Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het krijgen van teksten en nog wat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het krijgen van teksten en nog wat

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Eer zij roepen, zal Ik antwoorden". Enige tijd geleden schreef ik, dat de waarheden, die God in het hart geeft, in de regel tevoren gehoord of gelezen zijn. Een goede vriendin vertelt nu haar ervaring op dit punt.

„Na een hevige strijd stond ik radeloos in de vroeger morgenstond buiten in de vrije natuur en riep: Zou God het weten, dat ik hier sta". Toen daalden met kracht de woorden in mijn ziel: Eer zij roepen zal Ik antwoorden". Ik roep terug: ank U, Heere". Er was geen twijwel aan dat het niet van God was. Ik las nooit uit het Oude Testament en hoorde er thuis ook nooit uit lezen, daar vader altijd uit het Nieuwe Tetament las. Jaren later, toen ik mij beide Testamenten had aangeschaft, las ik in Jesaja 65 : 24 die woorden met grote ontroering."

Is dit nu een bewijs, dat God rechtstreeks tot de mens spreekt, buiten het Woord om? Ik geloof niet, dat wij dit moeten denken. Mijn briefschrijfster vermeldt, dat zij hierover ook iets in Comrie gevonden heeft. Zij doelt wellicht op de volgende woorden: „Iemand zal mogelijk zeggen: wij horen wel spreken van te neigen zijn oor en te horen, maar waar en hoe spreekt Jezus Christus tot de ziel? Ik zal u zeggen. Voordat er een beschreven woord was, sprak God Drieënig tot de mensen door openbaringen, gezichten, dromen en hoorbare stemmen. Maar nu het ganse Woord beschreven is, houdt dat op. God en Christus spreken nu maar alleen door het gegeven Woord, 't welk de Heilige Geest op het hart drukkende, krachtig wordt tot zaligheid der uitverkorenen. Wij moeten niet vervoerd worden met de Geestdrijvers om het Woord te verachten, gelijk, helaas, velen de gewoonte hebben. Maar het Woord, het beschreven Woord moet ons kostelijk zijn, daarnaar moeten we gaan, alles daaraan toetsende, daarop lettende als op een licht schijnende op een donkere plaats. De bevindingen, die niet door, volgens en in overeenstemming met het Woord zijn, zijn maar wijsmakingen van de duivel, loutere inbeelding en hersenschimmen."

Dus het is wel zo, zegt mijn correspondente, „maar de Heere weet wel hoe Hij werken moet omtrent Zijn schepsel. En al is het dan dat hij de woorden, die de Heere in zijn binnenste spreekt, gehoord, ja zelfs bewaard heeft, is het toch precies ais of de mens, die deze dingen aangaan, het nooit gehoord noch gelezen heeft, want dan maakt God alle dingen nieuw."

En zo, zeg ik, is het nu precies. De Heere pleegt door Zijn geschreven Woord tot ons te spreken. Maar dit betekent niet, dat wij het in onze hand hebben om er Gods Woord in te horen. Daar zijn mensen, die menen zichzelf te kunnen helpen met het Woord. Gods kinderen leren echter iedere dag hun afhankelijkheid.

Mijn briefschrijfster vervolgt: „Wat blijven wij tobbers omtrent dit stuk. Het wonder wordt steeds groter, dat de Heere naar zulk een ellendige wil omzien, die niets kan dan alles bederven. Altijd zit hij er zelf maar tussen. „Wie zal mij verlossen'.. Gelukkig mag ik ook zeggen: „Ik dank God..." In mijn geestelijk gebrek en onmacht is de Heere nog wel eens de sterkste. En als ik dat ervaar neemt de Heere in Zijn liefde alles weg wat van mij zelf is en komt plaats en woning in

mijn hart. Dan is het daar zo goed als ik op mijn knieën liggende de Heere eens waarlijk mag ontmoeten en dc Heere plaats komt maken voor Zijn eigen werk. En dan kan ik in alles achteraan komen. Ik wilde, dat ik daar maar blijven mocht, want dan is dc Heere zo dicht bij mij, dat de plaats, waar ik mij bevind heilig land is en durf ik mijn voeten niet verzetten vanwege Gods tegenwoordigheid. O, dominee, wat is het toch heerlijk zo God te mogen ontmoeten in de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Echter uren, die kort duren. Het is meest: wachten. Op heden heb ik mijzelf weer terug, maar de Heere weet, wat ik en wij allen nodig hebben. Hij is voor Zijn volk geen land van uiterste donkerheid."

