Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HANDELINGEN Ouderlingenconferentie 1962

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HANDELINGEN Ouderlingenconferentie 1962

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouderlingenconferentie 1962, die op 17 oktober gehouden is in Apeldoorn, werd door de voorzitter, broeder K. Geleynse uit Wildervank, geopend met de volgende rede:

Waarde Broeders,

Wat is het toch mooi dat wij onze vergaderingen mogen en kunnen beginnen met het gezamenlijk zingen van één van onze prachtige psalmen. De blijdschap van het samenzijn klinkt er in door en zo ervaren we reeds aan het begin van onze conferentie hoe goed het is om als broeders van hetzelfde huis te mogen samenkomen. Uit alle oorden van ons land zijn we naar hier gekomen. Misschien hebt U op de reis wel met elkander over de vreugden en zorgen van het ambtelijk leven gesproken, over de zorgen welke U draagt om het gemeentelijk leven alsook over de tekortkomingen die u steeds weer bij uzelf ontdekt.

En nu zou het mij niets verwonderen zo u alleen reeds door het ontmoeten van elkander en het samenzingen iets hebt ervaren van wat Paulus ondervond op zijn moeilijke reis naar Rome. U weet het: … hij dan de broeders ziende dankte God en greep moed.

Hartelijk welkom broeders hier te Apeldoorn. Het comité is zeer dankbaar dat, hoewel de reis voor velen wat omslachtiger is dan naar Amersfoort, toch van een grote opkomst gesproken kan worden.

De sprekers van deze dag mag ik wel in het bijzonder begroeten alsook de brs welke op zich genomen hebben de ingezonden vragen te beantwoorden. Reeds nu ook een woord van hartelijke dank aan de kerkeraad van Apeld.C. voor het beschikbaar stellen van dit kerkgebouw en de vele voorbereidende werkzaamheden welke dienden te worden verricht.

Het zou mij niet verwonderen, de algemene opinie enigszins kennende, als meerdere broeders met enige teleurstelling kennis hebben genomen van het onderwerp dat we vandaag in hoofdzaak met elkander zullen gaan bespreken.

Ons ligt over het algemeen meer een pastoraal onderwerp dan dat we ons gaan verdiepen in de D.K.O. Ik ben er echter van overtuigd dat waar alles, ook, ja juist óók in het kerkelijke met orde dient te geschieden wij als ouderlingen, en alle ambtdragers met ons, kennis dienen te nemen van — en enig inzicht zullen moeten hebben in — wat de kerkorde ons biedt.

In de praktijk van het kerkelijk leven blijkt daaraan nog al eens iets te man-keren met alle vervelende gevolgen van dien. Worden er fouten gemaakt dan moeten commissies worden benoemd om de wagen weer in het goede spoor te krijgen. Vandaag is dus heus wel een belangrijk onderwerp aan de orde. De titel duidt op theorie en praktijk en we zijn dan ook zeer belangstellend naar hetgeen Ds v. ’t Spijker ons straks zal doen horen. Bij voorbaat mag ik de brs wel uitnodigen toch vooral aan de discussie deel te nemen want we zijn hier om van elkander te leren. We zullen opnieuw moeten beseffen dat we als ambtsdragers in de kerk des Heren grote verantwoordelijkheid dragen en dat we ons dan ook steeds weer dienen te bezinnen op een zo juist mogelijke uitoefening van onze taak op de plaats waar de Here ons riep.

Ik zou nu enkele woorden kunnen zeggen over het gelezen Schriftgedeelte om daarna deze vergadering voor geopend te verklaren, maar ik meen dit toch niet te moeten doen. Ik zou dan ook nog een enkele opmerking willen maken welke naar ik hoop voor u aanleiding mogen zijn om er op de kerkeraadsvergadering en/of klassikale conferentie nog eens over te spreken.

Dit jaar zijn verschillende vergaderingen gehouden die aan onze aandacht niet mogen ontgaan omdat er nu, of in de naaste toekomst zeker vragen over gesteld zullen worden. Om een enkele te noemen: Ik denk aan het plenaire congres van de I.C.C.C. in Amsterdam gehouden. Meerdere leden van onze kerken waren daar aanwezig en onze Chr. Dagbladpers, die zo vaak onomwonden blijk geeft niet anti-Wereldraad en zeker niet pro I.C.C.C. te zijn, zorgde er wel voor dat men niet zonder enige reserve naar het Concertgebouw in Amsterdam ging. Integendeel!

Gelukkig bracht één der Chr. dagbladen tijdens de congresdagen een vraaggesprek met Dr. Carl. Mc. Intire dat voor velen verhelderend heeft gewerkt en niet het minst doordat dit artikel nu eens objektief gesteld was hetgeen van de meeste andere artikelen over het I.C.C.C. niet altijd gezegd kon worden.

