Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tragedie in Haïti

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tragedie in Haïti

Rouw om Djé

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vijfjaar werkte Gerdien Post-Dankers voor de stichting Woord en Daad op Haïti. Door middel van brieven hield ze haar familie en achterban op de hoogte van het werk. Haar pennevruchten, waarvan er verschillende werden gepubliceerd in het blad "De Schakel", gaven een treffend beeld van het leven in de berooide negerrepubliek. Ze hoopte de tijd mee te maken dat het land uit het dal op zou klimmen. Gods wegen waren hoger. Door een ongeval kwam ze om het leven. Maar door de artikelenbundel "Een beker koud water" brengt ze de nood van Haïti nog steeds onder de aandacht. Een overgenomen schets over de dood van een kostwinner.

Deze keer zijn het géén opwekkende belevenissen die we hebben te melden. Het betreft de mensen die pal achter ons huis wonen, nèt over de muur: de baby Evelien, geboren toen ik in m'n hals werd geopereerd, haar broertje, Enide (de moeder), Mariene (haar knappe tante) en Florence (het inwonende, verweesde nichtje). (Zij was het die zich in het stukje spiegel bekeek in mijn oude jurkje.) De vader van dat gezin was Djé, een grote, lelijke, ijzersterke neger, die er altijd op uittrok om als los werkman hier of daar een grijpstuiver te verdienen. Deze man was afgelopen woensdag ziek; hij had wat uitslag. Omdat Florence laatst mazelen had gehad, dacht iedereen -wij ook- dat het wel de mazelen zouden zijn. Maar elke dag werd die uitslag erger en ging het er raarder uitzien. Ten slotte wisten ze geen raad meer met hem. Zondagochtend was de man zo ziek dat Enide hem ten einde raad maar naar het beruchte Hópital General bracht. Daar was op zondag géén dienstdoende arts aanwezig die iets zinnigs kon doen en daarom gaven ze alleen maar een paar injecties om hem wat te laten slapen. Zondagavond kwam Enide over de muur om tien dollar vragen want ze moest de opname betalen en de injecties. Omdat er nauwelijks of geen verpleging is in dit ziekenhuis, bleven Enide, Mariene en nog een andere zus om de beurt overdag en 's nachts bij Djé om hem te verzorgen. Toen ik maandag vroeg hoe het ermee ging, zeiden ze dat het steeds slechter met Djé ging. Dinsdagmiddag kwam Enide met nog weer een ander receptje naar me toe: de dokter had nu weer iets anders voorgeschreven en ze had absoluut geen geld meer om die medicijnen te kopen. Op het recept stond een of andere dure antibiotica. Toen Maarten thuiskwam, bleek wat ik al vreesde: hij had dit middel niet in voorraad in het AMG/Woord en Daad-depot. Ik beloofde toen Enide dat we 's avonds zelf zouden komen kijken in het ziekenhuis. We wilden wel eens even poolshoogte nemen bij Djé. Mariene zou ons om acht uur 's avonds opwachten bij het hek van het Hópital General. Wij erheen. Mariene stond inderdaad aan het hek en wees ons de weg naar de zaal waar Djé lag. Het was een afdeling voor huidziekten. Toen we binnenkwamen, sloeg de hitte en de stank ons tegemoet. We kwamen binnen in een grote hoge zaal met een stuk of tien bedden waarop een stel lappen en vodden lagen, die voor lakens moesten doorgaan. De lappen waren besmeurd met braaksel, slijm, urine en jodium. Op één van de bedden zat een hummel van een jaar of drie op haar knietjes voorovergebogen, terwijl de diarree uit haar anus tussen de lakens droop. De bedden waren allemaal verveloos en vies. Onder de bedden stonden afwasteilen, potten en pannen van allerlei soort. Op de bedden lagen, zaten of hingen naakte of halfnaakte negerinnen met allerlei vieze uitslag en ze riepen naar ons: „Hé, blanc, wat heb je voor me meegebracht?"

De volgende zaal was een mannenzaal met nog wat meer bedden, al even vies, rommelig en naargeestig. Een verpleegster was nergens te bekennen. En op één van die bedden lag onze achterbuurman Djé. Hij had alleen een onderbroek aan en lag onbedekt op het groezelige bed. Z'n adem was hijgend en zwaar en z'n mond en neus waren bedekt door een gaasje. De rest van z'n lichaam zat vol, echt helemaal vol kleine, met helder vocht gevulde blaasjes. Z'n buik, z'n benen, z'n armen. Sommige waren opengegaan en op die plekken begon z'n huid al te zweren. Hij zag er vreselijk uit en ik durfde niet dichterbij te komen. Maarten vroeg hem het gaasje van z'n mond te tillen en daaromheen was het helemaal afschuwelijk. Eigenlijk durfde niemand dicht bij het bed te komen, zelfs z'n familieleden bleven op veilige afstand. Tegelijkertijd was het zó zielig: die arme, stinkende, zieke neger op dat smerige bed in die naargeestige zaal. De man was dood- en doodziek. Hij had, met zoveel beschadigd huidoppervlak, aan het infuus horen te liggen, maar kennelijk kon Enide dat niet betalen. Ik schrok vreselijk en overlegde met Maarten dat we toch maar snel die antibiotica moesten gaan kopen. We verlieten bijna walgend de afdeling en kochten in één van de vele apotheekjes rond Hópital General de antibiotica voor nog eens tien dollar. We gingen terug naar de zaal en lieten hem snel twee tabletten van het medicijn innemen. Enide schikte nog wat op het nachtkastje, gaf hem nog wat te drinken en regelde een "ziekenoppasser" (jongens die zich verhuren om op jouw familieUd te passen als jij er niet bent; ze zwalken met bosjes over het ziekenhuisterrein) voor 's nachts. Met z'n allen verlieten we de man en wij namen iedereen mee terug naar huis in onze auto. Onderweg spraken we Enide en Mariene moed in. Hij was wel erg ziek, maar met deze pillen zou hij vast gauw beter zijn. Ze vertrouwden ons op ons woord. De volgende morgen om zes uur kwam het bericht dat Djé die morgen om vijf uur overleden was. De verslagenheid en het verdriet was enorm. Enide, Mariene en Florence en nog een andere zus krijsten, gilden, schreeuwden hun kelen hees. Wij werden er wakker van. Trouwens, Annet enjacomijn ook. Het geweeklaag klonk huizen ver en ging je door merg en been. Toen ik in hun huis (een soort loods voor opslag van bouwmateriaal; zo'n gezin geldt dan als "bewakers" en als tegenprestatie mogen ze vrij wonen; een kruiwagen deed bij hen dienst als wieg) ging kijken, hepen ze schokkend, dansend, springend van ellende door het hok; behuild, bezweet, hun hoofden achteroverbuigend en met hun armen in de lucht hun kreten uitstotend. Ze vielen me om m'n hals en trokken me mee in hun dans van verdriet. Van de mooie Mariene was niet veel meer over dan een mager, piekerig wicht. Zodra ik kans zag, glipte ik met kippevel op m'n lijf het huisje uit. Het gegil ging uren door, maar tegen het middaguur bedaarden ze. Toen gingen ze zwijgend bij elkaar zitten. Op de grond, op hun lappen karton, tussen hun vodden, hun autobanden, tussen de stelhngplanken en de pallets.

