Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Liturgie

In de laatste jaren komen we het woord liturgie meer tegen dan enkele tientallen jaren geleden. Als verklaring van het woord liturgie vond ik pas het volgende: „het geheel van voorgeschreven gebeden, ceremoniën en handelingen, die een eredienst uitmaken". Niemand zal willen ontkennen, dat de kerkdienst een bepaalde vorm dient te hebben en dat die vorm ook zinvol moet wezen. Toch huiver ik ergens terug voor dat sterke nadruk leggen op de vorm van de eredienst. Want de historie heeft bewezen, dat dit meestal gepaard gaat met een verzwakking van de prediking. In de Roomse kerk is de liturgie de hoofdzaak van de kerkdienst. Door allerlei liturgische handelingen „bewerkt" de priester het heil. De reformatie bracht echter het eerherstel van de prediking als middel der genade. En de prediking van Gods Woord dient naar mijn overtuiging ook hoofdmoment van de eredienst te blijven. Zwingli, de Zwitserse kerkhervormer, was in die dagen het meest radicaal in zijn optreden. Typerend voor hem is dat hij van de stenen van het altaar van zijn kerk een preekstoel bouwde. Zo gaf hij aan de prediking de ereplaats terug. Preken deed hij elke dag en ook de zondagse dienst was in hoofdzaak prediking van het Woord Gods. Toch moest ook Zwingli aan de kerkdienst een bepaalde vorm geven. Er waren immers de gebeden en de dankzeggingen en naast de voorlezing van het Woord Gods was er ook de Wet des Heeren en de Apostolische Geloofsbelijdenis, hoewel deze volgens Zwingli vooral moesten worden gelezen in de kerkdienst tot onderwijs van het volk. Zoals we weten heeft Luther zich nauwer aangesloten bij de bestaande traditie dan Zwingli. Wat behouden kon worden uit de Roomse eredienst moest men niet zonder meer verwerpen. Hij wijst het vervangen van het oude door nieuwigheden dan ook beslist af, daar hij een zekere continuiteit in de eredienst wilde handhaven, hoe scherp hij ook verschillende elementen in de Roomse eredienst afwees. De gereformeerde liturgische traditie is vooral gegaan in de lijn van Zwingli. Vooral in ons land is, onder invloed van de bekende predikant Datheen, die eigenlijk alleen maar aandacht had voor de preek en voor het zingen der gemeente, weinig aandacht besteed aan de verdere vormgeving van de eredienst.

Onderschatting en overschatting

Men moet bij een eerlijke beschouwing van deze dingen wel tot de conclusie komen, dat de goede en schriftuurlijke vormgeving van de eredienst te weinig de aandacht heeft gehad van de gereformeerde belijders in ons land gedurende verschillende eeuwen. De kerkdienst is immers ontmoeting van God met zijn gemeente. Hij komt met Zijn Woord en Sacrament tot ons. Wij hebben dat Woord Gods te horen en te geloven. En aan dit laatste hebben wij ook uitdrukking te geven in onze ontmoeting met God. We hebben ook de Sacramenten te gebruiken op zo'n wijze en in zo'n vorm, dat dit ook een ontmoeting is. Deze dingen zijn in onze kringen wel eens te weinig doordacht.

Aan de andere kant kan de vorm zo'n overheersende plaats krijgen in de kerkdienst, dat het wezenlijke niet meer gezien en erkend wordt en dat we daardoor al te dicht bij Rome komen. Juist in een oppervlakkige tijd, waarin het geestelijk leven op een laag peil gekomen is en de verborgen omgang met God maar al te veel gemist wordt, komt de vraag naar meer „vormen" in de eredienst naar boven. In onze tijd zijn er al verschillende kerkdiensten waarin deze „vormen" de hoofdzaak zijn geworden. Een slap en soms erg moralistisch preekje over medemenselijkheid en naastenliefde vult dan tenslotte de „vorm" aan tot een kerkdienst.

Onlangs sprak iemand - — het was een godvruchtig ouderling •— het tegen mij nog uit: „Ik ben bang dat het ware leven der godzaligheid onder al die vormen verstikt." Daarom moet men toch ook wel oppassen voor overschatting der liturgie. Het zou wel zeer te betreuren zijn wanneer we daardoor immers de hoofdzaak uit het ook zouden verliezen. Ook in onze' kringen zal gestudeerd moeten worden op al deze dingen en gezocht moeten worden naar de juiste zin van de liturgische gebruiken. Want zonder liturgie kan het niet. Maar toch kan ik me niet vinden in verschillende elementen, die prof. dr. H. Jonker naar voren heeft gebracht in een lezing over „Samenkomst en eredienst der gemeente" op het groot-gereformeerd congres, dat onlangs in Lunteren is gehouden. Volgens een verslag in de Nieuwe Haagse Courant heeft hij daar o.a. gezegd:

„Hij stelde in het bijzonder dat de liturgie organisch verbonden moet zijn met het geloof van de gemeente. Dit is voor een rechte functionering van het grootste belang.

De liturgie rust immers op dogmatische vooronderstellingen en is zo een vorm van geloofsexpressie. Om de problemen die nu komen opduiken te bespreken, knoopte prof. Jonker aan bij een discussie in 1939 tussen dr. O. Noordmans en prof. dr. G. van der Leeuw.

