Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jean de Labadie en de labadisten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jean de Labadie en de labadisten

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Zoals onze lezers zich zullen kunnen herinneren is het begonnen met die vraag van een ouderling. Deze had in een vergadering van zijn kerkeraad gevraagd om een bijbelser tuchtoefening over leden van de gemeente ten aanzien van hun leer en leven. Zijn dominee noemde hem toen een „labadist". Hij vroeg toen wat men daaronder moet verstaan. Zodoende hebben we een en ander verteld over Jean de Labadie, die een zuivere kerk wilde stichten van wedergeboren mensen en ware gelovigen. Het lag niet in onze bedoeling om zo uitvoerig op een en ander in te gaan. Maar toen we ons eenmaal met deze figuur uit de kerkgeschiedenis gingen bezighouden, was het allemaal zo boeiend, dat we vanzelf gedrongen werden om de hoofdlijnen van zijn leven en werken mee te delen. Onze ouderling zal zich ondertussen niet in hem herkennen. Hij wil immers beslist in de gereformeerde lijn gaan en het zou al te dwaas zijn dat ieder die opkomt voor leertucht en levenstucht een „labadist" genoemd zou kunnen worden. Van meetaf stond in de reformatie de tucht vooraan, niet om te veroordelen en te verwerpen, maar om te trekken, om van de zonde weg te trekken. Dat woord „trekken" zit dan ook in „tucht". In een afsluitend artikel willen we nog duidelijk maken dat we het als gereformeerde belijders helemaal niet eens kunnen zijn met de opvattingen van De Labadie, maar dat we aan de andere kant zeker voorstanders zijn van de nadere reformatie en de handhaving van de kerkelijke tucht.

Jean de Labadie had de bedoeling om een zuivere kerk van echte wedergeboren christenen te stichten. Alleen zij mogen tot de kerk worden toegelaten, de onbekeerden moeten worden verwijderd en geweerd, anders zou immers hun getal dat der bekeerden spoedig kunnen overtreffen en de kerk ophouden kerk te zijn. In een vorig artikel hebben we er reeds op gewezen dat De Labadie het zo uitdrukte: een kudde zwijnen blijft een kudde zwijnen ook al zijn er enkele schapen onder. Ds. Koelman, die we in ons vorige artikel ook genoemd hebben, wees er De Labadie op dat hij de kerk als een vereniging beschouwde waarin de meerderheid de doorslag geeft. De kerk komt echter niet tot openbaring doordat een aantal gelovigen samenkomen en zich verenigen, maar doordat Christus Zijn kerk sticht. De ware kerk is niet daar waar de meerderheid gelovig is, maar waar Christus regeert door Zijn Woord en Geest. En de heiligheid van de kerk rust niet op de heiligheid van haar leden, maar op die van haar Hoofd. Daaruit volgt dat in deze aardse bedeling de kerk zowel goede als slechte elementen zal bevatten. Ze wordt dan ook in de Schrift beschreven als een akker waarop tarwe en onkruid groeit, als een visnet waarin allerlei soorten vissen zitten en als een huis met vaten ter ere en ter onere. De oud-christelijke kerk, door De Labadie zo hoog verheven, was ook lang geen gemeenschap zonder vlek en zonder rimpel, waarbij men slechts denke aan de gemeente van Corinthe waarvan Paulus in zijn brieven toch ook wel een en ander vertelt dat zondig en verkeerd is.

Koelman herinnerde De Labadie ook aan twee uitspraken van Calvijn. Ten eerste dat niemand uit eigen beweging de kerk mag verlaten zolang daar Gods Woord wordt gepredikt en de sacramenten volgens de Bijbel worden bediend... Ten tweede dat de gebreken van weinigen of velen niemand verhinderen om in de kerk zijn geloof te belijden. Ds. Koelman is het met De Labadie eens dat er veel ontbreekt aan de beoefening van de kerkelijke tucht in zijn dagen. Maar om die reden mogen we de kerk de rug nog niet toekeren. Alleen Woord en sacrament zijn beslissend voor het verschil tussen de ware en de valse kerk. Daarnaast is de tucht, hoe belangrijk ook, niet beslissend. Hij kon zich ook hier weer beroepen op Calvijn: „Ook al zou de kerk in haar plicht nalatig zijn, dan mag daarom nog niet terstond ieder oordelen, dat hij zich moet afscheiden."