Nu keren we nog even terug tot het krijgen van teksten. Brakel merkt het volgende op: , , Hij heeft veel vooruit, die de Bijbel heeft gelezen, en een verzameling van velerlei beloften heeft gemaakt, zodat zij hem bij de hand zijn, als hij in enigerlei beproevingen komt. De Heilige Geest is wel gewoon in zijn uitwendige vertroosting Schriftuur-teksten te gebruiken, die op hun hart met klaarheid en kracht in te drukken, 't zij in de slaap, 't zij wakende, en dat wel zulke, op welke men geen acht gegeven had, ja die men niet wist, dat in de Bijbel stonden, en die men daarna met verwondering vindt. Zulke inwendige vertroostingen, die door Schriftuurteksten geschieden, hebben doorgaans meerder kracht, en schieten dieper wortelen in het hart. Leest dan de Bijbel veel, en gewent u tot ieder voorval een belofte of een voorbeeld te zoeken, en gij zult bevinden, dat het kwaad u niet zal smarten".

Kunnen wij nu bij elke gelegenheid deze beloften werkzaam maken? Gods kinderen ondervinden, dat zij aan alle beloften, die zij kennen, niets hebben, juist op die ogenblikken, dat zij de beloften het hardst nodig hebben. Juist Gods levend volk kan geen teksten nemen, zij moeten ze krijgen. Wel hebben zij tot taak Gods Woord na te speuren juist in tijden nood en druk, of de Heere hen in Zijn Woord wil ontmoeten. Brakel schrijft: , , Een verslagen geest, wie zal die oprichten? Zullen dan de beloften kracht hebben, zo is nodig, dat de Heilige Geest Zelf hun die in gedachtenis brenge, hun tone, dat die beloften aan hen gedaan zijn, dewijl zij die hoedanigheden bezitten, en dat Hij hun de heerlijkheid der beloften en derzelve zekerheid doe zien en hen daarmee vertrooste".

Maar nu een andere vraag. Is elke tekst, die een mens met veel of weinig kracht invalt, een bijzondere belofte van God, waarop de hoorder zijn zaligheid mag en kan bouwen? Ik zou zeggen: wees maar voorzichtig. Deze en gene weet van waarheden te vertellen, die met kracht op de ziel kwamen, maar voor welke geen plaats was. Menigeen maakt van zulke waarheden, die als beloften tot hem kwamen, de vervulling. Het komt mij voor, dat God vaker tot een mens spreekt, dan de natuurlijke of godsdienstige mens wel opmerkt. Daar valt wel eens een tekst in de ziel, daar gebeuren soms bijzondere dingen. Maar de mens knoeit er mee. Wat bedoeld is als een waarschuwing om hard tot de troon der genade te lopen, gebruikt hij als een rustbank voor zijn luie ziel. Verder werkt het ontvangen woord niet uit. Men zou kunnen zeggen: als wij een waarheid hebben ontvangen en deze maakt ons niet nederiger, niet gebrokener, niet begeriger naar heiligmaking, niet verlangender naar God, dan is het niet in orde. Zo'n Woord Gods moet er zo invallen, dat het lang 11a werkt en dat de Heere Zelf er in tegenwoordig is. Comrie zegt het volgende over het krijgen van teksten: , , Zegt iemand: O, wat is het een gelukzaligheid het Woord te horen en toe te stemmen, ik hoor het Woord ook nu en dan, in het verborgene; er komt mij wel eens een belofte op het hart tot uitlokking en moedgeving. Maar ik kan er geen troost uit hebben, want ik vrees gedurig, dat ik mij zou bedriegen, door mij de belofte toe te passen. Ik ben bekommerd of zij van de Heere mij gegeven wordt, dan of mijn eigen verstand de belofte voortbrengt, dan wel of de duivel zelf die niet voortbrengt, om mij stil en gerust te maken op een verkeerde grond. Zeg mij toch eens, hoe ik weten kan, dat de belofte, dat is het Woord, , dat ik hoor, van de Heere Zelf is? Hier was een gelegenheid om veel te zeggen; wij zullen u maar eenvoudig zeggen, hetgeen de bevinding ons geleerd heeft.

a) Ziel, geef nauwkeurig acht op de tijd, wanneer de belofte u is voorgekomen; of gij een belofte nodig had vanwege de omstandigheden uit-of inwendig? De tijd der benauwdheid en duisternissen en angsten is de tijd, wanneer de ondersteuning door beloften nodig is.

