Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF AAN EEN DEEL VAN DE KERKLEDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF AAN EEN DEEL VAN DE KERKLEDEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onverwacht is er een artikel uitgevallen. De eindredacteur staat dan voor de taak in deze leemte te voorzien. Toen ik me afvroeg wat het thema voor dit artikel moest zijn, kwam ik terecht bij een onderwerp dat direct te maken heeft met kerkeraden.

Er is deze week een brief verzonden aan „alle leden van de R.C.G.S.”. De afkorting staat voor leden van de reünistenorganisatie van de Chr. Geref. Studentenbond. Zij die zich tot deze leden mogen rekenen hebben - in het algemeen - wetenschappelijk onderwijs genoten. Zij behoren tot de academici van onze kerken, zij het dat niet alle academici van deze reünistenorganisatie lid zijn. Wie dat wel zijn, hebben deze brief in hun bus gekregen. Zo is het ook mij vergaan.

Overigens had ik een aankondiging van de te verwachten brief al eerder onder ogen gekregen. Op een merkwaardig moment en op een merkwaardige plaats. Dinsdagavond 26 februari was ik in het complex van de NOS in Hilversum, in afwachting van een korte toespraak die ik voor de t.v. moest verzorgen. Terwijl ik daar zat te wachten en nog eens de aantekeningen voor mijn overweging inkeek, kwam er iemand naar me toe met twee uitvoerige groene stroken papier. De jongeman zei: dit gaat over de Chr. Geref. kerken; bent u erin geïnteresseerd? In alles wat de Chr. Geref. kerken betreft ben ik tot heden hevig geïnteresseerd geweest. Ik kreeg dus het papier dat een telex van het ANP bleek te bevatten. Daarin werd melding gemaakt van de actie die zes leden van genoemde organisatie in deze week zouden voeren. Trouw van vrijdag 1 maart duidde hen met een grote kop aan als „Prominenten”. Een van deze zes had tegenover het ANP een verklaring afgelegd. Daarin kwam mijn naam voor, hetgeen later in de brief niet het geval bleek te zijn. Toen ik de verklaring in extenso afgelegd, gelezen had was ik blij, dat er ergens een kamertje was, waar ik me even kon terugtrekken. Het was, om zo te zeggen, niet zo’n geweldige „warming-up” voor de overdenking die ik moest gaan uitspreken.

In het slot van de brief wordt opgeroepen om solidair te zijn met predikanten „die binnen deze ruimte (van Schrift en belijdenis - W.H.V.) blijven en om wat voor reden toch door meerdere vergaderingen worden bedreigd”. Deze predikanten dienen door hun eigen gemeente te worden beschermd. „Dat wil zeggen dat hun kerkeraad zich unaniem achter hen dient te scharen als hun dingen overkomen zoals nu de predikanten Harder en Rebel. De kerkeraad van Amersfoort geeft een bemoedigend voorbeeld.” „Wij vragen van u geen niet-kerkelijke akties. Wel roepen wij iedereen op, geen enkele binding te aanvaarden die meer inhoudt dan de binding, ons door de Schrift en belijdenis opgelegd. Zo, en niet anders, is het binnen onze Kerken afgesproken.”

Het is met name om dit slot dat ik meen, dat kerkeraden van de strekking van deze brief op de hoogte dienen te zijn. Ik besef zeer wel, dat het precair is om in dit stadium over deze materie te schrijven. De classis Amersfoort vergadert in de week, na het schrijven van dit artikel. Het is niet gepast over wat de classis bezig is te doen nu reeds een oordeel te vellen. Bovendien ben ik zelf, zij het in de rol van adviseur, die niet anders dan op uitdrukkelijk verzoek van de praeses van de vergadering gesproken heeft, bij deze zaak betrokken geweest.

Het gaat mij niet om de beslissing van de classis Amersfoort. Het gaat mij erom wat de actie van zes prominenten voor het kerkelijke leven betekent. Zij vergemakkelijken mij het bespreken van dit onderwerp doordat ze schrijven: „Het moet ieder duidelijk zijn dat de abortuskwestie in wezen niet de zaak is waar het om gaat. Men grijpt de kwestie aan omdat men behoefte heeft aan een soort zuivering. Achter deze behoefte schuilt „een angst voor morgen, een onvrede met vandaag en daarom een terugval op de antwoorden van eergisteren (Uriël Tal)”.”

Het is goed dat ieder die over deze zaak spreekt of schrijft behoedzaam te werk gaat. Ik hoop dat ook dit artikel daarvan doortrokken mag zijn.