De vraag komt daarbij immers ook duidelijk naar voren wie dat uitmaakt of iemand wedergeboren is of niet. Volgens zijn volgelingen zou De Labadie die gave des onderscheids wel ontvangen hebben. Maar Paulus vermaant wel, zegt Koelman, dat we onszelf moeten beproeven doch niet dat we een ander moeten beproeven. De Labadie noemde zichzelf wel gereformeerd, maar hij was het in wezen niet. Hij heeft het Oude Testament eerst afgeschreven en daarna ook het Nieuwe Testament niet meer erkend als Gods onfeilbaar Woord. Later hebben zijn volgelingen nog wel in de Bijbel gelezen, maar dat was opdat de gelovigen daardoor bevestigd zouden worden in het getuigenis des Geestes in hun eigen hart. Dat was voor hen het voornaamste. Maar zo komt men gemakkelijk tot geestdrijverij. En dat is ook wel onder de labadisten openbaar gekomen.

Dr. R. B. Evenhuis zegt echter duidelijk dat ds. Koelman waarschuwt voor een misverstand. In twee dingen had volgens hem De Labadie gelijk. Ten eerste dat het inderdaad droevig gesteld was met de kerk. Afwijzing van De Labadie mag er niet toe leiden dat we verder vrede hebben met de zonden van de kerk. En ten tweede, een verkeerd begrepen gereformeerde leer brengt vele predikers er toe de genade als al te goedkoop voor te stellen. „Al de kerken weerklinken van deze schone woorden: genade, genade; overal hoort men niets prediken dan een rechtvaardiging om niet." Maar in de Bijbel staat ook: „Gij zijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest welke Godes zijn."

Wanneer onze ouderling opkomt voor een rechte tuchtoefening in de gemeente, mag men hem beslist geen „labadist" noemen. Zijn dominee heeft er dus verkeerd aan gedaan om dit wel te doen. Een kerkeraad van een hervormde gemeente heeft overeenkomstig Schrift en belijdenis wel degelijk de plicht om tucht te oefenen. Maar wanneer men dat zo stelt is men geen volgeling van De Labadie en kan men ook niet „labadist" genoemd worden.

Hoe het overigens met De Labadie is afgelopen, willen we nog in het kort verhalen. Ook in Herford heeft hij van de burgerlijke en kerkelijke overheid veel tegenstand ondervonden. Daar werd een volledige gemeenschap van goederen ingevoerd en het burgerlijk huwelijk werd beslist verworpen. Steeds wilder werden de tonelen die zich tijdens de godsdienstoefeningen voordeden. Tenslotte werd de Labadie met zijn kring het land uitgewezen. Hij wilde zich toen in Denemarken vestigen. Maar in Altona bij Hamburg werd hij ziek. In 1674 overleed hij, 64 jaar oud. Zelfs zijn begrafenis gaf nog moeilijkheden. De kerkelijke gemeente weigerde namelijk een graf zowel in de kerk als op het kerkhof. De regering te Kopenhagen moest er zelfs aan te pas komen om het gemeentebestuur te dwingen een stukje grond beschikbaar te stellen. Tenslotte werd hij begraven achter het door de labadisten betrokken broederhuis. Maar ook in Denemarken konden zijn volgelingen niet blijven. Ze kwamen tenslotte weer in ons land in Wieuwerd in Friesland gelegen.

Daar kwam de kolonie nog tot zekere bloei, ook na de dood van Anna Maria van Schurman in 1678. Het werd een echte protestantse monnikorde. De kern werd gevormd door de vrij kleine en afgesloten kaste van de echte broeders en zusters, de ware kinderen Gods, die dan ook alleen God als Vader mochten aanspreken. De tweede klasse waren de „huisgenoten", die een proeftijd moesten doormaken eer ze in de eerste klasse werden opgenomen. Ze waren verplicht tot absolute gehoorzaamheid en moesten heel nederige arbeid verrichten. Men kon in Wieuwerd een vroegere predikant aan de wastobbe zien staan en iemand van adellijke afkomst de schapen zien hoeden. Verliep de proeftijd gunstig dan klom men een trapje hoger, men mocht de tafel dekken en de broeders en zusters aan tafel bedienen. Bij opname in de hoogste klasse moest volkomen duidelijk zijn dat de desbetreffende geheel van de wereld en het vlees afgestorven was en Christus in hem leefde. Het was eigenlijk een christelijk-communis-

tisch experiment dat men daar meemaakte. Velen kwamen naar Wieuwerd om er kennis van te nemen. Men ging gekleed in eenvoudige kleding, allemaal van dezelfde stof gemaakt. Landbouw en veeteelt werd boefend, maar er was ook een weverij, een zeepziederij en een laboratorium waar geneesmiddelen werden vervaardigd. Labadistenwol en labadis ten balsem werden bekende namen. Door dure experimenten — men wilde zich in Amerika gaan vestigen, maar daarmee werd veel geld verloren — moest men tenslotte de goederengemeenschap opheffen. Dat was in 1688. Later is ook de godsdienstige gemeenschap opgeheven. Toen was het rondom 1730. Het werk van Jean de Labadie was op niets uitgelopen. Ten onrechte gebruikt een predikant nu voor zijn ouderling nog de naam „Iabadist".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jean de Labadie en de labadisten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's