Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wetsontwerp gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wetsontwerp gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gemeenteraad

De huidige bevolkingsboekhouding vindt zijn grondslag in de Wet Bevolkings-en Verblijfregister uit 1887 en in een Algemene Maatregel van Bestuur uit 1967. Wet en Besluit bevatten voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten, bijhouden en bewaren van bevolkings-en verblijfregisters, het doen van de daartoe vereiste opgaven en het verstrekken van inlichtingen uit de registers. De gemeenten zijn bij de uitvoering van Wet en Besluit verantwoordelijk voor het aanleggen, inrichten en bijhouden van het bevolkingsregister en de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters is belast met het toezicht op de juiste naleving van de wettelijke bepalingen.

Met betrekking tot iedere persoon, die in één van de gemeentelijke bevolkingsregisters is opgenomen, zijn gegevens vastgelegd op een zogenaamde persoonskaart, welke handmatig wordt bijgehouden. Een dergelijke kaart wordt aangelegd bij geboorte en volgt de betreffende persoon als het ware op zijn of haar weg door het leven. Bij overlijden wordt de kaart uit de circulatie genomen en opgeslagen in het archief. Reeds in de jaren vijftig begonnen gemeenten met enigerlei vorm van mechanische of automatische verwerking van bevolkingsgegevens. De roep om een nieuw systeem werd allengs groter. In 1976 werd een Voorontwerp van Wet op de Centrale Personen Administratie gepubliceerd. Dit voorontwerp ging uit van een gecentraliseerde bevolkingsadministratie. De discussie rond dit voorontwerp heeft zich voornamelijk geconcentreerd op vragen rond de privacybescherming. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Stichting Waakzaamheid Persoonsregistratie pleitten nadrukkelijk voor decentralisatie. Ook bij behandeling in de Tweede Kamer in 1983 bleken veel bezwaren te bestaan wegens het ontbreken van een privacyregeling. Uiteindelijk werd het voorontwerp in 1984 ingetrokken en werd gewag gemaakt van de Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens.

GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS

In een brief van 1 november 1984 gaf de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer de beleidsvoornemens van de regering weer met betrekking tot de inrichting van de bevolkingsadministratie. Het GBAproject startte op f april 1985 nadat de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken op 25 maart 1985 in een Uitgebreide Commissie Vergadering zich akkoord had verklaard met de beleidsvoornemens van de regering onder de voorwaarden dat:

- de persoonlijke levenssfeer van de burger afdoende wordt beschermd na de invoering van de GBA;

- deze bescherming zeker ook ten aanzien van het in te voeren landelijk administratienummer gewaarborgd wordt;

- invoering van de GBA-wetgeving pas geschiedt na de behandeling door de Kamer van de Wet Persoonsregistratie (WPR);

- de desbetreffende wetgeving voorzieningen bevat die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer waarborgen, met name ook betreffende een verbod op afgifte aan en het gebruik door derden van het landelijk administratienummer.

Van de zijde van de gemeenten werd invloed uitgeoefend door de Vereniging

van Nederlandse Gemeenten in de vorm van het opstellen van een GFP Bevolking. Een GFP, Gemeentelijk Functioneel Ontwerp, is in feite een programma van eisen waaraan in dit geval de bevolkingsadministratie zou moeten voldoen. Kern van de beleidsvoornemens voor de GBA is de verplichting voor alle gemeenten om te automatiseren. Hierbij zal de papieren persoonskaart worden afgeschaft en zullen zogenaamde elektronische persoonslijsten worden aangelegd. De verantwoordelijkheid voor het verzamelen, beheren en verstrekken van persoonsgegevens, het informatiebeheer, berust daarbij volledig bij de gemeenten. Alleen het systeembeheer, de techische kant van de zaak, ligt bij het Rijk.

HET WETSONTWERP GBA

Een van de meest belangrijke aspecten van dit wetsontwerp is de privacybescherming c.q. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De parlementaire behandeling zal zich daar wellicht ook op toespitsen. In de eerste plaats is van belang het landelijk administratienummer. Dit wordt toegekend op een door de minister van Binnenlandse Zaken te bepalen wijze uit door hem beschikbaar gestelde nummers (art. 36). De betreffende administratienummers bevatten geen informatie omtrent de persoon op wie ze betrekking hebben. Dit is bijvoorbeeld wel het geval met de registratienummers bij het ministerie van Defensie. Het GBA-nummer is evenwel op geen enkele manier te herleiden naar een bepaalde persoon. Voorwaar een vorm van privacybescherming. Aan alle Nederlanders is inmiddels een administratienummer toegekend, dat vermeld staat op de betreffende persoonskaart/persoonslijst. Gebruik/verstrekking van administratienummers is uitputtend geregeld in de artikelen 71, 73 en 76. Deze bepalingen houden in dat administratienummers mogen worden opgenomen in persoonsregistraties bij de overheid en semi-overheid. Daarnaast kent de wet de zogenaamde verstrekking aan derden. Het betreft hier verstrekkingen aan o.a. pensioenfondsen, spaarfondsen en aan een samenwerkingsverband van kerkgenootschappen en andere genootschappen op geestelijke grondslag. Hier komt de zogenaamde SILAproblematiek om de hoek kijken. SILA staat voor Stichting Interkerkelijke Ledenadministratie.