Maar goed, het is U inmiddels door alles wat er ter Synode over dit onderwerp gezegd is wel duidelijk geworden dat er nogal wat vragen over deze organisatie gerezen zijn en daar zullen wij ook onze gedachten over moeten laten gaan, Is onze plaats daar ja of neen?

’t Is geloof ik, echt niet zo dat de Chr. Geref. Kerken „door dik en dun” met de I.C.C.C. meegaan. Wie met belangstelling de ontwikkeling gevolgd heeft zal dat wel duidelijk zijn.

Dat het vertrouwen van onze kerken in de I.C.C.C. „een knak gekregen heeft” zoals de N. Prov. Gr. Courant van j.l. zaterdag 13 okt. schreef, gaat ons echter te ver. Ik ben ervan overtuigd dat de I.C.C.C. van grote betekenis kan zijn voor de gehele wereld en dat het goed is dat wij daarvan lid geworden zijn, daarmee ook bewust ons distanciërend van de Wereldraad van Kerken. Wel zullen onze afgevaardigden hun bezwaren ter bestemder plaatse moeten laten horen en al hun invloed moeten aanwenden om verkeerde methoden, zo deze er zijn, uit de organisatie te weren.

Hoewel niet officieel deed men uit onze kerken ook mee aan de prachtige samenkomst op Birkhoven te Amersfoort. Goede woorden zijn daar gesproken en terecht m.i. vroeg menigeen zich af waarom we nu wel op Zaterdag en niet op Zondag zo kunnen samenzijn.

Met belangstelling kan men uitzien naar wat de vereniging tot herstel der eenheid van Geref. belijders nu verder gaat doen. Ook dat is een aangelegenheid waaraan we aandacht zullen moeten schenken.

Het is een zoeken naar eenheid van „onderop’ hetgeen de één de enig juiste — en voor de ander de niet-officiële weg is.

De officiële of kerkelijke weg laat ons zien dat het gaat van depp. vergaderingen tot depp. vergadering en van Synode tot Synode zonder dat van positieve resultaten sprake is, althans, zo ziet de niet ingewijde het, want er wordt weinig of niets over gepubliceerd. Ik zou willen herhalen wat ik zo ongeveer in 1961 gezegd heb, n.l. dat, als het dan niet mogelijk is om tot elkander te komen laten we er dan ook niet langer tijd en krachten aan verspillen doch deze gebruiken voor de opbouw en uitbouw van ons eigen kerkelijk leven. Met de kerken van Geref. gezindte zouden we dan kunnen samenwerken op die terreinen waar samenwerking wel nodig blijkt. We mogen niet vergeten dat het voor onze jonge mensen ook steeds moeilijker wordt om de dingen uit elkaar te houden daar we toch echt niet kunnen zeggen dat ze zo’n uitgebreide voorlichting krijgen op dit gebied. Maar … dat is weer een ander onderwerp.

Ik herinnerde reeds aan onze Generale Synode. De verslagen liggen ons nog vers in het geheugen. Meerdere scribenten hebben als om strijd de eenheid en saamhorigheid geroemd die er „ondanks verschil van mening op bepaalde punten” toch gevonden werd. Het heeft, althans op mij, de indruk gemaakt alsof menigeen naar de Synode is gegaan met de gedachte dat het wel eens op een scheuring kon uitlopen, zoiets van buigen of barsten en dat er nu een zucht van verlichting kon opgaan, zo van: „gelukkig, dat kwaad is weer bezworen”.

Ik wil niet zeggen dat men niet dankbaar zou mogen en moeten zijn dàt het zo ging, maar ik hoop van harte dat alle broeders die deze eenheid zo hebben mogen constateren dit alles ook recht zien en dat „de liefde tot Gods Woord en Zijn kerk” zoals er geschreven is, ons óók op de praktische punten bij elkaar zal brengen want het zijn in de gemeente toch vrijwel altijd juist die praktische punten welke ons van elkander verwijderen.

Wat de nieuwe werkwijze betreft was het ter Synode blijkbaar ook nog niet alles, lettende op hetgeen in meerdere kerkbladen te lezen stond.

Gelukkig waren er meerdere ouderlingen die blijk gaven de stukken goed te hebben bestudeerd en daardoor hun mening over bepaalde zaken duidelijk en weloverwogen naar voren wisten te brengen. Maar ik hoorde en las verzuchtingen over lange vergaderdagen, Stapels stukken bsstuderen, achterstand in pastorale arbeid enz., doch dit brengt toch elke G.S. mee en dat zal ook wel altijd zo geweest zijn. Of moeten we hierin zien dat ook synodeleden kinderen van hun tijd zijn en dus staan naar kortere werktijden terwijl extra toelagen als sigaren koffie en gebak niet versmaad maar in de verslagen met name meerdere malen worden genoemd. Het zal dan ook wel wat meegevallen zijn. En wat de pastorale arbeid betreft brs zult U toch werkelijk deze taak als ouderlingen van uw predikant moeten overnemen als hij ter Synode geroepen wordt. Het is trouwens voor de gemeente èn voor u zelf uitermate belangrijk als u naast het periodieke huisbezoek het pastorale, extra bezoekje niet vergeet.

