Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer H.d.T. te Z.,

Hoewel u er mij vrij in hebt gelaten om uw vraag in een persoonlijk schrijven te beantwoorden of in ons blad, zo heb ik het laatste moeten kiezen, daar het me echt niet mogelijk is om allerlei persoonlijke briefjes te schrijven. Nu hebt u wel wat langer op antwoord moeten wachten dan dat ik persoonlijk aan u geschreven zou hebben, maar gezien de vraag die u me hebt gesteld, lijkt me dat niet zo erg, waarbij nog komt dat ik het ook van belang acht voor de lezers van ons blad als zulk een vraag op deze wijze wordt beant-

woord. Uhebt me immers een vraag gesteld over de leer, een vraag die anderen zowel als u bezig kan houden. Trouwens, ik heb ook nog een vraag liggen die ik in dit verband gelijk kan beantwoorden. Door u is me de vraag gedaan, of de rechtvaardigmaking niet hetzelfde is als de wedergeboorte, of althans toch ook al in de wedergeboorte plaatsvindt en of het dan toeh niet waar is dat er geen leven is vóór de rechtvaardigmaking. Nu heb ik ook al lang geleden een vraag gekregen van de heer G.P. te H., om iets te schrijven over de Goddelijke vierschaar. Ik wil proberen om aan dat verzoek dan gelijk te voldoen.

Het is me duidelijk geworden uit uw schrijven, dat u er voor uzelf wel wat op nagezien hebt. Zo hebt u mij een kopie gestuurd van wat u in „De Redelijke Godsdienst" van W. a Brakel daarover hebt gelezen. En dan hebt u onderstreept wat hij schrijft over het onderscheid dat we hebben te zien tussen wedergeboorte en rechtvaardigmaking. En dan hebt u me ook nog gewezen op wat ds. G.H. Kersten schrijft over de rechtvaardigmaking dóór het geloof. Hij schrijft, dat die plaatsvindt in de staatsverwisseling der levendmaking en in de vierschaar der consciëntie.

U weet daar blijkbaar niet goed uit te komen, waarom het mij ook het beste lijkt om te proberen hier zo eenvoudig mogelijk over te schrijven. In de wedergeboorte vindt er een staatsverwisseling plaats. Dit betekent dan ook dat men in de wedergeboorte van dood levend wordt. De levendmaking is dus van de wedergeboorte niet te scheiden. Ik laat nu ook even volgen wat Brakel schrijft, als hij in het hoofdstuk van de wedergeboorte begint met een omschrijving te geven van de daad der wedergeboorte. Hij schrijft dan: , , Wedergeboorte is een woord, ontleend van de geboorte des mensen; verstaande daardoor niet alleen het baren, maar insluitende al de werkingen, de ontvangenis, de groei, het geboren worden; want men moet niet menen, dat een mens vóór zijn wedergeboorte leven heeft, hetwelk, als voorbereiding tot de wedergeboorte, moetende dan daardoor verstaan de bekering, zou zijn. Neen, de mens is vóór zijn wedergeboorte dood, en krijgt door de wedergeboorte leven. Tussen dood en leven is geen derde staat, zo ook niet tussen bekeerd en onbekeerd".

Deze omschrijving van de wedergeboorte moet toch wel duidelijk zijn. De wedergeboorte omvat dus eigenlijk alles wat nodig is tot de zaligheid. In de wedergeboorte wordt men levendgemaakt en dus in een andere staat gebracht dan waarin men van tevoren verkeerde. Zo verkrijgt men dan ook in de wedergeboorte alles wat tot de zaligheid van node is. Een wedergeborene kan niet meer verloren gaan. In die wedergeboorte worden alle weldaden van het verbond der genade de mens geschonken. Daarom zegt Brakel, dat ontvangenis en groei in die wedergeboorte begrepen liggen. En hij gaat dan ook gelijk wijzen op de noodzakelijkheid van die wedergeboorte, zoals de Schrift daar ook van spreekt, want Christus heeft duidelijk gezegd: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". Tot de zaligheid is dus de wedergeboorte noodzakelijk. En die wedergeboorte vindt dus plaats als de Heere de mens van dood levend maakt. Om het nog maar duidelijker te zeggen: De wedergeboorte vindt plaats in de inwendige roeping uit de duisternis tot het licht, dus als de mens een nieuw hart krijgt en tot God bekeerd wordt. En het is ons allen van kinds af aan voorgehouden dat dit tot onze zaligheid nodig is. We moeten tot God bekeerd worden. Eenvoudiger kan ik het niet schrijven. En daar moeten we ons ook altijd maar aan houden. In die wedergeboorte vindt dus een staatsverwisseling plaats. We worden door die wedergeboorte weer in een rechte verhouding tegenover onze Maker gesteld. Dus vindt in die wedergeboorte ook de rechtvaardigmaking plaats. Vóór deze rechtvaardigmaking is er dus geen leven.