SILA

Binnen het gegevenspakket van de GBA is geen plaats meer ingeruimd voor opname van de kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke overtuiging, zoals dat nog wel het geval is op de thans nog in gebruik zijnde persoonskaarten. Reden daarvoor zou zijn dat de instanties met een publiekrechtelijke taak geen behoefte meer hebben aan dit gegeven voor de vervulling van hun taak en voorts dat opneming van dit gegeven niet overeenkomt met het doel van de basisadministratie, In de praktijk wordt het gegeven kerkelijke gezindte door de gemeenten dan ook vrijwel niet meer gebruikt. Het bijhouden van de kerkelijke gezindte op de huidige persoonskaarten is in de praktijk dan ook nog slechts van belang voor het bijhouden van kerkelijke ledenadministraties. Het vervallen van de kerkelijke gezindte in het GBA-pakket zal dan ook ingrijpende gevolgen hebben voor het bijhouden van kerkelijke ledenadministraties. De bron (het gemeentelijke bevolkingsregister) is immers opgedroogd. Een belangrijke groep kerken zal dan ook door invoering van de GBA haar eigen ledenadministraties moeten opzetten en bijhouden. Daarom is het redelijk dat de overheid de kerken in staat stelt de gegevens te verkrijgen die voor het bijhouden van hun ledenadministraties noodzakelijk zijn. Derhalve is in de regeling opgenomen dat aan een samenwerkingsverband van kerkgenootschappen of andere genootschappen op geestelijke grondslag gegevens worden verstrekt. Het betreft een systemati-

sche verstrekking van algemene en verwijsgegevens over de naam, het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot of de eerdere echtgenoot, het adres, de gemeente van inschrijving, de geboortedatum en de datum van overlijden. Ter voorbereiding op de invoering van de GBA hebben de kerken inmiddels de SILA opgericht. De SILA zou dan moeten gaan fungeren als een samenwerkingsverband zoals hierboven bedoeld. De SILA kan gezien worden als een koppelcentrum tussen de basisadministraties van de gemeenten en de ledenadministraties van de bij de SILA aangesloten kerkgenootschappen. In de praktijk zullen op elektronische wijze zogenaamde SILA-aantekeningen op de persoonslijst bij een gemeente worden geplaatst. Die SILA-aantekening zal voor de gemeenten onleesbaar zijn omdat de aantekening geen inhoudelijke gegevens bevat. De gemeente zal dan ook niet weten tot welk kerkgenootschap de burger behoort. Ook dit komt de bescherming van de privacy van die burger ten goede. Wanneer mutaties bij een gemeente plaatsvinden van personen met een SILA-aantekening, dan worden die mutaties tevens verstrekt aan de SILA. De SILA kan vervolgens in haar bestand zien aan welk kerkgenootschap de persoonsgegevens moeten worden doorgegeven. De kerkgenootschappen zullen hun leden vooraf in staat stellen bezwaar te maken tegen opname in het SILA-bestand. Daarmee is de persoonlijke levenssfeer van de burger gediend.

De uitwisseling van gegevens zoals hierboven omschreven valt voorts onder de werkingssfeer van de Wet Persoonsregistraties (WPR).

WET PERSOONSREGISTRATIES (WPR)

Inmiddels is de term WPR gevallen. De GBA kent een eigen regelgeving met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de GBAwet, welke aansluiting zoekt i)ij de WPR. De WPR levert hiervoor als het ware het kader. De GBA-wet moet gezien worden als een lex specialis (speciale wet) ten opzichte van de lex generalis (algemene wet), de WPR. De gemeenten zijn vrij aan de wettelijk voorgeschreven persoonslijst ook andere persoonsgegevens toe te voegen. Deze extra gegevens zullen niet onder de werkingssfeer van de GBA-wet vallen maar onder de beschermende werking van de WPR. In het kader van dit artikel zou het te ver voeren uitgebreid in te gaan op de WPR.

