Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dwaalt niet: niemand wordt van God verzocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dwaalt niet: niemand wordt van God verzocht

: Dwaalt niet, mijn geliefde broeders!" Jakobus 1:16

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

De apostel Jakobus schreef een brief aan de twaalf stammen die in de verstrooiing leefden. Dat wil zeggen: Die her en der verspreid waren. Maar ze waren door de Heere opgezocht en kenden het nieuwe leven bij aanvang. Ze hadden echter dringend onderwijs nodig, en daarom heeft deze knecht des Konings een brief mogen schrijven die ook ons tot lering kan zijn. Hij schreef niet uit hardheid, maar uit liefde tot de ere des Heeren en de zaligheid hunner zielen. Ze waren in grote verzoeking gekomen, en daar wisten ze geen weg mee. Ze verstonden niet dat de Heere hen beproefde, opdat ze des te begeriger zouden worden naar het hemelse Vaderland, en om ook hier op aarde een meer zondedodend leven mochten leiden. Het oude volk zei wel eens: „Heere, als ik de gelegenheid heb, geef me niet de genegenheid! En als ik de genegenheid heb, geef me niet de gelegenheid." Daarom heeft de apostel hen en ons toegeroepen: „Zalig is de man die verzoeking verdraagt." Lieve lezer en lezeres, neem eens de moeite om te lezen wat daar verder bij staat in ons teksthoofdstuk.

Dat volk was in verkeerd vaarwater terecht gekomen. Ze zeiden: „God verzoekt ons." Ze wilden er eigenlijk mee zeggen: „God doet het allemaal verkeerd!" En weet u wie hen dat inblies? Dat deed de vorst der duisternis, die altijd in de weer is om het ware volk des Heeren in zijn goddeloze netten te vangen. Maar hoort wat Gods knecht zegt: „Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hijzelf verzoekt niemand." De oorzaak ligt dus niet bij de Heere, ook niet als de zonden het hart van de begenadige overweldigen. De apostel waarschuwt dan ook ernstig voor de gevolgen daarvan. En nu roept hij, in liefde tot de deugden van Zijn Zender, maar ook uit liefde tot 's Heeren volk: „Dwaalt niet!" Hij wil zeggen: Och, let er toch op dat de boze gedachten en lusten die ge in uw hart koestert, niet van de hemel u ingegeven zijn; nee, ze komen regelrecht uit de hel!

O, dat dwalen, door te luisteren naar de inblazingen van de vorst der duisternis! Dat heeft al menig keer het leven der ziel verdonkerd, zodat men al verder en verder van de God des Levens en Zijn lieve Zoon verwijderd raakte. Het gebedsleven verstikt, de ziel vermagert; en het hart raakt meer en meer in opstand tegen Hem, die hen nooit anders dan goed gedaan heeft. Ze hadden er maar geen erg in dat ze uit getrouwheid verdrukt werden. Ja, dat het noodzakelijk was dat de Heere met de beproevingen kwam. Opdat ze in nood gebracht, zouden gaan bedelen of Hij ze van hun dwaalwegen afwilde brengen. Ze moeten leren zelf geheel onmachtig te zijn om ooit weder te keren. Daarom roept de apostel in bewogenheid des harten: „Dwaalt niet, mijn geliefde broeders." Hoort en leest u hoe liefderijk het vermaan is dat hij geven mag, omdat hem dat van Godswege was ingegeven. Ook al zijn ze in de strikken terecht gekomen van satan, ook al blijkt dat ze veraf leven van de Heere, Hij, de almachtige, zal ze niet loslaten. Daarom kan de apostel ze ook niet loslaten. Ze blijven zijn "geliefde broeders".

En nu mocht ons hart er maar voor geopend worden dat Hij ook gebeden heeft en veler zonden gedragen heeft. De Heere geve ook ons te leren bedelen of Hij ons wil doen wandelen in de paden des rechts... Om God geen ongerijmdheid toe te schrijven, en als bedelaar een plaatsje aan Zijn voeten te mogen krijgen. Het zou tot profijt zijn van onze zielen. Ja, we zouden er wel bij varen! Voor de onbekeerden geldt het: „Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten!" Maar ook voor Zijn kinderen klinkt de roep van de hemel „Dwaalt niet, mijn geliefde broeders." De Heere geve daarom een ootmoedig hart, dan worden we met Gods wil verenigd, en we zouden er eeuwig wel bij varen. Zijn heilige Naam tot eer en tot zaligheid onzer zielen. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 september 1991

Terdege | 104 Pagina's

Dwaalt niet: niemand wordt van God verzocht

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 september 1991

Terdege | 104 Pagina's