In het Nieuwe Testament wordt het woord liturgie alleen gebruikt met betrekking tot Jezus' kruis-

offer en Paulus' apostolaat. En Noordmans wil van hieruit dc liturgie bezien. Prof. Jonker bracht als bezwaar hier tegenin dat hier slechts van een letterlijke en niet van een zakelijke overeenkomst sprake is. Anderzijds wees hij het sacramentalisme van Van der Leeuw af: het woord omvat namelijk het sacrament en niet omgekeerd.

De Utrechtse hoogleraar wil in de eredienst twee lijnen zien, de ene van God uit: de verkondiging van Zijn Woord en de tweede van de gelovigen uit: de reagerende gemeente. Er mag geen tirannie van de kansel in de kerk zijn; het is immers geen evangelisatiebijeenkomst. In de kerkdienst functioneert het verbond. Derhalve moet in de liturgie de bevinding, de praktijk der godzaligheid verdisconteerd worden. Dat is de waarheidsrealisering van het Woord Gods. Het Woord is de lichtbron, maar er bestaat ook een reflextievlak van de gemeente. Ten aanzien van de openbaringswaarheid komen een viertal gezichtspunten naar voren. In de eerste plaats is daar de objectiviteit van de bijbel, van de kerkelijke belijdenis en van het geïnstitueerde (de sacramenten). Vervolgens is er een surplus aan de Goddelijke zijde: het is het Woord van de levende God dat hier en nu gesproken wordt.

Dit is de actualiteit en de dynamiek van de verkondiging. Voorts is er een surplus aan menselijke zijde, de aangesproken mens moet de openbaringswaarheid geloven en in zijn leven verwerkelijken. Derhalve is in de vierde plaats de conclusie gewettigd, dat de openbaringswaarheid in dialoog staat met de aangesproken mens. De gemeente moet reageren op de dynamiek van het Woord. En het is nu de liturgie die daarvoor de mogelijkheden schept. Die echo van de gemeente op Gods Woord kan tot uiting komen in schuldbelijdenis, gebed, lofprijzing, gebruik van de sacramenten, offerande, gemeenschap onder elkaar en dienstbetoon aan de wereld.

Voorts pleitte prof. Jonker voor het herstel van oude rechten. Als liturgie een expressie van het geloof is, moet de gemeente de schuldbelijdenis, de lofprijzing en c!e geloofsbelijdenis niet maar bij monde van de voorganger, maar zelf hardop kunnen zeggen of zingen en meer gelegenheid hebben tot gebruik van de sacramenten. Ook moet de band met de oude traditie van de oerchristelijke kerk met zijn prachtige klassieke liederen, gebeden en formuleringen vernieuwd worden zonder een slaafse binding daaraan.

Verder dient de gemeenschapsgcdachte hoog gehouden te worden, bijv. het gezinsverband binnen de gemeente. Ten slotte moet het dienstbetoon aan de naaste binnen en buiten de gemeente weer een waarlijk offer betekenen. De eredienst loopt namelijk uit op het dienen buiten de kerk."

Natuurlijk kan men met verschillende opmerkingen van prof. Jonker volkomen instemmen, maar het geheel is volgens mij toch overschatting van de liturgische vormen. De ontmoeting met God is immers daar waar men „bevindelijk" zijn aanwezigheid ervaart en niet daar waar men in over het algemeen „automatische vormen" in de kerkdienst bezig is.

De jeugd en de kerkdienst

Merkwaardig is ook wat prof. Jonker voorstaat ten aanzien van de jeugd in de kerkdienst: „Gevraagd naar wat hij dacht over de jeugd in de kerkdienst, zei de hoogleraar, dat hem het volgende beeld voor de geest stond. In een zijvleugel van de kerk zitten de kinderen tot 12 jaar. Hier maken zij het eerste deel van de dienst mee. Nadat de voorganger een kort woord tot de kinderen aan het begin van zijn preek gesproken heeft, wordt een geluiddempende wand neergelaten en vervolgen de kinderen hun dienst apart onder leiding van jeugdleiders. Voor de ouderen en voor de jongeren boven de 12 jaar gaat de gewone eredienst verder. Voor de jongeren boven 12 jaar zag prof. Jonker verschillende mogelijkheden tot medewerking aan de liturgie, o.m. het collecteren onder leiding van diakenen. Voorts kunnen zij d edienst opnemen op een band en die door-de-weeks bij zieken en ouden van dagen afdraaien.' Een andere mogelijkheid is het fungeren als commissie van ontvangst of ook medewerken aan het koor, maar dit koor zal dan beslist niet mogen concerteren, maar slechts ter stimulering en ondersteuning van de gemeentezang mogen dienen. En de ouderen zijn er om daarin leiding te geven."

Wanneer men de jeugd kan aktiveren in het gemeentelijk leven is daar natuurlijk veel voor te zeggen, maar de andere kant liggen hier toch ook grote gevaren. Waarom zal men bij twaalf jaar ophouden met aparte samenkomsten voor de jeugd? Anderen geven immers het voorbeeld door jeugddiensten en dergelijke, juist voor ouderen dan twaalf jaar. Naar ik meen is de kerkdienst voor de gehele gemeente, ook voor de jeugd. Dat de predikant ook met de jeugd rekening dient te houden, is vanzelfsprekend. Ook de lengte van de kerkdienst komt hier in het geding. Voor ouderen zal het gemakkelijker zijn om te luisteren dan voor jongeren. Maar ik houd vast aan de oude gereformeerde stelling, dat het gehele gezin in de kerkdienst hoort.

Kroniekschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1962

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's