Eén of andere broer of zwager kwam bij ons geld lenen voor de begrafenis. Ik heb hem dertig dollar meegegeven. Die broer vertelde dat de stroom kapot was in het mortuarium waardoor al het ijs ontdooide en de lijken in de viezigheid lagen. Wat afgrijselijk, hè? Evelien en haar broertje hebben nu geen vader meer. Enide en Mariene lopen met in zwarte koffie gedrenkte lappen om hun hoofd als rouwteken. De koffie sijpelt uit de doek langs hun gezicht, droogt op en vermengt zich met zweet. Ze zien er vreselijk uit. Nu Enide geen man meer heeft, moet ze ook haar behuizing uit. Ze zal wel naar Petit Góave gaan, naar haar moeder. Mariene is op haar vriend-met-de-jeep aangewezen en misschien vindt Florence ook wel ergens weer een plekje. Zo valt zo'n redelijk marcherend gezinnetje uit elkaar. Ik vind het allemaal zo in- en inzielig. Ik kan die arme zieke neger op dat groezelige ziekenhuisbed maar niet vergeten. Waar is hij nou toch precies aan gestorven? Maarten is de volgende dag nog gaan vra- ^i^^T^ Z_*sS' gen op die zaal. De zieke nege- v-* rinnen van de O eerste zaal rie- O pen hem al van '^ verre toe: „Hé, > blanc, die vriend van je is dood, hoor, help mij Hever!" Een zuster zei dat het een uitgebreide overgevoehgheidsreactie was voor een stof in Saridon. Hij schijnt een Saridon-tablet te hebben ingenomen. Maar doordat de man te laat in het ziekenhuis kwam, niet kon worden geholpen omdat het zondag was, hij geen infuus kon betalen, enzovoorts is hij -menselijkerwijs gesproken- gewoon gestorven aan de armoe en de erbarmelijke toestanden in het ziekenhuis. Ik heb nog nooit zo'n trieste toestand gezien als in dat Hópital General. Afschuwelijk!

Het is inmiddels zondag en ik moet nog een verdrietig verhaal aan het vorige toevoegen. Vanmorgen, toen we uit de kerk kwamen, stond er in Rue St. Martin een vrouw op post bij Lia Jongejans auto, die vroeg of Lia even mee wilde gaan naar Lea Blan, een vrouwtje uit de krottenwijk van St. Martin, die altijd met haar kindertjes in de kliniek Bethesda komt. Ze is vreselijk arm en heeft een kindje van dertien maanden, dat sterk ondervoed is en dat Lia juist deze week naar een kinderziekenhuis in Bon Repos heeft gebracht, omdat ze er zo slecht aan toe was. We liepen met Lia en de zwarte vrouw mee de krottenwijk (die tegenover de kerk ligt) in en kwamen na wat kronkelpaadjes terecht in een piepklein kartonnen huisje van twee bij twee meter. In dat kleine hokje zaten nog wel zes andere kinderen en in een hoek de moeder, die begon te snikken: „O, miss Lia, m'n kindje is dood, ze is dood, dood!" O, wat zielig weer, die vrouw, die moeder in dat snikhete hutje. Zo'n verdriet, zo zielig, zo triest. Wat moet je doen? Waar is het einde van deze ellende, deze rampspoed, deze ziekten, dit lijden? O, Heere, erbarm U!

We hebben even met die vrouw gepraat; ik heb met haar in het Creools gebeden. Een en ander onder grote belangsteUing van buren en buurkinderen, die door alle hoeken en gaten van het kartonnen hok naar binnen keken wat die blanken daar nu wel kwamen doen. Lia was er -begrijpelijk- erg van in de war en tot tranen bewogen toen we in de auto naar huis reden. Ze had veel met dat kindje afgesjouwd, maar, het was een en al diarree, ondervoeding, verdacht van tuberculose. Dit is zeker: hoe langer je hier bent, hoe meer je oog krijgt voor de ellende en hoe harder je er tegenaan wilt. Dat God ons sterke! i< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 juni 1993

Terdege | 68 Pagina's

Tragedie in Haïti

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 juni 1993

Terdege | 68 Pagina's