Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe zult gij ontvlieden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zult gij ontvlieden?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen” (Hebreen 2:3a).

Het werk der engelen heeft een bijzondere plaats in de uitvoering van de raad Gods. Wij weten dat de kerk der Reformatie zich zeer sterk gekeerd heeft tegen de in de roomse kerk zich ontwikkeld hebbende engelen-verheerlijking, en dit ten rechte. Toch valt het te betreuren dat ook in het leven van het volk van God zo weinig aandacht besteed wordt aan hetgeen de Heilige Schrift over de engelen zegt.

Ook hierin toch vinden wij vele woorden, die troostrijke beloften inhouden voor Gods Kerk. De Heere heeft gezegd dat de engelen gedienstige geesten zijn, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil die de zaligheid beerven. Het woord der engelen door hen in de Naam des Heeren gesproken is vast en bondig. Wij lezen in het hoofdstuk, waarvan wij nu een gedeelte overdenken, dat alle overtreding en gehoorzaamheid aan het engelenwoord rechtvaardige vergelding ontvangen heeft.

Waarop ziet dit uit het tweede vers in het bijzonder? Dit ziet in het bijzonder op de Wet des Heeren, die wel door God aan het volk van Israel gegeven is, maar door de dienst van engelen, zoals wij in Gods Woord lezen. Deze, door middel van de engelen gegeven wet, predikt vloek en toorn aan allen die dezelve ongehoorzaam zijn. Maar als dan het door de engelen gesproken woord zo zware vergelding predikt aan hen die ongehoorzaam zijn, “hoe,” vraagt de apostel, “zullen wij dan ontvlieden als wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?”

De apostel spreekt hier van hetgeen in het Evangelie geopen-baard is, nl. de boodschap van Gods vrije genade, die niet door de engelen, Gods dienaren, maar door Jezus Christus, Zijn eigen, natuurlijke, en eniggeboren Zoon op de aarde gepredikt is. God liet Zijn Wet, die heilig en volmaakt is, door de dienst der engelen in de hand van Mozes leggen, maar Zijn Evangelie heeft Hij in de hand van Zijn Zoon gelegd en door Hem op deze aarde doen verkon-digen. Paulus spreekt hier van het acht nemen op deze boodschap, hetwelke onze dure roeping is, en hij gewaagt vragenderwijze van het ontzaggelijke van de toorn des Lams, welke komen zal over hen die dat Evangelie versmaden en het bloed des Nieuwen Testaments onrein achten.

Wat staan wij er doorgaans toch weinig bij Stil, welke machtige verantwoordelijkheid wij dragen, wanneer dat Evangelie ons gepredikt wordt. In dat Evangelie wijst God de zondaren, die allen zonder onderscheid onder het oordeel der eeuwige vervloeking liggen, op het Lam God dat de zonde der wereld wegdraagt. In deze boodschap nodigt Hij, tot wie Hij naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, om in Jezus Christus te zoeken wat ons tot het leven van node is.

De apostel vat heel de Evangelieboodschap samen in de woorden: “zo grote zaligheid,” want hij kon niet zeggen wat er in de Heere te vinden is. Het is vrede met God, verzoening, vreugde, en eeuwige blijdschap; het verlost worden van zonde en schuld, van vervloeking en oordeel, om in te gaan in Zijn zalige gemeenschap, en dat alles door Hem in Wie Zijn Evangelie vlees en bloed geworden is. Hij vraagt dan ook: “Hoe zullen wij ontvlieden?” alsof hij zeggen wil, waar zult gij u bergen, wanneer gij, geleefd hebbend onder die verkon-diging onbekeerd voor God verschijnt. Hoe zult gij u verantwoorden wanneer gij gewezen zult worden op de grote bemoeienissen Gods, die Hij met u hield en waaronder gij niet vernederd werd? Ontzaggelijk, zo zegt hij, zal het zijn om in de handen van de levende God te vallen, omdat ge in het versmaden van deze boodschap niet engelen of mensen gesmaad hebt, maar Gods eigen Zoon hebt veracht.

