Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BLIJMOEDIGE GEVER . .

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BLIJMOEDIGE GEVER . .

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De titel van. dit artikel is ontleend] aan de tweede brief die Paulus 1 aan de gemeente te Korinthe schreef. Daarin wekt hij deze gemeente onder meer op om, evenals de gemeenten van Macedonië, een milde handreiking te doen voor de gemeente te Jeruzalem die in kommervolle omstandigheden leefde. Hij attendeert de gemeente op het feit, dat, waar zij overvloedig zijn in geloof, in woord, in kennis, in naarstigheid en in liefde tot de apostel, zij dat ook behoren te zijn in het geven, „opdat de liefde waarmee zij hem en zijn metgezellen liefhadden, tot algemeen nut van de broeders elders gebruikt wordt" (Calvijn).

Paulus weigert evenwel de gemeente te Korinthe te bevélen om deze weldaad te bewijzen, maar hij wil de oprechtheid van de liefde van deze gemeente beproeven. Hij verwijst dan naar Christus, „Die het allervoornaamste en zeldzaamste voorbeeld van de liefde is. Toen Hij rijk was, heeft Hij de heerschappij over alles verlaten, om ons door Zijn armoede rijk te maken. ... Door dit voorbeeld worden wij tot weldadigheid vermaand, opdat wij onszelf niet sparen, wanneer de broeders moeten geholpen zijn. ... Zo heeft Hij dan de armoede in Zichzelf geheiligd, opdat de gelovigen geen afschrik meer daarvan hebben. Hij heeft ons daarom allen rijk gemaakt, opdat het ons niet zwaar zij van onze overvloed te nemen om de broeders te geven" (Calvijn, Kommentaar 2e Korinthenbrief).

Verder vermaant Paulus de Kormthiërs om mild en gewillig te geven. Want wie met mondjesmaat, spaarzamelijk, zaait, moet niet op een grote oogst rekenen. Maar die in zegeningen, d.w.z. naar dat iemand heeft, zaait, zal in zegeningen oogsten. Paulus bedoelt hier niet, dat wij geven zullen met het oog op hetgeen, we te zijner tijd ervoor terug zullen krijgen. Dat is een heidense gedachte, die je aantreft bij vele mensen. En leeft ze ook dikwijls niet bij ons? Ga bij jezelf eens na, welke motieven een rol spelen bij het geven. Ik denk, dat je dan schrikt van jezelf.

Motieven

Paulus roept op tot een blijmoedig geven. „God heeft een blijmoedige gever lief." I-Ieere, hier hebt U wat ik bezit! Ik heb het van U ontvangen en ik geef het U terug! U heeft er recht op. Is dit de gestalte die bij ons te vinden is? Want wat bezitten we, dat we niet ontvangen hebben? Vaak hoor je zeggen: „I-Iet is toch mijn geld. Ik heb er toch voor gewerkt? " En Wie gaf jou daarvoor de kracht? Zie je, dat heel ons leven in het teken van de gaven van boven staat, althans behoort te staan? Jouw leven soms niet? Dan is er iets radikaal mis met jou. Dan is alles nog volkomen mis in jouw leven. Wie bepaald wordt bij de oorsprong van alle gaven, ja bij dé Gave, bij het Brood dat uit de hemel is neergedaald, die zal de hem of haar geschonken, gaven naar Gods inzettingen willen, besteden.

De rustdag, de dag van de offers

Wanneer we in het antwoord op vraag 103 van de Heidelberger lezen, dat God in het vierde gebod gebiedt, dat ten eerste de kerkedienst, het predikambt, en de scholen onderhouden worden, waarbij ik vooral op de rustdag mij met ijver, zonder getreuzel en tegenzin, bij de Gemeente' voeg om Gods Woord te horen, de sakramenten te gebruiken, God openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen, dan betekent dit, dat tot de heiliging van Gods dag ook de christelijke handreiking behoort. Bij het volk Israël was de rustdag; bij uitstek de dag van de offers. Zo zal de gemeente Gods haar dank-en lofoffers in Gods huis brengen. „Het is de gave der liefde. Het is maar niet zo een gift. Er staat „christelijke" handreiking. Dat is werkelijk een gave der liefde, van wederliefde. Dan wordt het een geven uit verwondering. ... Die gaven komen de I-Ieere toe. Wee over jou, zo je die aan Hem onthoudt. ... De Heere beoordeelt niet alleen naar jouw welzijn, maar ook naar de bron waaruit deze gaven voortspruiten. Ze moeten in verhouding staan tot de grote Gave van God. ... Als dat Woord beslag legt op je hart, legt het ook beslag op je portemonnee. Dan zal de kerk niet in zorgen zijn over haar middelen van bestaan; dan worden de belangen van Gods Koninkrijk meegedragen. ... Als het geven je zwaar valt, heb je niet verstaan, dat God een blijmoedige gever lief heeft en heb je niet naar de regel van het Koninkrijk gegeven. Als iets van de liefde van God onze harten vervult, dan zingt het ook in de kollektezak: „Ik zal liefde en lof voor U ten offer mengen in 't heiligdom, waar het volk vergaderd is" (Ds. A. Vergunst, In het leerhuis, deel II, blz. 180, 181).

Wanneer je deze woorden van hun kracht berooft door te zeggen, dat dit alleen voor Gods kinderen geldt, dan vraag ik je: „Denk je op deze wijze onder Gods wet en eis uit te komen? " Jouw onmacht ontslaat je niet van de verplichting, je leven in dienst van God te besteden.

Zijn jouw gaven werkelijk offers?

Tenslotte nog dit: Zijn jouw gaven werkelijk offers? Of moet je tot je schaamte van giften spreken? Als je zakgeld krijgt, of je verdient wat bij met een krantenwijk, besteed je dat dan helemaal voor jezelf en vraag je je ouders kerkgeld? De weduwe in de tempel offerde haar hele leeftocht.

Als je een baan hebt, of als je op andere oirbare wijze over inkomen de beschikking hebt, denk je dan eerst aan jezelf? Loop je er keurig modieus bij? Gaat alles op aan je hobbies en liefhebberijen, of bijna alles?

Met een gift, een restant, is de kous niet af. God neemt daar geen genoegen m.ee. Hoeveel je dan wel moet geven, staat tot je eigen beoordeling. De Heilige Schrift spreekt over „naar vermogen geven". Het zal van verschillende faktoren afhangen, hoeveel dit „vermogen" bedraagt, maar dat het meer is dan een overschot, is duidelijk. Ik denk, dat de gang. van zaken in de jonge christelijke kerk ons daarbij zeer goed kan helpen.

Het woord van Paulus moge dienen tot regel: „Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid van de rijkdom, maar op de levende God Die ons alle dingen rijk verleent om te genieten; dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn en gemeenzaam; leggende zichzelf weg tot een schat een goed fundament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1980

Daniel | 28 Pagina's

EEN BLIJMOEDIGE GEVER . .

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1980

Daniel | 28 Pagina's