RECHTEN VAN DE BURGERS

In het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer krijgt de burger ook een aantal rechten. In de eerste plaats is er sprake van een inzagerecht. Het inzagerecht houdt in dat de burger inzage moet kunnen krijgen in alle (ook historische) persoonsgegevens die over hem of haar in de gemeentelijke basisadministratie zijn opgenomen. Aan de burger kan inzage in de gegevens op zijn of haar persoonslijst worden gegeven via het beeldscherm of op papier. Hierbij moet alles (dus ook de afnemersindicaties) getoond worden. Op verzoek moet een weergave van de gegevens op papier in elk geval mogelijk zijn. Het inzagerecht wordt uitgeoefend bij de actuele gemeente van inschrijving. De burger krijgt verder bij eerste inschrijving in een basisregistratie een volledig overzicht van zijn persoonslijst.

In de tweede plaats heeft de burger het recht van correctie. Dit recht hangt nauw samen met het recht van inzage. De gegevens op de persoonslijst worden voor een belangrijk deel ontleend aan de wettelijk erkende brondocumenten (bijvoorbeeld akten van de burgerlijke stand). Het is duidelijk dat daaraan ontleende gegevens slechts veranderd worden indien men een recenter brondocument kan overleggen. Alle andere correcties die de burger aandraagt zullen moeten worden verwerkt. Bij twijfel aan de juistheid kan aan de rechter een uitspraak worden gevraagd. Indien gegevens worden

gecorrigeerd dienen deze correcties te worden gemeld aan alle personen/instellingen die tijdens het voorgaande jaar deze gegevens hebben ontvangen. Het is dan wel zaak dat de gemeentelijke computer die eerdere verstrekkingen vasthoudt.

PROTOCOLPLICHT

Zoals hierboven reeds uiteengezet is, zoekt de GBA-wet, voor wat betreft de rechten van de burger, aansluiting bij de WPR. Dit betekent derhalve ook dat in de GBA opgenomen personen het recht zullen krijgen een overzicht te vragen van de verstrekking van op hen betrekking hebbende gegevens (art. 82). Op de gemeenten zal dan ook de plicht rusten van deze verstrekkingen aantekening te houden. Het protocol, dat wil zeggen de lijst van gegevens, waaruit blijkt wie, wanneer, waarom, welke gegevens aan wie verstrekt, van het jaar voorafgaand aan het verzoek van de burger, moet door die burger in alle gemeenten waarin hij of zij in dat jaar heeft gewoond, ingezien kunnen worden. Op verzoek van de burger moet de gemeente hem of haar daarover schriftelijk mededeling doen. Deze protocolprocedure zal in het Logisch Ontwerp GBA nauwkeurig worden omschreven. Consequentie voor de gemeenten is dat het gedurende een jaar vasthouden van gegevensverstrekkingen aan afnemers en derden een groot beslag legt op computercapaciteit en derhalve aanzienlijke investeringen zal vergen.

INDIVIDUALISERING

Het wetsontwerp GBA laat een verdere individualisering van de maatschappij zien. Het gezin, als hoeksteen van onze samenleving, wordt volledig weggecijferd. Ik verwijs hierbij naar bladzijde 41 van de Memorie van Toelichitng. Openlijk wordt daar gesteld dat door het teruglopen van het huwelijk als leefvorm en door de opkomst van andere samenlevingsvormen de discussie is gestart over de registratie van leefvormen. Inmiddels is overwogen het begrip 'samenlevingsvorm' aan het GBA-pakket toe te voegen. Dit Stuit vooralsnog op bezwaren omdat dit begrip niet goed valt te definiëren. De individualisering blijkt met name uit artikel 57 van de ontwerp-wet GBA.

Zogenaamde gezinsaangiften zijn blijkens dit artikel alleen mogelijk met een speciale machtiging. In principe zal bij verhuizing van een gezin elk (meerderjarig) gezinslid afzonderlijk aangifte tot verhuizing moeten doen. De werkdruk zal met name bij de gemeenten daardoor toenemen. Door deze ver doorgevoerde individualisering wordt de informatieverstrekking met betrekking tot gezins-en familieverhoudingen onnodig gefrustreerd. Ik denk hierbij met name aan informatieverstrekkingen aan notarissen die belast zijn met de afwikkeling van erfeniskwesties en dergelijke. Het gevaar is niet ondenkbeeldig dat door potentiële informanten familierelaties worden gelegd die niet juist zijn dan wel dat door dergelijke informanten daarvan zelfs 'eigen' bestanden aangelegd worden. Dit zal zeker de zo noodzakelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet bevorderen.

GBA-NETWERK

Ik heb reeds vermeld dat de kern van de GBA-wet een automatiseringsverplichting is voor alle Nederlandse gemeenten. Een essentieel onderdeel van deze automatisering vormt het GBA-datacommunicatienetwerk. In de toekomst zullen alle persoonsgegevens dan ook langs elektronische weg verzonden worden. Met name dit onderdeel van de GBA vormt een enorme automatiseringsinspanning.