Zie het in Mozes, Abraham, Jeremia, Johannes en anderen. Beloften te ontvangen van God is geen dagelijkse spijs.

b) Zoek bijzonder acht te geven op het Woord zelf, dat u voor gekomen is, of het gepast is voor uw toestand, behelzende juist dat goed, waarom ge verlegen zijt. Is de ziel gelegen onder schuld, de Heere zal niet tot blijdschap opwekken, maar een woord van vergeving op de ziel brengen. Dat en dat alleen kan in zulk een geval de banden losmaken.

c) Als God het woord der belofte op de ziel brengt, komt het met enige mate van Goddelijk licht — de trap wil ik niet bepalen — zodat de ziel meer in dat woord ziet dan ooit tevoren. Zij bespeurt, dat het voor haar toestand gepast is, en dat God Zelf daarin spreekt tot de ziel. De bevinding leert dit, en de natuur der zaak vereist het, zal de ziel door het woord vertroost worden, hetgeen des Heeren oogmerk is, in 't geven van dat woord aan de ziel.

d) Als het woord van de Heere is, dringt het in tot het binnenste van de ziel, en zo, dat al de vermogens en genegenheden innerlijk bewogen worden tot God.

e) Eindelijk, als het van God is, wekt dat op de eerbied voor God, en de aanbidding over zijn vrije goedheid. Het doet de ziel wegsmelten over haar onwaardigheid en haar zondige aard, en 't neigt haar zoetelijk tot heiligmaking, om in ootmoed, en christelijke waakzaamheid waardig het Evangelie te wandelen. Ik laat de uitbreiding aan u over het is genoeg de dingen hier aan te wijzen voor diegenen, die enige bevindelijke kennis hebben."

Tot zover over het krijgen van teksten. Nu verder over een bepaalde tekst n.1. Johannes 14 : 1: Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij."

Ik schreef over deze tekst in het nummer van 20 mei jl. Daar stelde ik, dat dit geloof der discipelen een zaligmakend geloof was. Het gebruikte woord eist dat zelfs. Ik meen, dat ik de bedoeling en het verband nog al duidelijk heb aangegeven. Nu vraagt een vriend: s dit enkel verstandelijk geloof? Ik schreef: aligmakend. Ik heb toen ook uitgelegd, dat het geloof der kinderen Gods begint met het geloof in God. Daar bedoel ik iets meer mee dan het geloof, dat God er is. Hebreeën 11:6 zegt: Want die tot God komt moet geloven, dat Hij is en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken". Als iemand door de werking des Heiligen Geestes overgaat uit de staat der natuur in de staat der overtuiging, begint hij te geloven in de waarheid van Gods Woord.

„Moet ik dit zo verstaan, vraagt onze vriend, „dat zij die geen kinderen Gods worden zelfs niet toekomen de Bijbel als waarheid te erkennen? " Neen, daar komen zij niet. aan toe. Het is genade als iemand begint te geloven, dat God, hemel en hel werkelijkheden zijn. Goed verstaan: de natuurlijke mens komt niet tot een bevindelijk geloof van deze dingen.

Een andere brief moedigt mij aan om maar voort te gaan met de noodzakelijkheid van de Heere Jezus te verkondigen. Wij moeten bevindelijk in Christus overgaan, het huwelijk met Hem moet gesloten worden.

Kort geleden wees iemand me op Ruth. Zij heeft gedurende de oogsttijd best kunnen leven van de opgelezen aren. Maar die oogsttijd raakte voorbij. En toen kon ze niets meer oprapen. Alleen een huwelijk met Boaz kon haar te eten geven. Ik geloof, dat het goed is, dat we zonder ophouden verkondigen, dat het tot het wezen des geloofs behoort om zich aan de Persoon toe te vertrouwen. De weldaden zitten aan Hem vast.

