Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luthers laatste reis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luthers laatste reis

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 17 januari 1546 vertrok Luther uit zijn woonplaats Wittenberg om naar zijn geboortestreek, het graafschap Mansfeld, te gaan. Het zou zijn laatste reis worden. Een maand later, op 18 februari, stierf hij te Eisleben, op een steenworp afstand van de plek waar hij geboren was. Nu, 450 jaar later, maken we dezelfde reis om na te gaan wat er vier en een halve eeuw geleden gebeurde en wat er vandaag nog aan die gebeurtenissen herinnert.

Op 10 november 1545 had Luther met famihe en vrienden zijn 62ste verjaardag gevierd. Hoewel er een opgewekte stemming heerste in het "zwarte klooster" te Wittenberg, had Luther bij die gelegenheid ook gesproken over zijn dood. Zijn gezondheidstoestand was er de laatste jaren niet beter op geworden. Niersteenaanvallen kwamen regelmatig terug. Vaak werd hij gehinderd door hevige hoofdpijnen en oorsuizingen. En bovendien kreeg hij steeds meer last van staar aan zijn linkeroog. Hij voelde dat zijn krachten afnamen en ook psychisch voelde hij zich soms nauwelijks nog tegen de moeilijkheden opgewassen. Hijzelf beschouwde deze verschijnselen als voorboden van zijn naderend einde. Tegenover vrienden had hij uitgesproken dat hij niet verwachtte dat hij het eerstvolgende Paasfeest nog beleven zou. Maar die waren daar niet zo erg van onder de indruk gekomen. Luther had wel vaker op zijn dood gezinspeeld en al een paar keer had hij een testament gemaakt. Toch zouden zijn voorgevoelens hem deze keer niet bedriegen.

Het zwarte klooster
Sinds 1508 woonde Luther in Wittenberg. Hij was daar benoemd tot hoogleraar aan de nieuwe universiteit, gesticht door keurvorst Frederik de Wijze. Als monnik had hij een kamertje gekregen in het pas gebouwde Augustijner klooster. In de volksmond werd het al spoedig „das Schwarze Kloster" genoemd vanwege de zwarte monnikspijen waarin de bewoners gekleed gingen. Het Augustijner klooster staat er nog, helemaal aan de rand van de oude binnenstad. Er is in de loop der eeuwen veel aan verbouwd. Zoveel dat Luther het nauwelijks nog als zijn woonhuis zou herkennen. Maar wat hij wel zou herkennen, dat is de zogenaamde Lutherstube, zijn werkkamer, die zoveel mogelijk in de oude staat is teruggebracht. Het Lutherhaus, zoals het vroegere klooster nu heet, is het belangrijkste museum van de Duitse Reformatie. Ook buiten het kloosterterrein vindt men nog tal van overblijfselen uit de reformatietijd. In de Collegienstrasse staat nog het huis van Luthers vriend Melanchton. Meteen daarna het oude universiteitsgebouw. Dan de Mariënkirche, waar Luther regelmatig preekte, zoals ook binnen op het altaarschilderij te zien is. Daarna het Marktplein met de standbeelden van Luther en Melanchton, het prachtige Raadhuis, gebouwd in Luthers tijd, en daar tegenover het huis van Lucas Cranach, de schilder aan wie we zoveel schilderijen en portretten uit de reformatietijd te danken hebben. En aan het eind van de wandeling is er het slot van de keurvorst met de slotkapel.

Gevaarlijk avontuur
De winter van 1546/47 was buitengewoon streng. De wegen waren moeilijk begaanbaar en de oversteek van rivieren en stromen werd gehinderd door zware ijsgang. Dat alles maakte het reizen tot een gevaarlijk avontuur. Wat bezielde de uitgeputte, afgeleefde, zieke reformator om in het hartje van de winter zijn beschermde omgeving te verlaten en een reis te ondernemen naar zijn geboortestreek, terwijl hij voelde dat zijn einde naderde? Was het een vaag, nostalgisch verlangen om de plaatsen waar hij zijn kinderjaren had doorgebracht nog één keer terug te zien? Was het een sterke famiheband die hem trok? Zijn ouders leefden weliswaar niet meer, maar zijn broer Jacob en vier zwagers woonden nog in Mansfeld, waar ze, evenals zijn vader, een goed bestaan in de kopermijnbouw hadden opgebouwd. Dat alles speelde misschien wel een rol, want de graven van Mansfeld hadden plannen klaarliggen om de hele kopermijnbouw aan zich te trekken, ten koste van de kleinere particuhere ondernemers, waartoe ook de familie van Luther behoorde. Maar het was niet de belangrijkste reden voor Luther om op reis te gaan. Wie de boeken erop naslaat, vindt daar in de regel dat de graven van Mansfeld, vrienden van Luther, hem verzocht hadden naar Eisleben te komen om te helpen een moeilijke erfeniskwestie op te lossen. In werke- > lijkheid lag de zaak evenwel veel ingewikkelder.

