Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrijwillige armoede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrijwillige armoede

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doordat de kerk al meer afweek van de leer der Schriften is in 1834 de Afscheiding ontstaan. Ook de gezangenkwestie stond hiermede in verband. Immers, heel wat vaders der Afscheiding zijn afgezet omdat zij weigerden gezangen te laten zingen. Op 14 oktober 1934 werd in de Gereformeerde Kerk te Ulrum een gezang gezongen, tijdens een herdenking van het eeuwfeest der Afscheiding. Zó werd de nagedachtenis van De Cock geëerd, die de evangelische gezangen „Belialsliederen” noemde. Men was trots tot de kerk der Afscheiding te behoren, doch inmiddels had men het beginsel der Afscheiding reeds verlaten. Sinds juli van dat jaar had de Synode in Middelburg besloten een aantal gezangen toe te voegen aan de liederenschat. Hiermede werd dan z.g. de vrijwillige armoede opgeheven, zoals men dat noemde. Vele bezwaarde gereformeerden maakten uitstapjes bij Christelijke Gereformeerde en z.g. Bondsdominees van de Hervormde Kerk. Maar het was het slechtste deel niet van onze kerken, schreef destijds Ds. Hagen uit Delft. Door alleen maar psalmen in de eredienst te zingen verkeerde de kerk in vrijwillige armoede, zo meenden de voorstanders van de gezangen. We lezen echter van Ds. J. Kok uit Bedum (1906): „In de psalmen zingen wij van verlossing en verzoening, van zonde en gerechtigheid, van leven en dood, van zaligheid en heil door Gods genade in Christus. Van Christus’ lijden en heerlijkheid, van de kerk Gods en de gemeenschap der heiligen, van de werkingen des Geestes. Hier zien we de gelovigen in het hart; iets rijkers is niet te bedenken dan dit boek!”

Maar de voorstanders van de gezangen — en ook zij die berijmde Schriftgedeelten begeren — hebben blijkbaar met een karig God te doen. Want we lezen in één onzer kerkbladen: „Betreurd wordt dat we nog niet over berijmde nieuw-testamentische Schriftgedeelten beschikken, waardoor het niet goed mogelijk is om tijdens de eredienst ook van de Heiland te kunnen zingen”, inmiddels is men al begonnen met het samenstellen van een liederen-blad voor de feestdagen.

We laten Ds. Kok nog even aan het woord: „In het Evangelie vooral spreekt God in Christus tot ons, opdat wij nu in de psalmen daarachter zouden leren spreken tot Hem. In het Nieuwe Testament zijn van de 283 aanhalingen uit het Oude Testament niet minder dan 116 aanhalingen uit de psalmen genomen. Zo zijn ook de psalmen het Nieuwe Testament ingelijfd om de kerk van Christus te zeggen: neem deze woorden met u, want die de psalmen kent weet hoe en wat hij bidden moet”.

Maar men moet hier, om met Spurgeon te spreken, geestelijke ogen voor hebben. Heeft men die niet, dan is men arm, naakt en blind, dan zit men midden in de armoede. Maar dan een vrijwillige armoede in die zin, dat ze een gevolg is van de vrijwillige ongehoorzaamheid. De psalmen zijn een kleine Bijbel, heeft Luther eens gezegd. Christus heeft ons de psalmen verklaard en daarom is het Gode-be-droevend het zo te stellen: alsof de kerk een vrijwillige armoede op zich neemt wanneer zij „slechts” alleen de psalmen zingt, men meent wijzer te zijn dan God. De hervormers hebben de gemeente het psalmgezang teruggegeven. Als de kerk verbastert, zwijgt het psalmgezang, Rome is er een voorbeeld van. De kerken nu, die de gezangen hebben ingevoerd, waren ook het eerste er bij om een nieuwe psalmberijming in te voeren, een symptoom van geestelijke armoede. Deze zucht naar nieuwe dingen heeft mets uit te staan met een voortgaande reformatie. De nieuwe dichtvorm der psalmen doet ons vrezen, dal deze niel voortkomt uit begeerte naar harlver-nieuweiulc genade, meer de zucht naar nieuwe dingen. Want hoe betekenisvol sluit de oude psalmberijming aan bij hel onderwerpelijke deel der prediking.

Echter, als de prediking verschraalt als gevolg van een veranderde geestesgesteldheid, dan moet er wat nieuws komen. En hierin komt nu juist de armoede openbaar, dat de psalmen niet meer verklaard worden in de lijn der vaderen die geleerd hebben dat Christus’ leven. Zijn lijden en sterven met de psalmen doortrokken zijn. En daarbij vertolken zij ook de diepe aandoening des harten, boetvaardigheid, onderwerping aan en verlangen naar God, Die in Christus een barmhartig, genadig en vergevend God wil en kan zijn. De vrijwillige armoede bestaat niet in het vermeende tekort onzer liederenbundel, doch in onze vrijwillige en moedwillige ongehoorzaamheid, waardoor de liederen Davids niet meer verstaan worden. Er wordt geklaagd dat men niet meer „van zijn Heiland kan zingen met alleen de psalmen„, terwijl men een berijming verkiest waarin het christologische element, de vertolking van Christus’ heerschappij over Zijn kerk, tot een minimum gereduceerd is. Een voorbeeld hiervan is b.v. psalm 45.

In de nieuwe berijming is deze psalm niet veel meer dan een „koningspsalm” geworden, of beter een „prinselijke„, vs. 5 Ie regel. Psalmverklaarders zoals Kok, Donner, Spurgeon, M. Henry, doch ook Calvijn spreken uitdrukkelijk van het bruiloftslied van Christus’ kerk. Deze psalm gaat ver over een aardse echtver-bintenis heen, zij spreekt profetisch van de vereniging des geloofs, van de liefde van Christus tot Zijn gemeente. Zij, die geestelijke ogen gekregen hebben, zien hier niemand minder dan Jezus, de hemelse Bruidegom. De Statenvertaling heeft (vs. 3b): genade is uitgestort op Uw lippen. De oude berijming: Gend is op Uw lippen uitgestort, de nieuwe berijming: de woorden van Uw mond zijn vol bekoring. Arme bruid, die het met bekoring moet doen. Onberijmd lezen we dat des konings dochter geheel verheerlijkt is, inwendig schoon, de oude berijming: het meest om haar inwendig schoon te roemen. De nieuwe berijming: Zo heeft de prins aan u zijn welgevallen, waarbij nog verder staat, dat de koningin verliefd is op haar geleide…. Verder zijn de woorden: Koning, Vorst, Gezalfde, Held e.d. in de psalmen, waar profetisch van Christus gesproken wordt, alle met kleine letters geschreven, het onderscheid alzo verdoezelend. De armoede der nieuwe berijming in het bijzonder waar van Christus getuigd wordt, valt direkt op. En hierin bestaat nu juist de vrijwillige armoede, die de kerk zichzelf op de hals haalt met een wereldwijze berijming.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Vrijwillige armoede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's