Mijn waarde lezer, dit is een woord dat met heilige ernst tot u komt. Hoe zult gij ontvlieden? Geef acht op alle bemoeienissen die God met u houdt. Die zijn vele en velerlei. Niet alleen dat Hij u spijs en drank verschaft, u kleedt en dekt, u schenkt wat ge tot de vervulling van uw levensbehoefte en veelal ook tot veraangenaming van Uw leven behoeft, ja, dat Hij u spaart en draagt, maar bovenal dat Hij op de deur van uw hart geklopt heeft en nog klopt. Toen gij u nog niet bewust waard dat ge leefdet, naderde de Heere reeds tot u om aan uw voorhoofd dat teken van Zijn verbond te hechten, waarin ons gezegd wordt, dat alhoewel wij in het Rijk van God niet kunnen komen, nochtans Hij in Zijn wijsheid een weg uitdacht, waarlangs een diep verloren volk nog tot Zijn gemeenschap komen kan.

Hij deed u leven onder de bearbeiding door middel van Zijn Woord, onder de vermaningen en waarschuwingen van Godvrezende ouders of onder het gebed van Zijn volk. Ja, wat meer is, Christus Zelf verschijnt door middel van Zijn Woord telkenmale aan de poort van uw leven om daar te betuigen dat bij Hem duurachtig goed en gerechtigheid is. Neen, Hij heeft geen lust in uw dood, maar Hij Staat aan de deur en Hij klopt.

In Zijn Woord dat Hij tot u zendt, nodigt Hij u door u als een zondaar te laten zaligen en u als een vijand met God te laten verzoenen. Hij neemt in Zijn wonden al uw bedenkingen en verontschuldigingen weg. Hij immers zegt: “Al hebt ge met vele boeleerders geboeleerd, keert nochthans weder tot Mij; al waren uw zonden als scharlaken, Ik zal ze maken als witte wol.” Hij zegt machtig te zijn om uw schuld, hoe groot die zijn moge, weg te nemen, om u van al uw smetten te reinigen en verklaart u met nadruk dat gij voor Hem nimmer een hopeloos geval zijt.

En nu vragen wij ons af, “hoe zullen wij ontvlieden?” De Heere zal tegen u zeggen: “Ik ben de schuld van uw verdoemenis niet!” Die schuld is alleen bij ons, omdat wij niet gewild hebben dat Hij koning over ons zijn zou. Daar, en daar alleen, ligt de oorzaak van onze ondergang. Neen, dit betekent niet te zeggen alsof de mens nog enige krachten in zichzelf over gehouden had, of alsof het enkel aan zijn willen liggen zou in deze zin, dat de mens evengoed zou kunnen willen als niet willen. De mens wil niet en wil in der eeuwigheid niet als een zondaar gezaligd worden! En daarvan overtuigt Gods Woord ons op vele plaatsen.

Gelukkig wanneer wij die schuld van onze onwil persoonlijk leren kennen, en wanneer wij onszelf als die vijand door Gods genade moeten aanmerken. Dan zal het ons een oorzaak van verwondering worden dat Hij, Die alle macht heeft in hemel en op aarde, machtig is om een onwillig volk op de dag van Zijn heirkracht gewillig te maken.

Een volk, dat hier zichzelf als schuldig aan Gods Wet heeft leren kennen ook in die zin, dat zij gewaar werden dat het Evangelie van Gods genade tegen hen getuigde. Een volk, dat met de vraag van de apostel zelf werkzaam geweest is en heeft moeten antwoorden dat er geen ontvlieden was en geen verberging voor dat Aangezicht, maar dat een verberging gevonden heeft in Die, Die zal zijn een verberging tegen de vloed en als een schaduw van een zware keisteen in een dorstig land. “Hoe zullen wij ontvlieden?” Christus Staat aan de poort van ons leven, nu nog kloppende. Dat Hij aanstonds daar niet wenende sta, als eenmaal aan Jeruzalems poorten, zeggende: “Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen als een hen haar kiekens, maar gij hebt niet gewild.” Want dan zal ook Jeruzalems oordeel het onze zijn: Uwe woonsteden worden u woest gelaten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

The Banner of Truth | 28 Pagina's

Hoe zult gij ontvlieden?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

The Banner of Truth | 28 Pagina's