Reformatie in gevaar
De laatste jaren van zijn leven twijfelde Luther vaak of zijn levenswerk, het opbouwen van een sterke, hechte geloofsgemeenschap, gestoeld op de ideeën van de Reformatie, wel stand zou kunnen houden. In Wittenberg was hij teleurgesteld doordat de mensen in de praktijk van hun dagelijks leven dikwijls zo veraf stonden van wat het evangelie daarover leert. In het Mansfelder land, zijn geboortestreek, had de Reformatie van het begin af aan wankel in de schoenen gestaan. Van de adellijke famihe die het land bestuurde, waren er drie verschillende takken, die elkaar voortdurend in erfenis- en verdelingskwesties bestreden. Twee daarvan waren de Reformatie toegedaan. De derde heeft jarenlang getracht het oude rooms-kathoheke geloof te handhaven en waar mogelijk in ere te herstellen. Luther had in Wittenberg ervaren hoe belangrijk de steun van de overheid is voor de kerk. Hij was bang dat het opnieuw oplaaien van de broederstrijd tussen de Mansfelder graven de Reformatie in dat gebied in gevaar zou brengen. Vandaar dat hij zich van harte inzette om de tegenstellingen te overbruggen en de tegenstanders met elkaar te verzoenen. Al twee keer eerder was hij daarvoor naar Eisleben gekomen.

Eerste etappe
Op 17 januari vertrok Luther uit Wittenberg. Zijn drie zoons, Hans (19), Maarten (14) en Paul (bijna 13) en nog twee anderen vergezelden hem. Toen het rijtuig door de Elsterpoort hobbelde heeft Luther wellicht nog even teruggedacht aan zijn jonge, onstuimige jaren, toen hij demonstratief en overmoedig op deze plek de aankondiging van de pauselijke banbrief en de kerkelijke wetboeken verbrandde. Een kwijnende Luthereik en een plaquette herinneren vandaag nog aan dat besHssende moment in Luthers leven. Het oversteken van de Elbe, vlak ten zuiden van de stad, schijnt geen onoverkomelijke moeilijkheden te hebben opgeleverd. Heel anders zag het er uit in Halle, tachtig kilometer verder, waar ze tegen de avond aankwamen. Het was de bedoeling geweest dat Luther en de zijnen daar één nacht zouden doorbrengen bij zijn vriend Justus Jonas, om de volgende dag het laatste stuk van de reis naar Eisleben af te leggen. Maar toen het reisgezelschap de volgende morgen de Saaie wilde oversteken, bleek deze rivier veranderd te zijn in een wild kolkende, met grote ijsschotsen gevulde stroom. Oversteken zou levensgevaarlijk zijn. Er zat niets anders op dan te wachten tot de rivier wat zou zijn gekalmeerd.

Stad van de vijf torens
Halle staat vanouds bekend als de stad met de vijf torens. Eén daarvan is de vermaarde "Roten Turm" met klokken en uurwerk uit de vijftiende eeuw. Hij was het zinnebeeld van de opkomende burgerstand aan het eind van de middeleeuwen. Hij wedijvert in voorkomen en hoogte met de vier torens van de Marktkirche daarnaast. Onder leiding van Luthers vriend Justus Jonas was de stad Halle indertijd tot de Reformatie overgegaan en het was in deze kerk dat Luther tijdens zijn gedwongen oponthoud in de stad heeft gepreekt. Aan de Marktzijde van het gebouw is een gedenksteen ter herinnering aan Maarten Luther te zien. In de Schmeerstrasse wijst men het huis "Zum güldenen Schlossen" (nr. 2) aan als het huis waar Luther zijn intrek nam. Het is een van de oudste burgerhuizen van Halle. Aan de Universiteitsring ligt de trots van de stad, de Maarten Lutheruniversiteit, de voortzetting van de universtiteit van Wittenberg, die in 1817 werd gesloten. Aan de achterkant van de Marktkirche voert de Mansfelder Strasse naar de plek waar Luther vier dagen na zijn aankomst in de stad met een bootje de rivier de Saaie overstak om verder te reizen naar Eisleben.

