Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lente in de poëzie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lente in de poëzie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dan is 't schepsel gans niet meer, Als om en tot des Scheppers eer. (Lodensteyn)

Hoe schoon kan het zijn in de lente, wanneer we 's morgens vroeg de zon zien opgaan! De winter is verdreven, een nieuw seizoen is aangebroken, de tijd van nieuw leven, van nieuwe groei en bloei! Ouden van dagen zien uit naar de komst van de lente, die wellicht verlenging van het leven zal brengen.

Ja, zo'n morgen, als door de heldere lucht de zon als een held het pad gaat lopen; als een bruidegom de slaapkamer is uit gegaan! Wij kunnen het mooi vinden; we kunnen er door ontroerd worden; psalm 19 kan bij ons in de gedachten komen; we kunnen onze kleinheid zien en onze onreinheid bij het schoon van de schepping maar we kunnen ons niet uiten, al is er soms een grote drang om dit te doen. Gevoelige naturen met een dichterziel kunnen zich uitspreken in spontaan-opwellende woorden, schoon van klank en maat, en we horen dan:

, , Hoe laat is 't aan de tijd? Het is de blanke dageraad: De diepe wei waar nog geen maaier gaat, Staat van bedauwde bloemen wit en geel; De zilvren stroom leidt als een zuivre straat Weg in het nevellicht azuur; En morgens zingend hart de leeuwrik, slaat Uit zijn verdwaasde keel Wijsheid die geen betracht en elk verstaat, Vreugd zonder maat, Vreugd zonder duur "

Van de vier jaargetijden zijn de herfst en de lente wel het meest bezongen. Geen wonder: cle lente spreekt van de geboorte en de herfst bepaalt ons bij het sterven. Tussen deze twee polen, geboorte en sterven, beweegt zich het menselijk leven op deze aarde. Het zijn voorvallen die ons ten zeerste aanspreken. Er zijn dichters, die alleen uitspreken het natuurgebeuren: alles gaat nu eenmaal zo; zo is de loop van deze wereld altijd nog geweest. Dat het wisselen der seizoenen een teken is van het woord, dat God heeft gesproken tot Noach, na de vloed, dat zomer en winter, zaaiïng en oogst niet zullen ophouden, daar wordt niet over gerept:

„De winter is voorbij, het groen is blond aan alle bomen en de bloesems bloeien, over de weiden zweven vlinders rond die met de eerste voorjaarsbloemen stoeien."

„Onverwacht en plotseling stond de prunus deze morgen weer met tak en stam verborgen in een wolk van bloeseming, die zo blank, zo smetloos zuiver straalde en met de wind bewoog, dat door mij epn stille huiver van verraste vreugde vloog."

Hoe zijn in zo'n lentemorgen de vogels in de weer! Hebben we met aandacht geluisterd naar het kleine winterkoninkje, dat met wijd-opengesperde snavel de schoonste liedeven laat horen? Het beestje schijnt niet moe te worden: onophoudelijk klinken de heldere tonen door de morgenstilte. Slecnts een kleine pauze, en weer tiereliert het vogeltje en vervult de hele omgeving met zijn geluid! Onbewust moet het de grootheid van de Schepper uitzingen tot diepe schaamte van de stomme mens.

Zo is het ook met de leeuwerik. Dat beest kan zijn vreugde haast niet uitzingen, zo uitbundig jubelt het, steeds stijgend de blauwe lucht in.

„Naar zonnefeest van zilvren luchten stort hij zich dol en dronken op en werpt een zwerm van zanggeruchten neer over dal en heuveltop.

Wat deert hem 's werelds wel en wee! hem kwelt een vreugd; hij moet die melden, hij moet verstoren stilte en vreê van weiden, wegen en van velden. Hij stierf, zo iets hem zwijgen deê!"

Een enkle keer horen we een ander geluid; het is van J. van Lodensteyn:

„Ziet een kleed van enkel goud, In duizend kleuren over 't woud, Als 't hemels licht, van Gods gezicht Ons ziel bestraalt, Vinden wij Zijn beeld daarin gedaald.

Heerlijk kleed van 't nieuwe groen! Dat na de vorst zich op komt doen. Als ons omarmt, de liefde warmt Van 's hemels Zoon Geven wij Hem 't jeugdig hart ten loon."

INDEX.

Opgravingen

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1954

Daniel | 8 Pagina's

Lente in de poëzie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1954

Daniel | 8 Pagina's