Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik heb er geen woordbeelden voor...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik heb er geen woordbeelden voor...

Met vallen en opstaan, een handreiking bij de opvoeding

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als leren lezen moeizaam gaat, vragen leerkrachten en ouders zich vertwijfeld af wat er mis kan zijn. Inmiddels is de term dyslexie ingeburgerd op school en thuis als verklaring voor hardnekkige lees- en taalproblemen. Minder bekend is het beelddenken. Er is een stroming die onderwijsland wil bereiken en kinderen wil ondersteunen die geen letters, maar plaatjes opbergen in hun hoofd. Zijn dyslexie en beelddenken broertje en zusje of alleen maar in de verte familie van elkaar? En zo er verwantschap bestaat, hebben beide verwanten dan evenveel recht van spreken?

Wat is dyslexie precies? Over de officiële definitie zijn de wetenschappers het niet eens. Deskundigen die een poging gewaagd hebben om dit kort onder woorden te brengen, stellen vast dat het in ieder geval gaat om kinderen met een normale of hoge intelligentie. Deze kinderen hebben geen andere leer- of gedragsstoornissen maar een hardnekkig leesprobleem. Bij dyslexie gaat het namelijk om grote of kleine mensen met een gezond verstand, maar hun linker hersenhelft kan niet zó samen werken met de rechter hersenhelft, dat er vlot een woord uit verschillende lettertekens komt.
In de meeste gevallen is sprake van een familiekwaal. Als één van beide ouders dyslectisch is, is de kans 50 procent dat het kind erg veel moeite heeft met lezen. Zijn beide ouders zeer moeilijk lezenden, dan heeft in 75 procent van de gevallen het kind een leesprobleem. Dyslectische kinderen begrijpen de taal. Maar ondanks het feit dat er op school en thuis voldoende gerichte aandacht is om het lezen onder de knie te krijgen, blijft hun probleem bestaan.

Beelddenken
De laatste tijd is nog een verklaring voor lees- en taalproblemen actueel. Mevrouw Ojemann introduceerde enige jaren geleden opnieuw het begrip beelddenken. Deze manier van denken is in 1951 uiteengezet door Maria Krabbe. Met beelddenken wordt zoveel bedoeld als: denken in plaatjes, niet in woorden. Volgens Ojemann denkt iedereen van jongsaf in beelden. Door het omgaan met de taal zou men dan eerst klanken gaan onthouden en later, na het leren lezen, de klank koppelen aan het letterwoord. Kinderen die worden getypeerd als beelddenkers onthouden niet de taaltekens van het woord, maar een voorstelling van de werkelijkheid. Dan geldt dus voor een jongen van 10 jaar dat hij bij het woord locomotief het beeld voor zich krijgt van een trekkertrein met meerdere wielen, terwijl hij er geen idee van heeft hoe het woord eruitziet en nog minder met hoeveel os hij zon woord schrijft. Dat heeft tot gevolg dat sommige woorden inwisselbaar zijn voor een synoniem. Dan kan de kat een poes worden en de mus een bruine vogel.
De stichting Beelddenken beijvert zich voor ondersteuning en individuele begeleiding van kinderen met deze problemen. Sommige ouders en kinderen voelen zich begrepen door de stichting. De beelddenktheorie kan de wetenschappelijke toets echter niet doorstaan. In het septembernummer van tijdschrift De Psycholoog wordt geconcludeerd dat beelddenken op basis van onderzoek niet is bewezen. Ook is niet duidelijk hoe betrouwbaar de manier is waarop kinderen als beelddenker worden gediagnostiseerd. Daarnaast zijn er geen wetenschappelijke gegevens van de resultaten van de aanpak van de stichting Beelddenken. De verdienste van mevrouw Krabbe en Ojemann is dat er aandacht wordt gevraagd voor een mogelijk denkproces bij kinderen die lees- en taalproblemen ervaren.

Herkennen
Leren lezen is namelijk vooral het herkennen van woordbeelden. Daarbij gaat het er niet alleen om dat een kind de lettercombinatie van het woord ziet, maar ook weet hoe het klinkt, wat het betekent en hoe het is opgeschreven. Als dit alles wordt onthouden, vormt het woord een volgende keer geen probleem. Van lees-zorgenkinderen is dit te veel gevraagd. Zij blijken hier niet toe in staat. Sommigen lukt het na langdurige training enigszins. Bij beelddenkers zou het om dyslectische kinderen kunnen gaan, die in hun strijd om woordbeelden te onthouden hun toevlucht nemen tot het zichtbare voorbeeld. Dan lijkt taalbeleving meer op een diaserie met geluid, dan op een woordenboek zonder plaatjes. In dat geval zegt beelddenken iets van een manier van denken in het hoofd, maar niet van de oorzaak en mogelijke behandeling van een leesprobleem.