U bent een beetje in verwarring gebracht doordat u van de kansel hebt horen waarschuwen tegen een stelling van dat er geen leven vóór de rechtvaardigmaking is. Terecht is daar tegen gewaarschuwd. Maar die predikant heeft met die rechtvaardigmaking bedoeld de weldaad van de rechtvaardigmaking zoals de ziel die gelovig bewust zich toe mag eigenen. Er zijn er namelijk, die leren dat er voor deze bewuste rechtvaardigmakende daad des geloofs geen leven is.

Al wordt de mens in de wedergeboorte al door God gerechtvaardigd, hij weet dan niet dat hij gerechtvaardigd is, zomin als hij weet dat hij wedergeboren is. Hij weet dat hij onbekeerd is en dat hij tegen God gezondigd heeft. Hij moet sterven, want dat is de rechtvaardige straf op de zonde. Dat de Heere nu in liefde naar hem heeft omgezien, kan hij niet zien. Integendeel, de toorn Gods wordt in de ziel gevoeld. De Wet doet hem zien dat hij aan al de geboden schuldig staat.

Men vindt het gevaarlijk als we op deze wijze over een nog onbewuste wedergeboorte en rechtvaardigmaking spreken. Dr. Kuyper heeft immers velen misleid met zijn leer van de onbewuste wedergeboorte ? Ja, deze leer heeft zeker velen misleid. En dat wij de leer van Kuyper niet voorstaan, kan men ook wel weten. Toch heeft men ons wel op één lijn geplaatst met Kuyper, maar zich daarmee dan toch aan een valse betichting schuldig gemaakt. Men heeft het echter zeer gevaarlijk gevonden om zo over de wedergeboorte en de rechtvaardigmaking te spreken als wij het doen. Het is echter gevaarlijk als de eerste beginselen van het nieuwe leven niet recht worden verklaard. Als we die zuiver verklaren, dan trekken we de scheidslijn ook duidelijk tussen het algemene werk des Geestes en het zaligmakend werk van Gods Geest. En zo moet dat dan ook tot een ernstig zelfonderzoek brengen en stellen we dus de mensen niet gerust in de beginselen van het genadeleven buiten Christus. Het zuivere werk des Geestes zal eraan te kennen zijn dat het de mens buiten Christus geen rust zal geven. We wensen dan ook geen weg der zaligheid te prediken buiten Christus.

Er is mij dus gevraagd of ik iets over de vierschaar zou willen schrijven. Nu, laat ik dat dan maar gelijk doen. Als er over de rechtvaardigmaking wordt geschreven of gesproken, dan kan men daar het duidelijkste in zijn als men het beeld van een aardse vierschaar daarbij gebruikt. In de rechtshandeling is er een rechter, een gedaagde, een advocaat en ook zijn er beschuldigers. Welnu, zo is het in de vierschaar des hemels ook. En zodra als de Heere de mens van dood levend maakt, wordt zulk een mens in die Goddelijke vierschaar betrokken. Gods Geest overtuigt hem van zonde, gerechtigheid en oordeel. Hij ziet God als een rechtvaardig God tegenover hem staan. De wet beschuldigt hem, want hij ziet dat hij geen van Gods geboden onderhouden heeft. Die heilige Wet wordt in de ziel afgekondigd. Maar er zijn meerdere beschuldigers, want ook de duivel is er wel bij om op de zonden te wijzen die men heeft bedreven en waarvoor toch zeker geen vergeving is te vinden. En dan is het ook de eigen consciëntie van de mens die hem beschuldigt. Zo moet men erkennen dat het waar is wat als beschuldiging tegen hem wordt ingebracht.

Ik heb begrepen dat u de Waarheid bent gaan onderzoeken, want u bent na wat u van die predikant hebt gehoord, de , , Redelijke Godsdienst" van Brakel gaan lezen. Nu, laat ik u dan verder tot onderzoek mogen aansporen. Er is ook een duidelijke predikatie van Comrie over de rechtvaardigmaking te vinden in zijn boek over de eigenschappen des geloofs. Die predikatie handelt over Rom. 5 : 1, waar we die bekende woorden vinden: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus". In die predikatie spreekt Comrie over de rechtvaardigmaking des zondaars in Gods vierschaar. Men heeft Comrie er ook wel van beschuldigd, dat hij de rechtvaardigmaking dóór het geloof in de tijd niet als noodzakelijk achtte, omdat hij leerde dat de kerk van eeuwigheid aan Gods zijde al gerechtvaardigd is. In de „Redelijke Godsdienst" heeft Brakel dat ook geleerd, want hij spreekt daarin ook van het besluit Gods om Zijn kerk te rechtvaardigen, maar zegt dan ook tegelijk dat dit besluit de rechtvaardigmaking zelf niet is, dat wil zeggen dat dit besluit de dadelijke rechtvaardigmaking niet is die in de tijd moet plaatsvinden.