Het bewijs van welslagen van deze gigantische operatie is evenwel reeds geleverd. In de in de eerste helft van de in het jaar 1989 gehouden praktijkproef GBA is gewerkt met de gegevens van 1, 4 miljoen inwoners. Alvorens een gemeente of afnemer op het netwerk kan aansluiten dienen uitgebreide schouwings-en toetsingsprocedures te worden doorlopen. Het datacommunicatienetwerk heeft een niet-interactief karakter. Dat wil zeggen dat tussen de aangesloten toepassingssystemen geen directe koppelingen kunnen plaatsvinden. Er wordt gewerkt met zogenaamde elektronische brievenbussen. Hierin komt de informatie terecht die een verzender aan een geadresseerde stuurt. De geadresseerde kan vanuit deze brievenbus de informatie in ontvangst nemen. In feite is hier sprake van een unieke vorm van beveiliging. Het bij elkaar 'kijken' in administraties is daarbij uitgesloten. Op dit moment wordt nog gewerkt aan een methode van vercijfering van GBA-berichten welke via het netwerk worden verzonden. Onder vercijfering wordt verstaaan het onherkenbaar maken van de inhoud van GBA-berichten die over het netwerk worden verstuurd, waardoor het voor onbevoegden onmogelijk wordt om inzage in die gegevens te verkrijgen. De proefnemingen met betrekking tot die vercijfering zijn zeer positief.

KOSTEN/VERGOEDING GEMEENTEN

Over de vergoeding van kosten aan de gemeenten is inmiddels al zeer veel te doen geweest. In eerste instantie zouden de gemeenten in de voorbereidingsfase reeds een vergoeding ontvangen van ƒ 5, - per te converteren persoonskaart. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zou hiervoor een lening afsluiten. De jaarlijkse lasten zouden op basis van de verhouding 2 : 1 tussen Rijk en gemeenten worden verdeeld. Inmiddels is deze optie geheel verlaten. Gebleken is namelijk dat de betaling van rente en aflossing, als gevolg van onvoorziene juridische aspecten formeel onvoldoende is gewaarborgd. De afgelopen tijd is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse gemeenten gezocht naar een oplossing voor dit probleem. Concreet heeft dit overleg geleid tot de oplossing dat het rijksaandeel van de rente en aflossing met ingang van het begrotingsjaar 1990, gedurende 25 jaar, zal worden gestort in het gemeentefonds. De vraag is evenwel of de gemeenten genoegdoening gedaan is. Veel zal afhangen van wijzigingen in het wetsontwerp-GBA c.q. het Logisch Ontwerp. Wordt met name dat

laatste nog vele malen gewijzigd dan zullen de gemeenten nog vele kosten te dragen krijgen. De kosten van exploitatie van het netwerk, gedoeld wordt dan met name op de kosten van verzenden van berichten via het netwerk, zijn zeer moeilijk in te schatten. Ik denk dat die kosten een veelvoud zullen bedragen van de huidige kosten van verzending van persoonskaarten via de PTT. Tegenover de netwerkkosten staat uiteraard een vermindering van arbeidskosten omdat het verzenden automatisch gaat. Of die vermindering opweegt tegen die netwerkkosten is mijns inziens nog maar zeer de vraag.

SLOT

Voor de gemeenten is het uit een oogpunt van rechtszekerheid, efficiency en continuïteit van groot belang dat met spoed doorgewerkt wordt aan de totstandkoming van het gehele GBA-gebeuren. Nu mijns inziens de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger voldoende gewaarborgd lijkt, kan die spoed zeker betracht worden. Een eerste stap daartoe is een spoedige vaststelling van de zogenaamde voorbereidings-algemene maatregel van bestuur. Vele gemeenten, ik schat 90%, beschikken thans over een geautomatiseerd bevolkingssysteem èn nog over de papieren persoonskaarten. Een weg terug is er dan ook in feite niet meer. Het bijhouden van twee administraties is mijns inziens uiterst omslachtig. Sinds kort kan onder bepaalde voorwaarden met toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken de bijhouding van de persoonskaarten worden stopgezet. Bij verhuizing naar een andere gemeente dient wel een tot op de laatste mutatie bijgewerkte persoonskaart naar de gemeente van vestiging te worden verzonden. Er dient dan vergelijking plaats te vinden met het geautomatiseerde systeem. Ook dit is nog vrij omslachtig, waarbij de kans op fouten niet gering is. Naar mijn mening allemaal redenen om door te gaan op de ingeslagen weg, zij het dat één en ander nog veel inspanning zal kosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

Zicht | 36 Pagina's

Het wetsontwerp gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1990

Zicht | 36 Pagina's