Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lied in de eredienst en de synode van 1836

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lied in de eredienst en de synode van 1836

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

5. Een afgekeurd werkje

De vorige keer hebt u kunnen lezen, dat we het standpunt van ds. Hendrik de Cock ten aanzien van de evangelische gezangen vernemen uit een drietal brochures. Het eerste werkje is, zoals vermeld, niet van hemzelf. Het enige dat de Cock eraan gedaan heeft is de uitgave en het schrijven van een korte voorrede. De vraag kan dus wel opkomen of we toch eigenlijk voor de beoordeling van zijn standpunt wel zoveel hebben aan deze brochure. Wat betekent tenslotte een voorrede van maar net twee bladzijden! Het Erovinciaal kerkbestuur van Groningen heeft er wel anders over gedacht. De uitgave van en de voorrede bij dit werkje is de grond geworden voor zijn afzetting op 29 mei 1834. Uiteraard zal niemand onzer instemmen met de onrechtvaardige gang van zaken in de schorsing en afzetting van de Cock, die ook uitgekomen is in deze afzettingsgrond. Echter heeft het provinciaal kerkbestuur wel doorgehad welke kant of de Cock door zijn instemming met dit boekje uitging.

Zonder déze aandacht voor dit boekje zal het tóch wel blijken waarom het hem in de strijd tegen de evangelische gezangen te doen was. Terwijl ik dit artikel schrijf heb ik de bedoelde brochure vóór me. Op het titelblad staat: ,.Evangelische Gezangen, getoetst en gewogen en te ligt gevonden door Jacobus Klok, verwer en koopman te Delfzijl, met ene korte voorrede en uitgegeven door H de Cock, Gereformeerd Leeraar te Ulrum..” Het is uitgegeven in het begin van 1834. Jacobus Klok heeft het laatste gedeelte geschreven in 1833 en de Cock heeft het daarna al vrij spoedig laten drukken. Immers in april 1834 krijgt hij al een schrijven van het provinciaal kerkbestuur in Groningen om zich over de uitgave van dit werkje te verantwoorden. Dan moet het dus in ieder geval al korte tijd tevoren uitgekomen zijn.

Het blijkt dus dat hij na zijn schorsing dit werkje in handen heeft gekregen en de overtuiging bij hem gerijpt is dat het goed was het uit te geven. Hoe de Cock dit geschrift precies gekregen heeft is niet bekend. Wel is het zeker dat hij al vóór zijn schorsing kontakt had met mensen uit Delfzijl. Een zwager van Klok had in november 1833 vanuit de omgeving van Delfzijl een kind in Ulrum laten dopen. Het is dus niet vreemd te veronderstellen dat de Cock óf via hem óf rechtstreeks al kontakt met Klok gehad had voordat hij diens geschrift gelezen had. In een boek, dat nog niet lang geleden verschenen is: „De Afscheiding van 1834 in Groningerland”, deel II van dr. B. Wesseling, wordt over dit kontakt gesproken. De schrijver vermeldt de kontakten tussen de Cock en de Delfzijlster kring van hen, die de belijdenis van vrije genade beminnen. Hij zegt dat het zeker is dat de Cock „soms bij Jacobus Klok en Anna Sophia Redeker thuis kwam en verschillende keren godsdienstoefeningen in het huis no. 75 in de Landstraat te Delfzijl hield”. Alleen valt niet precies te zeggen wanneer dit kontakt begonnen is. Duidelijk is het dat de Cock zich aan Jacobus Klok verbonden voelde in dezelfde strijd.

