Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DE DAG DER BENAUWDHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DE DAG DER BENAUWDHEID

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uühelpen en gij zult Mij eren. Psalm 50 : 15

III.

Uithelpen! Dit veronderstelt, dat men ergens in zit of van rondom ingesloten zit.

Zo nu zijn voor Gods kinderen de benauwdheden als zo vele hoge muren, die hen ingesloten hebben als in een kerker, waarom we lezen: „Ik ben besloten en kan niet uitkomen". Doch het kan ook vergeleken worden als bij een diepe put, waarin men verzonken ligt. Dit was het geval bij de dichter in Psalm 69, als hij zegt: „Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet staan kan; ik ben gekomen in de diepte der wateren, en de vloed overstroomt mij". Van zulk een benauwdheid, waaruit hij tot God leerde roepen, spreekt ook Jere^ mia: „De wateren zwommen over mijii hoofd. Ik zeide: Ik ben afgesneden". Maar ook: „Heere, ik heb Uw Naam aangeroepen uit de onderste kuil; Gij hebt mijn stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen". Nu zegt de Heere: , , Ik zal er u uithelpen",

Hoe dat kan? Alleen op grond van Gods eeuwige, verkiezende liefde, uit kracht van Gods vrijmachtig welbehagen. Uit deze bewegende grond ontdekt zich de enige weg tot redding en behoudenis van de verloren zondaar. Het is alleen in die door God verkoren Held der hulpe, Die daartoe in ontelbare benauwdheden, smaadheden en angsten der hel is neergezonken. Het is alleen door de koorden van Gods verkiezende liefde en de snoeren van des Middelaars hartebloed, waardoor een arme vertredene, in de dood weggezonkene, wordt opgehaald uit de kuü van angsten en benauwdheid. Vandaar sprak de apostel: „In Wie wij hebben de verlossing door Zijn bloed; de vergeving der zonden naar de rijkdom Zijner genade". Hij gevoelde, dat de vergeving der zonden in zijn consciëntie verzegeld was. En zo ook zongen de kinderen Israels een lied van zoete melodie, tot lof van Zijn rijke gena^ de, voor de grote bevrijding, die Hij hun geboden had. Ik twijfel er niet aan, of zij hebben gedacht, dat zij zouden zingen al de dagen huns levens. Hij gaf een nieuw lied in hun mond. Immers: „En gij zult Mij eren", zegt de tekst. Christus beroofde inderdaad de wet van haar veroordelende kracht over Zijn volk, als zijnde nu gerechtvaardigd en verzoend, en Hij verduurde in hun plaats de bezoldiging der zonde, zodat Hij de dood verslonden heeft tot overwinning. Zo ziet de ziel door de inwendige verlichting des Heiligen Geestes, dat in Hem (Christus), gerechtigheid en vrede elkander kussen, en het is dezelfde

wet, die hen veroordeelde en haai' vloeken tegen hen uitsprak, die nu in het hart geschreven is, opdat deze dè regel zij van hun geloof, leven en praktijk. De wet is dus bevestigd en in genen dele buiten werking gesteld. Daarom: , , Gij zult Mij eren", is naar de regel van deze wet. Maar ach, hoe diep wordt de ziel in dit stuk vernederd. Want niet minder dan in het stuk der rechtvaardigmaking: „Uw vrucht wordt uit Mij gevonden", namelijk de vrucht van Christus' gerechtigheid, dat is de toepassing van Christus' plaatsbekledende en toegerekende gerechtigheid; zo komt ook in het stuk der heiligmaking de vrucht van Christus' heiligende genade door de bediening des Heiligen Geestes openbaar. In beide is Christus noodzakelijk en in beide geldt het: „Uw vrucht wordt uit Mij gevonden".