Laat ik eerst iets van de inhoud van de brief mogen doorgeven. Begonnen wordt met te stellen dat wij de laatste tijd helaas een voortschrijdende tendens tot onverdraagzaamheid en verabsolutering van eigen standpunten binnen onze kerken moeten constateren. Predikanten worden belemmerd te functioneren. Herinnerd wordt aan de beslissing - tot tweemaal toe - om een kandidaat niet toe te laten als predikant. Aan de moeite die een andere kandidaat reeds eerder bij een classicaal examen heeft ondervonden, omdat hij meegewerkt had aan een rapport over de positie van de vrouw in de gemeente. Aan de moeilijkheden die enkele predikanten hebben ondervonden, vanwege hun bekommernis om het lot van homofielen.

Aan het feit dat de samenwerking met de Nederlands Gereformeerden „door classicale vergaderingen soms op ergerlijke wijze wordt gehinderd”. Aan de moeite die de beide Amersfoortse predikanten hebben ondervonden, omdat zij zich hebben „ingezet om tot een verantwoord abortusbeleid in dit ziekenhuis te komen”.

Dan wordt uiteengezet wat de classis Amersfoort heeft gedaan ondanks het feit dat „het ziekenhuisbestuur zijn standpunt met de uiterste zorgvuldigheid heeft ingenomen, en dat de beide predikanten zich daar met even grote zorgvuldigheid en bewogenheid achter hebben gesteld”.

Het standpunt van de beide predikanten is dat van „neen tenzij”.

Vijf bezwaren worden aangevoerd. Ik zal ze heel kort noemen:

1. Er wordt niet bewezen, slechts gesuggereerd of geïnsinueerd dat de beide predikanten zich aan een grove of ergerlijke dwaling hebben schuldig gemaakt.

2. De kerk bemoeit zich met allerlei standpunten uit het dagelijkse leven. Dit is in het verleden altijd afgewezen binnen onze kerken. Het dagelijkse leven wordt zo „verkerkelijkt”.

3. Artikel 30 van de KO zegt dat op kerkelijke vergaderingen slechts kerkelijke zaken behandeld mogen worden. Daartoe behoort geen ziekenhuisverklaring.

4. Geen kerk zal over de andere kerken heerschappij hebben. Hier wordt met name ingegaan op de manier waarop de classis tot haar besluit is gekomen. Dit wordt in strijd geacht met artikel 85 KO.

5. De classis zegt niet absoluut neen tegen abortus. De beide predikanten leggen de grens iets anders. Zij denken wat genuanceerder dan de classis goed vindt.

Zoals ik hierboven reeds schreef, het gaat er mij niet om deze gronden aan een beoordeling te onderwerpen. Nu ik over de brief schrijf, lijkt het me goed de lezers van ons blad te informeren over de gang van het betoog in de brief. Ik zeg er nadrukkelijk bij, dat ik de vijf punten heel kort heb samengevat.

Hierna wordt gesproken over een machtsdenken in onze samenleving. Dat wordt omschreven als een rechts machtsdenken, de rechterzijde van het kwaad. Dit staat diametraal tegenover de orde die in Christus’ gemeente moet heersen naar bijv. Fit. 2. „Wee ons als de demonen kerkelijke vergaderingen gaan leiden en ambtsdragers zonder het te beseffen zelf worden gemanipuleerd”.

En dan komt de passage waarin tot waakzaamheid met betrekking tot de vrijheid en tot solidariteit wordt opgeroepen, zoals aan het begin van dit artikel werd weergegeven.

Intussen heeft één van de zes voor de NCRV-televisie op 1 maart een toelichting gegeven op deze brief. Zowel uit de ANP telex als uit dat tv-gesprek leid ik af, dat de opstellers van de brief de zaak niet buiten de publiciteit willen houden. Daaraan ontleen ik de vrijmoedigheid om er ook in ons orgaan over te schrijven.

Graag wil ik enkele kanttekeningen bij deze brief maken. Uit het slot blijkt dat wat op de classis Amersfoort gebeurde, deel uitmaakt van een mentaliteit, die zich in een bepaalde strategie uit. Ik gebruik hier mijn eigen woorden ter typering van wat te lezen valt en door mij werd weergegeven.

Als men vraagt, wat voor mentaliteit dat is, wordt herinnerd aan rechts machtsdenken, ter rechterzijde van het kwaad. Er wordt niet letterlijk gezegd dat dit rechtse machtsdenken de besluiten van de classis Amersfoort heeft beïnvloed, het wordt wel gesuggereerd. Ik acht het onjuist om verschijnselen uit de samenleving - die daar overigens ook heel verschillend worden geïnterpreteerd - als verklaringsgrond aan te voeren voor wat in de kerken gebeurt. Dan heeft men een verkeerde maatstaf.