Van Halle naar Eisleben
Per brief hield Luther zijn vrouw op de hoogte van zijn belevenissen. Hij vertelt daarin dat een ijskoude wind tijdens de overtocht over de Saaie het bootje bijna om deed slaan. „Bibberend van de kou en met een borende pijn in het achterhoofd" bereikt Luther met zijn begeleiders op 21 januari de grens van het graafschap Mansfeld. Daar stond een groep van 113 ruiters hem op te wachten. Ze waren gestuurd door de graven van Mansfeld om hun gast op het laatste deel van zijn tocht te begeleiden. Zoveel eerbetoon moet de oude, zieke man wel goed gedaan hebben. Maar toch voelde hij zich niet in orde. En kort voordat men Eisleben bereikte, kreeg hij een inzinking. In Eisleben vond Luther onderdak bij een vriend van hem, de stadsschrijver, die vlak naast de St-Andreaskirche woonde. Van daaruit begonnen weldra de gesprekken en de onderhandelingen met de ruziënde gravenfamilie. Het lukte met veel moeite de partijen met elkaar te verzoenen en een compromis tot stand te brengen. Tussen de bedrijven door preekte Luther nog vier keer in de St-Adreaskerk.

Laatste preek
Het eerste wat de moderne Lutherreiziger opvalt in Eisleben is het prachtig gerestaureerde Marktplein in het centrum van de stad. Het wordt beheerst door een meer dan levensgroot bronzen beeld van de reformator. Hij wordt hier afgebeeld als de grote professor in de kracht van zijn leven, de baret op het hoofd, de doctorsbul in de rechterhand en de Bijbel onder de linkerarm. Achter hem steekt de St-Andreaskerk, bonkig en verweerd, scherp aftegen de ranke, glad gepolijste gevels van de belendende gebouwen. Dat is dus de kerk waarin Luther drie dagen voor zijn dood zijn laatste preek hield over Matth. 11:25-30. Tijdens de preek voelde Luther opnieuw zijn krachten wijken en hij moest de dienst voortijdig beëindigen. Zijn laatste woorden waren: „Wacht en verbeidt de Heere door het geloof; dan hebt gij al gewonnen... Dat en nog veel meer zou over dit evangelie te zeggen zijn. Maar ik ben te zwak, we willen het hierbij laten."

De laatste uren
De avond van de 16e februari sprak Luther tegenover zijn vrienden opnieuw de gedachte uit dat hij misschien wel niet meer levend in Wittenberg zou terugkomen. „Ik ben in Eisleben geboren en gedoopt", zei hij, „misschien moet ik hier ook wel sterven. De volgende dag verslechterde de toestand alleen nog maar. De artsen probeerden tevergeefs het wegebben van de levenskrachten een halt toe te roepen. In de avond, toen de patiënt het weer erg benauwd kreeg, riep men graaf Albrecht van Mansfeld aan zijn ziekbed. Ook de gravin, een dokter en een apotheker kwamen nog langs. Ze bereidden voor de zieke „een allerkostelijkst geneesmiddel", namelijk fijngewreven walvisbaleinen met wijn. Tevergeefs. Men zag tenslotte in dat Luther stervende was. Om één uur 's nachts legde men hem op een rustbank in de naburige kamer. Daar blies hij, even voor drie uur, de laatste adem uit in het bijzijn van twee zoons, Justus Jonas en de plaatselijke predikant. Zijn lichaam werd de volgende dag opgebaard in de Andreaskirche.