-------------------------------------------------------------------------

Informatie
In het praxisbulletin werd door het team van Luc Koning een lijstje signalen doorgegeven die erop kunnen wijzen dat kinderen leesproblemen krijgen of hebben:
Als een kind voordat het met leren lezen begint:
- moeite heeft met het onthouden van kleurennamen
- moeite heeft met het leren van de dagnamen
- moeite heeft met het leren van namen van klasgenoten
- moeite heeft met het leren van andere namen, zoals die van nichtjes en neefjes
- niet oplet bij de kringactiviteiten

Als een kind tijdens het leren lezen:
- kritiekloos leest en zichzelf niet verbetert
- moeite heeft met klok leren kijken
- moeite heeft met geautomatiseerd rekenen tot tien
- moeite heeft met het leren van tafels van vermenigvuldiging
- vastloopt met lezen in AVI 2, 3 of 4

Begeleiding
De meeste leesproblemen worden op school al vrij snel gesignaleerd. In het basisonderwijs buigen de groepsleerkracht en de Interne Begeleider zich over het probleem. Als er sprake is van een ernstige leesstoornis, wordt er contact opgenomen met de Schoolbegeleidingsdienst. Wanneer de diagnose dyslexie wordt gesteld, zijn er mogelijkheden in het basisonderwijs voor speciale begeleiding. Er zijn kinderen die tijdens de lesuren een Pedologisch Instituut bezoeken. Hulpprogrammas zijn erop gericht met name de linker hersenhelft zo te prikkelen, dat deze een betere samenwerking met de rechter hersenhelft tot stand kan brengen. Daarnaast wordt het inoefenen van woorden getraind, zodat kinderen op het eigen niveau steeds kleine vorderingen maken.

Het is stil in groep 4. De zomervakantie is net achter de rug, de kinderen zitten weer ijverig te schrijven. „Let op, zegt de juf, „vandaag herhalen we de sch- en str-woorden. De bankjes staan niet naast elkaar, ieder kind zit alleen. Sommigen gebruiken de vulpen als een zuurstok. „De kat... zit naast... de straat. De kat... zit naast... de straat, klinkt het steeds weer. De juf zegt het wel vijf keer en ze kijkt rond of iedereen al klaar is. Arjan (8) doet zijn uiterste best. Hij heeft eerst wat door het raam zitten turen. Nu moet hij zich haasten. Ingespannen zit hij te schrijven: „de poes... zit op... de stoep. „Hé, hé, dat was een lastige zin! „Gelukt Arjan? vraagt de juf vriendelijk. Arjan knikt trots: „Ja!! „Volgende zin: Ik zet een streep in mijn schrift. Ik zet.. In de verte hoort Arjan nog de woorden van de juf. Nu wil hij sneller zijn. „ik... zet... En dan? O, ja! „een... lijn... op... mijn... blat.
s Avonds zet juf grote ogen op. Ze zit de dicteeschriften na te kijken. „Wat heeft die jongen van De Vries er toch van gemaakt? Hij is blijven zitten in groep 3, omdat hij moeite had met lezen. Nauwelijks in groep 4 schrijft hij tijdens de taalles hele andere zinnen!
De volgende dag neemt juf Sanders haar leerling even apart. „Arjan, waarom schrijf jij niet op wat ik zeg? Ze pakt het werk van de andere kinderen erbij. Ze wijst in zijn schrift. „Hier moet staan: De kat zit naast de straat. En jij schrijft: De poes zit op de stoep. En daar... Haar vinger glijdt naar de volgende zinnen. Arjan kijkt zijn juf meewarig aan en glimlacht. „Maar juf, mijn moeder zegt dat het gewoon komt omdat ik een beelddenker ben!

Stel uw vragen
Al enkele jaren staat in Terdege de rubriek Met vallen en opstaan, over allerhande onderwerpen die met opvoeding te maken hebben. Als redactie hebben we gemerkt dat we daar veel van onze lezers een dienst mee bewijzen.
Vanaf nu willen wij uw betrokkenheid bij deze rubriek graag nog groter maken, door u de gelegenheid te bieden om vragen op het brede terrein van de opvoeding te stellen. U kunt uw vragen sturen naar Terdege Met vallen en opstaan, Postbus 75, 7300 AB Apeldoorn. De vaste medewerksters van de opvoedingsrubriek, mw. drs. A.M. van Houdt en mw. drs. M.C. Klein-van Doorn, zullen uw vragen graag in Terdege beantwoorden, zodat ook andere lezers en lezeressen er hun voordeel mee kunnen doen. Zit u met een acuut opvoedkundig probleem, dan raden wij u aan direct bij een hulpverleningsinstantie aan te kloppen. De beantwoording van een vraag in Terdege kan namelijk even duren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 november 2000

Terdege | 96 Pagina's

Ik heb er geen woordbeelden voor...

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 november 2000

Terdege | 96 Pagina's