Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Scholastiek en Mystiek. Tegen 't midden der 14e eeuw vangt ook de 3e periode der Scholastiek aan, die tot ± 1500 duurt. Het is de periode van het nominalisme. De vader hiervan is Willem van Ockam, een engels Fransiscaan.

Hij studeerde te Oxford en Parijs en was een zeer critische geest. Wat de Scholastiek tot hiertoe vastgesteld had, viel hij aan en streefde in de richting van de afbraak. Men noemt zijn streven wel de via moderna (vrijvertaald: de nieuwe gang).

Juist zijn aanvallen op de oude Scholastiek (devia antiqua) deed sommige reformatoren gunstig over hem denken.

Zo neigde Luther aanvankelijk tot het occamisme; ook Geert Groote werd reeds als zodanig versleten. Evenzo schijnt aan de hogescholen van Praag, Oxford enz. deze richting gedreven te zijn.

Maar weldra bleek het de reformatoren, dat dit systeem (het nominalisme) een verkeerde kant opging en gooide men los.

Het zou te moeilijk voor de meeste lezers van ons blad worden, als wij dieper op dit nominalisme ingingen. Alleen willen wij wijzen op zijn zgn. leer van de dubbele waarheid: iets kan waar zijn in de theologie, wat nog niet waar is in de philosophie!

Dat is natuurlijk je reinste nonsens; de waarheid is één en neemt niet allerlei kleuren aan; heeft niet allerlei inhouden.

Ockam ging ook dwars — en terecht — tegen Thomas v. Aquino in, die meende, dat alles bewezen kon worden, zelfs het bestaan van God. Maar dit bestaan van God kan niet wetenschappelijk bewezen worden. Die tot God komt, moet jgeloven, dat Hij is. De H.S. bewijst het bestaan van God niet, maar gaat er van uit. Gen. 1 : 1.

De duitse Mystiek. Op het verschijnsel der Mystiek schreven wij reeds een-en andermaal. Zo bij Eriugena en Bernard. Wie goed las, merkte wel op, dat van eenkleurigheid bij de Mystiek geen sprake is.

De duitsche Mystiek is dan ook weer anders geaard dan bv, die van Bernard, en daarom zijn ook in haar verschillende componenten op te merken.

Duitse Mystiek wordt zij genoemd, omdat zij vooral in Duitsland voorkwam, bijzonder bij de Dominicanen. Om enig idee er van te geven (voor eenvoudigen is het niet gemakkelijk te begrijpen) is het het beste enkele vertegenwoordigers van deze Mystiek naar voren te brengen.

a. Meester Eckhart. Deze Dominicaner was van adellijke geboorte en gaf onderwijs in Parijs, Straatsburg en Keulen.

Hij was niet alleen mysticus, maar ook — wat men niet verwachten zou — scholasticus. Hij was een man van bespiegeling, maar kwam daardoor in conflict met de H.S. Nog 2 jaar na zijn dood veroordeelde de roomse curie (het pauselijke hof) 28 stellingen uit zijn geschriften als ketters; als in strijd met de H.S.

Zijn leerstellingen zijn vaak niet meer christelijk maar pantheïstisch: een opgaan in het Al, in God en zo de gren/zen verdoezelend tussen God en mens, Schepper en schepsel.

In zijn ethiek (zijn zedeleer) is de lijdelijkheid het hoogste, een niets doen en dus een stopzetten van zijn wil, een onverschilligheid ten opzichte van goed en kwaad! Onder zijn volgelingen rekent men Tauler, Seuse (Suso) en Ruysbroec (Ruusbroec.)

b. Joh. Tauler (geb. ± 1300.) Deze drukt niet in alles de voetstappen van Eckhart.

Ook hij was Dominicaan en is vooral bekend geworden als prediker te Straatsburg, Basel en Keulen.

Wel was ook hij mysticus, maar bleef toch meer bij de kerkleer. Was Eckhart wel eens in het pantheïsme vervallen, dat deed Tauler niet. Er is, er blijft onderscheid tussen God en de mens (het schepsel.)

Zijn zedeleer is evenals die van Eckhart, weer erg passief (lijdelijk.) Maar toch komt ook het actieve meer naar voren, als hij zegt, dat het christelijk leven niet alleen een laten maar ook een doen is. Vooral prijst hij de armoede aan.

Tot deze tijd worden zgn preken nog nagevolgd!

c. Hendrik Seuse (± 1295—1366.). Ook hij was van adel en geboren te Konstanz. Reeds vroeg werd hij Dominicaan. Hij moet zich in het klooster aan hevige zelfkastijdingen overgegeven hebben, om de zonde ten onder te brengen en de heiligheid te verkrijgen.

Zijn hoofdwerk is: Das Büchlein der ewigen Weisheit. Zijn taal is zoetvloeiend. Ook hij maakt zich niet schuldig aan het pantheïsme van zijn leermeester, al gaat hij soms ver in de vereniging der ziel met God.

d. Ruysbroec (1294—1381.) Deze was een Zuid-Nederlander, eerst wereldgeestelijke te Brussel, daarna prior van het door hem gestichte klooster Groenendaal bij Brussel.

Zijn klooster behoorde tot de vroeger reeds genoemde Augustijner reguliere kanuniken. Het was echter niet in de Windesheimer Congregatie opgenomen.

Van alle zijden kreeg hij bezoek: zo van Tauler, Groote en de Zwolse rector Cele (zie vorig artikel).

Hij heeft enkele werken geschreven, die ook letterkundige waarde hebben en de moeite van het lezen zeer waard zijn. Zo: Die chierheit (zwaardij) der gheestelicker brulocht; van den gheestelicken tabernacule.

Bij Ruysbroec treffen we alleen zelfstandig worden der Mystiek aan; een op zichzelf staan van deze.

Was het bij Eckhart nog scholastiek - f mystiek; bij R. is dat niet zo.

Nog iets. Evenals bij Bernard is zijn mystiek navolgingsmystiek en zo blijft het niet uit, dat Christus ook bij hem meer op de voorgrond treedt. En als Bernard kon hij geducht van leer steken tegen de kerkgebreken van zijn tijd.

e. Ten overvloede willen wij wijzen op een eigenaardig-boekje, de theologia Deutsch. Deze naam is afkomstig van Luther, die er erg mee wegliep.

Wie de maker is weet men niet; misschien een lid der Duitse Orde te Frankfort, iemand uit de kring van Eckhart. Veel waarde heeft het echter niet.

f. Nog anderen zouden kunnen genoemd worden. Zo enkele domicanesser nonnen en de zgn. Gods vrienden aan de Rijn.

Wij herinneren slechts aan de visionairen: Lidwyna van Schiedam (gestigmatiseerd), Brigitta in Zweden en haar dochter Catharina van Sienna, (Italië) bekend uit de tijd van het schisma en vroeger reeds genoemd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1952

Daniel | 12 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1952

Daniel | 12 Pagina's