Eisleben vandaag
In de Andreaskirche wijst men de bezoeker vol trots op de Lutherkansel, waarop Luther zijn laatste preek uitsprak. Maar het schijnt dat alleen de romp nog iets origineels uit de tijd van de Reformatie behouden heeft. Andreaskerkplein nr. 7. Dat is de woning waarin Luther gestorven is. Het is sinds 1894 museum, in 1993 gerestaureerd en opnieuw ingericht. Entree: 3 mark. Foto's nemen? Dat kost 10 mark extra. En dat is wel wat veel voor een kiekje van een bed in een donkere hoek, een antieke rustbank en een lijkkleed onder glas. Enkele historische portretten aan de muur en een gipsafgietsel van Luthers hoofd en handen kunnen daar niet veel aan veranderen. Enkele straten daarvandaan staat Luthers geboortehuis. Ook dat is nu een museum. Het vertelt o.a. iets over de geschiedenis van de woning, over Luthers familie en over zijn jeugd. Wie Eisleben bezoekt, mag het nabijgelegen Mansfeld niet overslaan. Onderweg herinneren enorme puinkegels en slakkenbergen aan het mijnbouw- > verleden van de streek. De laatste kopermijn werd nog maar enkele jaren geleden gesloten. In Mansfeld zelf vindt men het huis waarin Luther zijn kinderjaren doorbracht, het schooltje waar hij zo'n hekel aan had en een alleraardigst monumentje, waar de kleine Maarten als schooljongen op staat afgebeeld. En hoog boven alles uit torent het slot van de Mansfelder graven.

Lijkstoet
De graven van Mansfeld hadden Luther graag in zijn geboortestad willen begraven, maar keurvorst hertog Johann Frederik besliste dat het stoffelijk overschot in de slotkapel te Wittenberg moest worden bijgezet. In de Eislebense Andreaskerk hield Justus Jonas een gedachtenisrede. Op de ochtend van de 20e februari zette een lange rouwstoet zich in beweging, op weg naar Halle. De graven van Mansfeld begeleidden de kist met zestig ruiters. In alle dorpen waar de stoet langs kwam, luidden de klokken en de mensen, velen huilend, stonden langs de kant van de weg. Met enkele uren vertraging kwam het gezelschap in Halle aan. Op 21 februari trok de lijkstoet onder klokgelui verder, op weg naar Wittenberg. In Bitterfeld werd de begeleiding overgenomen door de afgevaardigden van de keurvorst en door de stadscommandant van Wittenberg. Ook nu lukte het niet het geplande tijdschema te realiseren.

Aankomst in Wittenberg
Het was nog donker de volgende morgen, toen de burgers van Wittenberg, de professoren, de studenten en de Raadsleden naar de Elsterpoort stroomden, langs het "zwarte klooster", waar Katharina met haar kinderen, familie en vrienden op de aankomst van de overledene zaten te wachten. Om negen uur kondigde het luiden van een kleine klok aan dat de kist Wittenberg naderde. Bij de poort vormde zich een nieuwe stoet. Theologen, professoren en studenten gingen voorop. Ze werden gevolgd door de paarden van de keurvorstelijke afgezanten en door de graven van Mansfeld met hun uitgebreide gevolg. Achter de kist reed Katharina met haar dochter Margaretha en enkele anderen in een kleine koets, daarachter de drie zoons, gevolgd door oom Jacob Luther, zwagers en verdere familie. In de slotkapel hield Johannes Bugenhagen, de plaatselijke predikant, een preek in het Duits, waarna Melanchton in het Latijn een gedachtenisrede uitsprak. Daarna lieten collegaprofessoren de kist zakken in de groeve naast de preekstoel. De ijzeren dekplaat op het graf draagt als opschrift: „Hier is begraven het lichaam van de doctor in de heilige theologie Maarten Luther, die in het jaar 1546 op de I8e februari in zijn geboortestad Eisleben stierf, nadat hij 63 jaar, 2 maanden, 10 dagen geleefd had."

Bedelaars
Na Luthers overlijden vond men op zijn tafel een briefje met aantekeningen in het Latijn, die hij vlak voor zijn dood moet hebben gemaakt. Onderaan had hij iets in het Duits geschreven. Het zijn de laatste geschreven woorden die van hem bewaard zijn gebleven: „Wij zijn bedelaars. Dat is waar!" In het sterfhuis te Eisleben wordt daar het volgende commentaar aan toegevoegd: „Het komt er niet op aan dat wij bedelaars zijn, maar achter Luthers laatste woorden staat het ontwijfelbare en diepe geloof aan God, die de hoop der zwakken, de troost der zondaars, het leven de stervenden is en die de bedelaars de open handen vult."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 februari 1996

Terdege | 96 Pagina's

Luthers laatste reis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 februari 1996

Terdege | 96 Pagina's