Maar die aanmoediging was een aanloop. De schrijver wees mij verder op een voorbeeld van een man, die van zijn jeugd af was wedergeboren. Hoe kwam dit openbaar? De man waar het over gaat is wijlen ds. Jac. Overduin. Deze vertelt van zichzelf: „nog als kind zijnde, dat in 's moeders schoot ligt, lag ik al weg te zinken in de liefde van de Heere Jezus, en nam daar zo in toe, dat ik als zulk een kind altijd moest spreken van de liefde des Heeren Jezus. O, wat heb ik als kind, door de genade van God, gearbeid aan de kinderen. Als ik maar even vrijaf had (hij was van zijn achtste jaar af werkzaam in

sajetfabriekje van zijn vader) ging ik naar buiten om maar te prediken onder al die kinderen van onze buurt, dat zij bekeerd moesten worden en de Heere Jezus liefhebben". Hij is er heel wat om uitgescholden, maar mag geloven, dat God het gezegend heeft. Al gooiden die kinderen hem soms met stenen, het hinderde hem niets. , , Hoe meer ik maar van de liefde van de Heere Jezus mocht vertellen, hoe liever ik het had. Was ik als kind alleen aan het werk, dan was het maar zingen en bidden en prediken, en dan soms wel zo erg, dat ik maar uitriep: , , Ach, lieve Heere Jezus, neem mij maar tot U in de hemel".

Als knaap was het al precies zo. , , Dag en nacht had ik wel willen preken hoe goed Koning Jezus is voor zondaren. En alzo kwam ik dan ook al spoedig op de gezelschappen, en, wanneer ik dan zo uit de liefde Gods mocht spreken, daar is het wel geweest, dat er een geheel gezelschap van Gods volk een hele avond naar mij als kind zat te luisteren, terwijl ik er zelf geen erg in had dat dit zo'n groot wonder was, dat de Heere aan mij had geschonken".

Dit is inderdaad een vervuld zijn met de Heilige Geest van kindsbeen af. Hoe is het hiermee afgelopen? Is hij in de liefde voortgegaan? Neen, na zijn 16e jaar of daaromtrent moest hij dat leven met de Heere missen. Hij voelde, dat hij nog voor eigen rekening stond. Dat gevoel werd al heel erg. Hij had allerlei belevingen van Gods gunst, maar telkens kwam de angst terug „omdat ik niet wist waar mijn schuld en zonden nog gebleven waren en zodoende ook nog stond voor eigen rekening. En terwijl ik nu in zulk een treurvolle toestand verkeerde, kwam de Heere als een vijand op mijn ziel aan". Drie dagen heeft hij toen onder het recht Gods verkeerd, dat bijna niet te dragen was. Daarna mocht hij verstaan hoe nodig het voor zo'n vrome jonge was om het rechterlijke van God te gevoelen. Na deze drie dagen en nachten stond hij nog wel voor eigen rekening, maar de benauwdheid was niet zo groot meer. Hij was alleen nog als een dorstig land. Vele ondervindingen zijn daar op gevolgd, waarbij licht en duisternis elkaar afwisselden en hij veel mocht zien bij tijden in de de Heere Jezus, ja ook, dat Deze hem gaarne wilde aanvaarden. , , Maar nu kreeg ik te doen met de éérste Persoon. God de Vader kon en wilde met mij, zondaar, niets van doen hebben, verklarende dat Hij niets over mij kon brengen dan toorn en straf. Met daaronder te liggen was voor mij alles afgedaan. O, de wet bleef mij vloeken, want ik zag zeer klaar dat het niet ten onrechte was, maar enkel recht en billijkheid wegens mijn erf-en dadelijke zonden, en alzo had ik een welgevallen in mijn straffen, en toch riep ik uit: , , Ach, Heere, wees mij, arm zondaar genadig". Want dit heb ik door genade goed geleerd, dat het geen onverschilligheid wordt, maar een billijken van het Recht Gods". Toen echter werd hij bekleed met de gerechtigheid van Christus.

Hier hebben we dan een voorbeeld van een wedergeboorte van der jeugd af aan. Maar de ontdekking wordt ook hier niet gemist. Zo mogen er meer zijn.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het krijgen van teksten en nog wat

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 december 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's