Immers, wanneer het vuur des Heiligen Geestes in hen in Zijn Jieiligende invloeden zich openbaart, dan gevoelen zij het lichaam der zonde sterker te zijn dan ooit, en het is zeer waarschijnlijk, dat dit het geval was met de apostel, toen hij uitriep: „Ik ellendig mens! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? " Spraken we zo even van de kinderen Israels, dat ze na hun doortocht door de zee, nadat ze uit de diepte en banden der benauwdheid verlost waren, wel dachten ze, dat ze hun ganse leven nu zouden zingen, dat na het doorgaan door de Rode Zee de zonden hen niet meer zouden verontrusten, omdat alle Egyptenaren verdronken waren. Zij bevonden echter, dat er in Kanaan krachtige Kanaanieten en Amorieten waren. En in deze strijd mogen er ogenblikken van overwinning zijn. Vele malen echter liggen ze neder als een strijdeloze strijder in banden van ongeloof en twijfel. Zelden kunnen ze hun hoofd boven de gebreken uit krijgen. Satan is zo kwaadaardig, het hart zo bedriegelijk, en het vleselijk gemoed zo machtig en vijandig tegen God, Zijn bestuur en Zijn weg, dat indien wij onze ziel tot een buit mogen verkrijgen, het zal grond verschaffen om de drieënige God eeuwig aanbiddend te loven en te prijzen. „En gij zult Mij eren". Dat is een rijke belofte. Maar dat is ook naar de begeerte van het door Gods Geest vernieuwde hart. „Ik heb Mijzelf een volk geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen". Daartoe worden ze van harte willig en bereid gemaakt. „Mijn volk zal zeer gewillig zijn op de dag van Mijn heirkracht". Hoe schoon valt het schepsel er buiten. Niets uit ons, het al uit Hem; zo komt een arme zuchter in Jeruzalem. Maar zo ook mogen ze er wel eens verwaardigd worden om uit dit Mesech der ellende uit te zien naar die volkomen verlossing uit al hun benauwdheden, als ze volmaakt Hem mogen eren, lieven en loven, Die hun ziel zo dierbaar is. Lezer, kennen we voor eigen hart iets van dit leven? Hebben we ooit uit de banden onzer zonde en schuld in waarheid leren roepen? En hebben we ten deze ervaren, dat God in Christus is een gebed gevend, een gebed horend, maar ook een gebed antwoordend God? O, wanneer wij nog een vreemdeling zijn van al deze dingen, dan kunnen we een schone belijdenis hebben, een rechte kennis der waarheid, een goede opvoeding genoten hebben en een naar de buitenzijde onberispelijk leven hebben, maar ach, dan hebben wij niet meer dan de rijke jongeling. We kunnen bijna een christen zijn en dicht bij het Koninkrijk der hemelen, en toch voor eeuwig buiten blijven. Hoe vreselijk zal dat zijn. Dat zal dan een eeuwige dag der benauwdheid zijn, waaruit men vruchteloos roepen zal. O, leerden we het nog vóór het voor eeuwig te laat zal zijn. Bedenkt het, de ttjd is kort en de eeuwigheid wenkt. Arm, diep beklagenswaardig schepsel, die in tijd en eeuwigheid geen toevlucht kent, die nog voor eigen rekening leeft, geen hoop in het leven, geen troost in

het sterven. Zie daar tegenover het geluk van Gods kinderen, reeds aan deze zijde van het graf. O, hoe mogen alle bezwaren wel eens wegvallen, als ze het oog op Sion gericht hebben, Hoe licht valt hun weg als ze mogen zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus. Maar ook, hoe mogen ze wel eens terugzien op hun afgelegde weg, wat en wie God voor hen geweest is in wegen van druk en benauwdheid. Ja, dan fluistert de Heüige Geest in hun ziel: „Richt u merktekenen op; stelt u spitse pilaren". En hun ziel antwoordt:

Ik zal, omdat G' in bange dagen Mijn toevlucht waart, van U gewagen; Van U, mijn sterkte, zij mijn zang En snarenspel mijn leven lang. Ik heb, in nood aan God verbonden, In Hem mijn hoog vertrek gevonden. In God, Wiens goedertierenheid Zich over mij heeft uitgebreid.

Dat eren zal straks volmaakt plaats hebben, als ze verlost van het lichaam des doods en der zonde de Vader, Die hen verkoor, de Zoon, Die hen verloste, en de Heilige Geest, Die hen verzegelde tot op de dag van Christus Jezus, eeuwig zullen lieven en loven, en ze het lied zullen aanheffen van Mozes en van het Lam.

S.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1952

De Banier | 8 Pagina's

IN DE DAG DER BENAUWDHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 november 1952

De Banier | 8 Pagina's