Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genesis 2 en 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genesis 2 en 3

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

5

In het volgende hoofdstuk (III) spreekt prof. Oosterhoff over Genesis 2 en 3 en de natuurwetenschap. We zouden te breed worden, wanneer we daaruit een en ander zouden overnemen en daarop zouden ingaan. We vermelden alleen het slot van het hoofdstuk, omdat dit voor het vervolg van het boek van belang is.

„We moeten de krampachtige pogingen om bijbel en natuurwetenschap met elkaar in overeenstemming te brengen staken. Althans voorlopig. De natuurwetenschap heeft haar eigen taak en ook haar eigen resultaten. En in het licht van de Schrift hebben mensen de opdracht om de schepping Gods te onderzoeken en daarover te heersen. Maar als elke wetenschap is ook de natuurwetenschap een menselijke wetenschap en kleeft aan haar al wat menselijk is. Maar ook de theologie is een menselijke wetenschap en ook aan haar kleeft wat menselijk is. Samen moeten we luisteren naar wat de bijbel zegt.

Die bijbel spreekt een eigen taal en heeft zijn eigen boodschap. Deze gaat ver uit boven wat de natuurwetenschap ontdekken en zeggen kan. En die boodschap is niet een antwoord op de vraag hoe alles, de wereld en de mens, ontstaan is. Dat antwoord geeft de bijbel niet. Het gaat in de bijbel om een heel andere boodschap. En het gaat er om die boodschap te verstaan.

Die boodschap hoeft door geen wetenschap, welke dan ook, te worden gekontroleerd of geverifiëerd. Hoogstens kan een of andere wetenschap hulpdiensten verrichten. Maar dit blijft gelden, dat de Schrift haar eigen uitlegster is. Sui ipsius interpres. De Schrift maakt zelf uit, wat ze zeggen wil.

Met de erkenning van de „aanleiding”, die in de wetenschap kan liggen, mag aan dit „sui ipsius interpres” van de Schrift niet worden tekort gedaan.

Daarom begeven we ons tot de Schrift zelf, daarbij bedenkend, dat geen menselijke uitleg met de Schrift zelf mag worden gelijkgesteld.”

Tot zover prof. Oosterhoff.

Hierna volgt hoofdstuk IV: Andere Schriftgegevens.

„Wanneer we zoeken”, aldus de schrijver, „naar gegevens elders in de Schrift, die licht zouden kunnen geven over Gen. 2 en 3, biedt het O.T. ons slechts een pover resultaat. Het is de vraag of we daar werkelijk één zinspeling hebben op het gebeuren in het paradijs. Dat gebeuren heeft blijkbaar bij profeten en psalmdichters nooit die centrale plaats in hun denken ingenomen als later bij ons bv. in dogmatiek en prediking.”

Prof. Oosterhoff gaat dan verschillende teksten na. We behoeven daar niet op in te gaan. We vermelden alleen de conclusie van de schrijver:

„Nergens in het O.T. vinden we buiten Gen. 2 en 3 een duidelijke zinspeling op het paradijs en wat daar gebeurd is. Buiten deze hoofdstukken is er niets dat ons daarover licht zou kunnen verschaffen.

Het enige wat we nog kunnen zeggen is, dat in de geslachtsregisters van Gen. 5 en 1 Kron. 1. Adam voorkomt als de stamvader van alle mensen en volken. Bovendien is Adam daar eigennaam, wat in Gen. 2 en 3 nog niet het geval is. Daar is sprake van de mens.”

Vervolgens gaat prof. Oosterhoff de gegevens van het N.T. na. Hij zegt dat we in het N.T. meer dan één zinspeling op het gebeuren in het paradijs bezitten.

We gaan aan veel voorbij. Breed gaat de schrijver in op Rom. 5: 12 vv. Daar willen we de aandacht op vestigen. Hij zegt aan het einde van zijn betoog het volgende:

„We hebben bij Rom. 5: 12 vv wat lang stilgestaan, maar de perikoop is belangrijk om de betekenis van Adam voor het gehele menselijke geslacht te verstaan. Door Adam zijn zonde, dood en veroordeling over het gehele menselijke geslacht gekomen.

Het is duidelijk, dat Paulus hierbij uitgaat van wat we lezen in Gen. 3, zij het dat daar

niet met zoveel woorden wordt gezegd, dat Adams overtreding van beslissende betekenis was voor alle mensen na hem, al ligt het er volledig in. Na Gen. 3 volgt het verhaal van de gevallen mensheid. Het begint al dadelijk in Gen. 4 met de moord van Kaïn op zijn broer Abel.”

Voor „zonde, dood en veroordeling” zouden we graag willen lezen: „zonde, dood en verdoemenis”. Dat zegt ons duidelijker in een climax wat het ontzettende einde is van de mens, die zondigt.

Daarna spreekt prof. Oosterhoff over de Joodse achtergrond bij Paulus. „Christen geworden bleef Paulus tegelijkertijd jood en als joods kind van zijn tijd en daardoor vanzelf in zijn schrijven gebonden aan bepaalde vormen.

De gedachte, dat door de zonde van Adam zonde en dood zijn doorgedrongen tot alle mensen, komt men in de joodse literatuur herhaaldelijk tegen en Paulus zal haar stellig in zijn opleiding hebben meegekregen.”

Aldus prof. Oosterhoff en even verder zegt hij: „Maar het is ontegenzeggelijk dat tussen het O.T. en de redenering van Paulus in Rom. 5 de joodse theologie staat.

Wanneer Paulus zich echter aansluit bij de wijze waarop de joodse theologie over Adam spreekt, wil dat nog niet zeggen, dat hij er niet een eigen kant mee uitgaat. Punten van overeenstemming tussen Paulus en zijn joodse tijdgenoten betekenen nog geen gelijkheid tussen die twee. Paulus verwerkt het joodse materiaal op eigen wijze.”

We vragen ons wel zeer ernstig af of hier niet aan de menselijke factor veel te grote betekenis wordt toegekend, waardoor Gods openbaring afhankelijk wordt gemaakt van de joodse theologie. We mogen aan de goddelijke factor bij de totstandkoming van de Heilige Schrift niet te kort doen. Paulus, die gedreven werd door de Heilige Geest kan niet onder de invloed staan van de joodse theologie.

Even verder komt weer Paulus op de voorgrond. Prof. Oosterhoff zegt: „Maar al zou dat anders zijn, dan zou dat nog niets voor de opvatting van de apostel zeggen. Paulus is met het joodse materiaal een eigen weg gegaan.”

We halen niet meer aan. We willen niet beweren, dat de schrijver te kort heeft willen doen aan de goddelijke factor ook bij wat Paulus schrijft, maar we willen wel uitspreken, dat we gaarne gezien hadden, dat hij daaraan in zijn werk meer aandacht geschonken had. Nu wekt het betoog van de hoogleraar de gedachte, dat we te maken hebben bij wat Paulus zegt met wetenschappelijk werk van een mens.

Dat stelt teleur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Genesis 2 en 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's