Maar degenen die nog hun beschuldiging tegen Comrie durven in te brengen van dat hij niet zuiver zou zijn in de leer van de rechtvaardigmaking, moeten zijn predikatie over Rom. 5 : 1 dan maar lezen en dan zichzelf afvragen, of zij ook iets weten van al wat hij daar beschrijft. Voor die gewichtigdoende mensen, die zeggen dat er geen leven is voor de bewuste rechtvaardigmaking behoeft men echt niet opzij te gaan. Als men naar het begin van het werk Gods bij hen gaan vragen, dan staat de wagen al wel stil. En het kan niet anders of ze komen in Remonstrantse wateren terecht, want het nieuwe leven zou pas beginnen bij de bewuste rechtvaardigmakende daad des geloofs. Dus daar komt men dan toe zonder een weg die daaraan voorafgaat. Ja, er gaat volgens hen natuurlijk wel een weg aan vooraf, maar die weg ligt dan nog buiten het leven der genade. Dus kan er dan ook een waar smartelijk Godsgemis, een hartelijk berouw en leedwezen over de zonden zijn, buiten het leven der genade om ? Dan moet dat van de mens zelf zijn. Het blijkt wel dat die zakelijke mensen zo zakelijk nog niet zijn. En als ze hun bevinding niet terugvinden in die genoemde preek van Comrie, moeten ze toch werkelijk aan de

Heere maar gaan vragen of Hij ze hun droggronden nog zal willen ontnemen. We kennen die zakelijke mensen wel. Ze zeggen dan van zichzelf nog wel heel eerlijk dat ze de geloofsvereniging met Christus nog missen en nog niet gerechtvaardigd zijn, dus nog onbekeerd zijn, maar men komt er vanzelf wel achter dat ze toch wel heel wat in hun broekzak hebben zitten.

Is het leven dan niet alleen in Christus te vinden ? Zeker, buiten Hem is het leven niet. Maar de weg van zaligmakende overtuiging en ontdekking die tot de kennis van Christus leidt, is toch niet buiten het leven der genade te plaatsen. Daarom zullen we er dan ook nooit van onderuit kunnen, dat in de wedergeboorte al de rechtvaardigmaking plaatsvindt. En voor die rechtvaardigmaking is er geen leven.

Men vindt het gevaarlijk om dat zo te stellen, want men moet zakelijk zijn en buiten Christus de ziel geen rust geven. Als ze met zulk een bewering komen, verraden ze zichzelf al, want ze schijnen niets te weten van die weg waarin de ziel waarlijk ook geen rust kan vinden buiten de Rustaanbrenger.

Ik heb u dus geschreven, dat de ziel van stonde aan in de daad der levendmaking al in Gods gericht betrokken wordt. Daar wordt dus die vierschaar des gerichts reeds gespannen. God doet Zich kennen als een vertoornd Rechter; de zondaar is de beklaagde die vele beschuldigers tegenover zich heeft. En Christus als die grote Hemeladvocaat kent hij niet. Die Persoon moet hem door God Zelf ontdekt worden. Met die Persoon gaat men niet als een advocaat die men zelf gevonden heeft naar de Rechter toe. Niemand komt tot die Persoon dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft. De Vader heeft het Zelf van de hemel uitgeroepen: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!" Hij wil Zich als die grote Profeet door ons doen kennen. Die ons de verborgen raad Gods tot onze verlossing bekendmaakt. Als dat gebeurt, zal men het leven in die Persoon mogen vinden. Van de zijde des Vaders wordt daarin ook al zo'n onuitsprekelijke liefde gesmaakt.