Nu de Synode vcorbij is zou de vraag kunnen rijzen of we er weer zijn met ons kerkelijke leven. Uit de akta zal straks moeten blijken of er bij de grote besluit-vaardigheid ook grote besluiten genomen zijn. Kunnen we nu weer 3 jaar op dezelfde golflengte verder, zo in de mening van … in onze kerken is het nog zo siecht niet, géén scheuringen, géén schorsingen en scherpe polemieken geen groeperingen van grote of kleinere aantallen personen enz.

De vraag stellen is haar beantwoorden.

We kunnen toch echt niet zeggen dat wij zo staan te dringen om de Bruidegom wiens voetstappen we toch waarlijk in het wereldgebeuren wel horen, te mogen zien en begroeten. Inplaats van eschatologisch te leven zitten we vaak vast in onze kerkelijke Systemen.

Als de dominee maar zo en zo preekt en een tekst maar verklaard wordt zoals wij graag willen dat het gebeurd, als er maar niet teveel trubbels zijn in de gemeente zodat we het als ambtsdragers maar niet al te moeilijk hebben, ja dan gaat het nog wel. Is er wèl beweging. zo las ik laatst, dan is het vaak nog om dingen die het wezen der zaak niet raken. Let wel, ik zeg niet (en mag dat ook niet doen) dat er geen geestelijk leven gevonden wordt en dat er geen oprechte belangstelling voor het kerkelijke leven is. Gelukkig wel. Maar er is anderzijds zoveel vervlakking, ik zou haast willen zeggen: gezapigheid. Er wordt dan maar beweerd dat het werk van Gods Geest gemist wordt doch we worden er niet heet of koud om.

Maar als dat dan allemaal zo is brs dan wordt het toch hoog tijd dat wij als cuderlingen te hoop lopen en predikanten en diakenen ja alle gemeenteleden er bij halen om met een eenparige stem den Here aan te roepen en te vragen: Blijf bij ons Here, zend Uw licht en Uw waarheid dat die ons leide. Vernieuw in ons een vaste geest en leer ons aan Uw dienst oprecht verbnnden blijven. Ik ben, eerlijk gezegd doodsbenauwd voor de sleurgang die ook in ons kerkelijk leven openbaar komt. De Ds preekt wel, we komen met onze huisbezoeken wel zo ongeveer rond per jaar en daar zijn ook nog wel „aangename” bezoeken bij maar verontrust het ons niet veel te weinig dat we over ’t algemeen zo weinig geestelijke groei bespeuren bij anderen en wellicht ook bij onszelf?

Ik zou willen dat U allen het artikel kon lezen dat één van onze predikanten kortgeleden schreef in het Haags Kerkblad onder de titel: Opvliegend kerkvolk gevraagd ’. Nadrukkelijk worden daarin de tekorten van de preek aangegeven alsook de verkeerde reacties of soms zelf het uitblijven daarvan. Hopelijk wordt dit artikel in de Wekker overgenomen en dan zult U ’t met mij eens zijn dat hier méér dan een cliché-klacht wordt geuit.

Maar ik moet eindigen. Overdenkt dit alles eens broeders, en zeg nu niet: wat is onze voorzitter vandaag pessimistisch want zo is het niet. Integendeel, ik ben dankbaar voor het vele goede dat onder ons gevonden wordt. Gelukkig komen op het admissie-examen nog jonge manren zich melden en worden er nog aangenomen ook, al is het dat wij alleen het getal veel groter zouden willen zien.

We hebben nog een jeugd in onze kerken die, naar het woord van prof. Kremer op de Synode gesproken, zeker niet het minst trouw in de kerk komt, óók in de avonddiensten. Zo zou er veel meer te noemen zijn maar daarom mogen we de andere dingen niet verzwijgen.

Brs ik wens U een gezegende dag toe. De Here geve U allen kracht en wijsheid om te arbeiden op de plaats waar Hij U gesteld heeft en Hij bekwame U door Zijn Geest en vervulle U met liefde tot Zijn dienst zodat ge met een dankbaar hart kunt meezingen:

’k Heb and’ren al de rechten van Uw mond
met lust verteld, hen vlijtig onderwezen.
enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HANDELINGEN Ouderlingenconferentie 1962

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1962

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's