben al zoo vaak getracht, het Waldenzer geloof te onderdrukken, maar ellendige wanorde is er steeds het gevolg van geweest". Doch eindelijk bezweek hij echter voor de wenschen van zijn oom : den Koning van Frankrijk.
Op 31 Januari 1686 vaardigde de Hertog van Savoye een decreet uit, dat veel weg had van het edict van Nantes, en waarbij verordend werd, „dat alle kerken en kapellen der Waldenzen moesten worden afgebroken. Alle predikanten en leeraren, die niet Roomsch wilden worden, moesten binnen veertien dagen het land verlaten ; anders zouden ze de doodstraf ondergaan, verbannen worden of hun eigendommen verliezen. Daarentegen zouden degenen, die zich tot de moederkerk bekeerden, een kwart deel bezoldiging méér ontvangen. Voortaan behoorden alle kinderen roomsch gedoopt te worden. Verzetten de ouders zich hiertegen, dan zou de moeder gegeeseld en de vader tot dwangarbeid worden veroordeeld".
De verontwaardiging van gansch Protestantsch Europa mocht niet baten ; en de door den Hertog beraamde maatregelen bleven van kracht. Sommige leiders der Waldenzen voelden voor een oorlog tot het bitterste einde toe ; anderen besloten tot het gaan in ballingschap, wijl zij zich door een overmacht, waartegen toch niets te beginnen viel, voelden overweldigd.
Over het algemeen waren de predikanten vóór vertrek en tegen verzet. Alleen een zekere Henri Arnaud wilde tot bloedens toe weerstand bieden. Hij had een theologische opleiding gehad, doch te voren, naar men zegt, in het leger in Holland den rang van kapitein bekleed. In ieder geval had de man een echte soldatennatuur, die hij nimmer heeft verloochend. Zijn gestalte moet forsch, en zijn karakter niet vrij van eerzucht zijn geweest.
Wegens gebrek aan eensgezindheid, gewapende mannen en geld, kon het conflict, dat Arnaud uitlokte, maar kort duren. Al was het echter kort, — in hevigheid kent het z'n weerga niet.
Vele duizenden Waldenzen zijn gevangen genomen of gestorven in den strijd, die Henri Arnaud met voorbeeldigen moed gevoerd heeft. Wanneer van Roomsche zijde echter gedacht werd, dat de vervloekte schare vernietigd was, dan verscheen er plotseling weeleen groep Waldenzen ten tooneele. Het ,,gespuis" bleek onuitroeibaar. En hoe naarstig de vijand er ook op uit was, om hen op te sporen, — steeds weer moest hij constateeren, dat de Waldenzen over schuilplaatsen beschikten, die niet te vinden waren.
Toen het niet meer mogelijk was om stand te houden, was het voor de Waldenzen maar het best, uit te wijken naar Zwitserland, waar ze gastvrij werden opgenomen. Ook de meeste gevangenen werden door den Hertog uit de gevangenis ontslagen, ten einde hun gelegenheid te geven, zich naar elders te begeven. Een overeenkomst, die dit mogelijk maakte, was tusschen Victor Amedeus en de Waldenzen gesloten.
De uittocht was grievend, maar noodzakelijk.
Doch onder deze omstandigheden werd de liefde der Waldenzen voor hun oorspronkelijke haarden niet uitgebluscht.
Er bleef een sterk verlangen en een onweerstaanbaar heimwee naar de valleien der bergen van Piémont

De glorieuze terugkeer.
Zooals wij reeds zeiden, is de ,,Glorieuze Terugkeer" de aanleiding tot het schrijven dezer artikelen. Het gaat hier namelijk over den terugkeer der Waldenzen naar hun vaderland na de periode van ballingschap, waarover wij zooeven spraken. De eerste pogingen in dit opzicht werden ondernomen door Henri Arnaud in Augustus van 1689 : volgende maand dus 250 jaar geleden ! Het feit is de herdenking ten volle waard.
Men heeft opgemerkt, dat deze „Glorieuze Terugkeer" gerekend moet worden tot de heldhaftigste ondernemingen, die de algemeene geschiedenis kent. Met name Napoleon moet voor een en ander de grootste bewondering gehad hebben.
In de buurt van het stadje Nyon, gelegen aan den Noordelijken oever van het meer van Geneve, kwam Arnaud met een aantal Waldenzen samen, om van hieruit de terugkeer naar Piémont te ondernemen. Ongeveer 900 mannen togen op weg.
Gewapend, en voorzien van levensmiddelen voor tien dagen, had ieder zoo'n vijftig K.G. zware last te torsen.
Zonder op hun tocht veel tegenstand ondervonden te hebben, kwam men na zes dagen aan den Mont Cenis. De vermoeienissen der reis waren onbeschrijfelijk, daar de gevaren en ontberingen uitermate groot, en de rusttijden zeer.klein waren. Onder regenval, moest men zich soms door sneeuw en ijs een pad banen.
Toen de mannen op 23 Augustus nagenoeg uitgeput waren, kwam de eerste botsing met het Fransche leger, dat ongeveer 25O0 man sterk was. Wonderlijk, maar waar is 't, dat de Waidenzen in dit gevecht overwonnen. De Franschen verloren 600 man, — de Waldenzen slechts 15 Vóór het vertrek had Arnaud dan ook den Heere gesmeekt, om met sterke hand en uitgestrekten arm hun een weg te banen door de vijanden heen. Had Hij ook niet het volk Israël door de Roode Zee en de woestijn gevoerd naar het beloofde land ? Op de plaats, waar Arnaud dit indrukwekkende gebed uitsprak, staat sedert 1889 een eenvoudig gedenkteeken opgericht.
Na tien dagen marcheeren, waarin zij nog herhaaldelijk moesten vechten, doch in hoofdzaak overwonnen, bereikte men de dalen bIj Prali. Hier hielden de Waldenzen hun eerste Godsdienstoefening. Er werd gezongen en gesproken uit de Psalmen 124 en 129. Ook de Waldenzen waren van hun jeugd aan benauwd, doch de vijand had hen niet overmocht. De Heere had de touwen der Goddeloozen afgehouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's