Nu moet u ook vader Brakel maar weer eens nalezen op wat hij over de rechtvaardigmaking schrijft en dan ook wel over de rechtvaardigmaking op de eerste daad des geloofs. De bate des geloofs, namelijk de rechtvaardigmaking des zondaars voor God, wordt in verschillende standen van het genadeleven ervaren. Dat verklaart onze Heidelbergse Catechismus dan ook duidelijk in zondag 23, als daar over de bate des geloofs wordt gesproken en als er dan gezegd wordt: , in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem". Maar dan moet u verder ook nalezen wat Brakel schrijft over de verzekering van de weldaad van de rechtvaardigmaking en over de vruchten hiervan in de ziel. Hij wijst op de noodzakelijkheid ervan om naar de verzekering te staan. En dan is het zeer leerzaam wat hij hierover schrijft in betrekking tot wat wij noemen de bekommerde stand van het leven. Voor die , , zakelijke" mensen die er onder de godsdienst zijn, is er geen bekommering. Maar daarom is de prediking van zulke leraars ook zo arm. Hoe zakelijk men ook wil zijn, de ontdekking wordt in die prediking gemist, want er worden geen haperingen in het zieleleven aangewezen, maar ook wordt de moed-en troostgeving voor de ware bekommerde kerk in die prediking gemist. En zo komt men dan ook de opdracht niet na die de Heere Zijn knechten geeft en die we vinden in Jes. 40 : 1 en 2: Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden". Nu zal ik even hieronder laten volgen wat Brakel schrijft over de verzekering van de rechtvaardigmaking. Hij schrijft dan:

„Dat de mens verzekerd kan zijn, blijkt aldus:

1. Uit alle plaatsen, in welke bevolen wordt, dat de mens zich moet beproeven of hij in het geloof is, of Christus in hem is. Ziet dit:

1 Cor. 11:28. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood. enz.

2 Cor. 13:5. Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is?

Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt.

Men moet zich beproeven, zo kan men tot de kennis komen, of men het heeft of niet en kan men tot verzekering komen, dat men in het geloof is, dat Christus in hem is, zo kan men dan ook verzekerd zijn van zijn rechtvaardigmaking en verder van zijn zaligheid. Zo is de mens geschapen, dat hij weet wat hij doet en dat hij weet, dat hij 't weet. Is 't zo in het natuurlijke, veel meer is 't zo in het geestelijke, dewijl de natuur verlicht, verbeterd en geheiligd is. Hij weet dat hij God tot zijn verzoende Vader, tot zijn deel, tot zijn vermaak, tot zijn rust, kiest en begeert, en dat zijn ziel dan eerst in haar schik zou zijn als hij het had en dat hij treurt omdat hij het mist; hij weet dat hij uitziet naar de Heere Jezus als de Borg, dat hij Hem begeert, daarom dikwijls wel met tranen bidt, dat hij zich aan Hem aanbiedt, zich aan Hem overgeeft; hij weet dat de zonden hem smarten en bedroeven, dat hij verliefd is op de heiligmaking, daarom bidt, daarom tot Christus loopt; een gelovige weet dat al deze dingen in hem zijn en hij weet dat hij het weet. Als hij nu zeker wist, dat hetgeen hij weet in hem te zijn, ware genade en werkingen van de Heilige Geest, der wedergeboorte, geloof en heiligmaking waren, zo was hij in staat om het besluit tot verzekering op te maken, maar hier scheelt het een gelovige en daarom durft hij zich niet verzekeren. Doch, gelijk hij het ene weet, namelijk, dat die gestalte en bewegingen in hem zijn, zo moest hij het andere uit de Heilige Schrift, door medewerking van de Heilige Geest, leren en nu klaar van beide bewust zijnde, zo kan hij niet anders dan verzekerd zijn. Moet men zich dan beproeven, of men het heeft, zo kan men ook komen tot verzekering, dat men het heeft. Ziet van dit weten:

Joh. 6 : 69. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus.

2 Tim. 1:12 ik weet Wien ik geloofd heb en ik ben verzekerd. 1 Joh. 2 : 3. Hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben". Brakel schrijft dan verder over de vruchten van die verzekering. Lees dat maar na. Het is nodig dat het getuigenis des Geestes van de Goddelijke vrijspraak tot de ziel wordt gebracht. Er is hier natuurlijk nog veel meer over te schrijven, maar in andere brieven die ik nu zo achtereenvolgens in het blad doe verschijnen, ga ik daar ook nog nader op in. U moet verder goed zien, dat Brakel in het hoofdstuk van de rechtvaardigmaking allereerst Rome bestrijdt en dan ook de Antinomianen of de zogenaamde Hebreeën. Tegen deze laatsten wijst hij dan ook op de noodzakelijkheid van een dagelijkse rechtvaardigmaking.

Maar vriend, ik moet nu afbreken. De Heere geve u door genade deze zaken recht te leren verstaan door een ware bevindelijke kennis daarvan. Ik hoop het in het stuk van de rechtvaardigmaking met al onze oude schrijvers te houden. Ze zijn mij in hun geschriften door God dienstbaar gesteld om me te verlossen uit zulke strikken als die men de ziel vooral ook in deze dagen spant met een bepaald gewichtigdoenerij. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1986

De Wachter Sions | 8 Pagina's