Het is misschien goed iets te vermelden over de schrijver van deze brochure. Jacobus Klok stond met zijn vrouw, Anna Sophia Redeker, al langer in Delfzijl bekend als beminnend de waarheid van vrije genade. Door latere beoordelaars van dit geschrift is hij wel eens voorgesteld als een domme man, die weinig goeds naar voren wist te brengen. Toch is deze voorstelling onjuist. Hij was wèl eenvoudig en had geen theologische opleiding gehad. Niettemin was hij belezen in de theologie van de Nadere Reformatie en goed op de hoogte van de belijdenis. De Cock noemt hem één van de kleinen, die het gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te verstaan. Hij zal dit ook niet gezegd hebben alleen om het feit dat hij zoveel wist van die dingen. Jacobus Klok en zijn vrouw waren al langer in feite buiten de Hervormde kerk van Delfzijl. Ze konden zich niet verenigen met de prediking van de predikant, die daar die tijd stond en hadden hun bezwaren op niet mis te verstane wijze te kennen gegeven. Hun bezwaren waren de vervalsing van de leer en de „algemene” wijze van preken. Vooral de ontkenning in de praktijk van verkiezing en verwerping deden hen spreken. Zij gingen daarom in de regel in de omtrek van Delfzijl naar de kerk en vierden Avondmaal bij een predikant dichtbij Appingedam. Verder was er onderlinge stichting in het samenkomen met anderen en het bespreken van de waarheid.

Ongetwijfeld had deze Jacobus Klok zijn gebreken en éénzijdigheden. Ze kwamen al uit in de wijze waarop hij de hervormde predikant ontving nog lang voor de Afscheiding. Ze zijn ook te merken in het boekje over de gezangen. Ze zijn later in het kerkelijk leven van de Afgescheidenen nog meer openbaar gekomen. Onhebbelijk was hij in gesprekken met tegenstanders. Weinig inzicht had hij in de prediking van de welmenende roeping tot allen, die onder het Evangelie leven. Hij gebruikte de belijdenis van verkiezing en verwerping niet op de rechte wijze. Na de Afscheiding is hij korte tijd ouderling geweest in Delfzijl maar moest spoedig al geschorst worden. Een jarenlange correspondentie met de kerkeraad van Delfzijl - èn met de meerdere vergaderingen - toont wel aan dat hij geen gemakkelijk mens is geweest. Hij was ook fel gekant tegen de aanvrage om vrijheid van de Afgescheiden gemeente te Delfzijl. Over het algemeen wordt aangenomen dat hij later kontakten heeft gehad met de kruisgemeenten. In heel zijn optreden spreken zijn karakter en afkomst mee. Zonder goed te praten wat verkeerd was moeten we niet vergeten dat hij na een tijd van min of meer onkerkelijk leven - al in 1818 gingen hij en zijn vrouw niet meer in Delfzijl naar de kerk - niet meer tot de rechte zienswijze gekomen is op een ordelijk kerkelijk leven. Dat bracht hem uiteindelijk ook in conflict met de Cock, die het verstaan heeft dat het daar naar Gods Woord niet buiten kon en de brief van de schorsing van Jacobus Klok mee ondertekend heeft.

Echter het is onjuist om het werkje over de gezangen enkel in dat licht te bezien. Het is opmerkelijk hoe door velen een afkeurend oordeel is uitgesproken. Dat afkeurend oordeel rust voor de meesten in hetgeen aan het eind geschreven staat: „het gezangboek in zijn geheel beschouwd, deze 192 gezangen zijn kortom mijns inziens Sirenische minneliederen, om de Gereformeerden al zingende van hun zaligmakende leer af te helpen...... ”Veel meer weten de meesten niet van dit boekje. Voeg daarbij de mededelingen over zijn persoon en optreden .... en het is duidelijk dat men dit beokje alleen maar vér wegwerpt. Zo krijgt de kritiek op dit werkje een plaats in het geheel van de voorstelling dat we de bezwaren van de Afgescheidenen tegen de gezangen toch niet al te zwaar moeten nemen. En die opvatting wordt toch door dit werkje zelf al veroordeeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Het lied in de eredienst en de synode van 1836

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1979

Bewaar het pand | 4 Pagina's