Vervolgens: Met een herinnering aan Uriël Tal wordt gezegd dat er een behoefte is aan een soort zuivering, die te verklaren is uit angst. De angst voor morgen doet ons terugvallen op de antwoorden van eergisteren. Hier treft opnieuw het beroep op wat in de samenleving gebeurt als verklaringsgrond voor verschijnselen die men als één samenhangend geheel in de kerk interpreteert.

Er is binnen onze kerken over abortus geschreven, met redenen omkleed. Men kan natuurlijk zeggen: die uiteenzettingen vinden wij voor vandaag onvoldoende. Wij willen andere antwoorden. Dan moet men echter niet suggereren dat wie aan de opstellers van deze brief onwelgevallige antwoorden gaven, zulks deden uit angst. Dan moet men heel eerlijk blijven: wij zoeken naar andere antwoorden.

Ik wil het recht niet bestrijden dat men om andere antwoorden vraagt. Ik vind wel, dat men dan geen oneigenlijke argumenten en insinuaties, als zouden gegeven antwoorden uit angst voorkomen, moet aanvoeren.

Ik denk dat dr. Rebel de zaak met meer openheid voor het eigenlijke probleem heeft benaderd, toen hij stelde „dat het conflict voor een belangrijk deel te verklaren is uit het feit dat de Chr. Geref. Kerk in haar ontwikkeling een grote achterstand heeft opgelopen door nog steeds te theologiseren op een vooroorlogse manier”, aldus in het door hem aan de Amersfoortse Courant gegeven interview. Dat is klare taal. Men heeft geen jood nodig om te verklaren wat er aan de hand is. Ik meen te mogen aannemen dat het Chr. Geref. theologiseren voor een niet onbelangrijk deel in Apeldoorn plaats vindt, hoewel daar niet alleen. Als men van een samenhang tussen in de brief genoemde probleemvelden wil spreken, dan moet men daarvoor niet naar verklaringen uit de samenleving verwijzen maar naar deze achtergrond: Lopen wij achter?

Als men nagaat welke dan wel de bruikbare hedendaagse antwoorden zijn, kan men bij wijze van spreken naast onze eigen deur terecht. Met name wat betreft het onderhavige vraagstuk is er een ethisch standpunt ingenomen buiten de Chr. Geref. kerken, waarmee het nu verdedigde tamelijk veel overeenstemming vertoont. Als ik de situatie in dat licht bekijk, zeg ik: het gaat er kennelijk om dat het bedrijven van theologie binnen de Chr. Geref. kerken wat meer op dezelfde lijn komt van wat men elders in Nederland bezig is te doen.

Met het zojuist gezegde beweer ik niet dat de „achterlopende manier van theologiseren” het gelijk dus aan haar kant heeft. Ik zeg wel dat er dan over uitgangspunten - die zijn stellig ook van hermeneutische aard - gesproken moet worden. In een vorig artikel over een publikatie van de Amersfoortse kring van predikanten heb ik op die noodzaak gewezen.

Wat is mijn advies aan kerkeraden? Als leden van uw gemeente zich overeenkomstig het advies van deze brief tot u wenden, zult u de zaak daarheen moeten leiden, waar de kern ligt. Dat is niet een machtsstrijd. Dat is niet een binnen de kerk - op verwereldlijkte wijze - herhalen van wat er in de samenleving plaats vindt. Overigens is ook daar niet alles zo doorzichtig en eenduidig als in de brief wordt gesuggereerd.

Dan gaat het er inderdaad om, of er nieuwe antwoorden moeten worden gegeven die meer recht doen aan de Schrift.

Misschien mag ik van de gelegenheid gebruik maken om lezers van „De Wekker” informatie uit de eerste hand te geven. In het nummer van 22 februari 1985 wordt een bericht doorgegeven dat gestaan heeft in de NRC van 14 februari. In dat bericht wordt gemeld dat J.H. Velema op advies van zijn broer W.H. Velema tegen de predikanten in actie kwam. In De Wekker wordt gevraagd: is dit zuiver en correct? Graag wil ik zeggen, dat dit volstrekt in strijd met de waarheid is. De beide genoemden hebben met elkaar over deze zaken niet gesproken. Mij zelf was het voorstel dat op de vergadering van 29 januari werd ingediend, volstrekt onbekend tot aan het moment dat de classis het onder ogen kreeg. Ik kende het niet, noch uit aanschouwen noch van horen zeggen. Dat was inderdaad „Verkeerde publiciteit”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

EEN BRIEF AAN EEN DEEL VAN DE KERKLEDEN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's