Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgen maakt Gij mij wijsheid bekend. Psalm 51 : 8

Wij kunnen niets dan de schuld dagelijks meerder maken. Het is juist Gods bedoeling, als Hij de uitverkorenen onder de wet stelt, dat Hij hen niet wil verbeteren of heiligen, of godvruchtiger maken, maar Hij wil hen voor Zijn wet doen vallen en in hen ten onder brengen al de hoogten van eigen werk, die zich tegen de vrije genade verheffen. God wil een weg voor Christus en de vrije genade banen, zodat de Heiland, als Hij hen levend maakt, hen gestaltelij k dood bij zichzelf vindt.

God heeft lust tot waarheid in het binnenste. Wanneer is er waarheid? Wanneer de zondaar alle deugd en vroomheid, gerechtigheid en godsdienst van hem schade en drek acht, en als hij gevoelt dat hij zó dood is, dat als de zaligheid om een zucht of wat ook van hemzelf verkregen moest worden, hij dan voor eeuwig verloren zou moeten gaan. Het is de waarheid, dat wij de Heere niets kunnen aanbieden dan de belijdenis van onze zonde, en om dat te doen, is er ook nog genade nodig. Maar wat denkt ieder mens?

Ieder denkt dat hij iets bidden moet, iets zuchten moet, iets verbeteren moet, iets vrooms hebben moet, iets van bekering vertonen moet om bij God genade te bekomen. Vandaar dat een ontdekt zondaar begint te roepen: „Onrein! onrein!" en: „Verloren, verloren!" Doch wat zegt nu de Schrift? Dat de Heere niets van de mens begeert dan de belijdenis van zijn zonde. Dat is de waarheid, die God zoekt, en die weg ging David met goed gevolg: „'k Bekend' o Heer', aan U oprecht mijn zonden". Het komt er maar op aan, dat een zondaar door genade door mag dringen tot het diepste van zijn wezen. Wat moeten wij leren? Wij moeten onze diepe val leren kennen. Door de val zijn we onbekwaam tot enig goed, en geneigd tot alle kwaad. De val van David was een middel om hem ten diepste zijn val in Adam te leren kennen. Deze val bepaalt ons leven. Daar is van ons uit niets in te herstellen. Wij kunnen niet eens berouw hebben over onze zonden. Dat is de waarheid. Noch zichzelf verbeteren, noch berouw

hebben, noch heilig bidden, noch iets dergelijks kan de mens opbrengen. Wat is waarheid? Dat de mens radeloos, redeloos en reddeloos naar de kerk gaat en vroom doet. Nochtans denkt elke kerkganger zo lang hij kan, dat hij de Heere iets toebrengt. Zalig nu zijn de armen van geest, die geleerd hebben dat zij goddeloos, machteloos en radeloos zijnde, niets hebben om de Heere tegen te komen en Zijn toorn te stillen. Want God toornt schrikkelijk tegen ieder buiten Christus. Waar heeft de Heere lust in? Dat wij de waarheid van ons bestaan kennen. Meer niet? Neen, meer niet. Alleen: ken uw ongerechtigheid. David heeft in Psalm 51 gezegd, dat hij in ongerechtigheid is geboren, en dat zijn moeder hem in zonde heeft ontvangen. Hoe kwam hij tot deze wijsheid? Deze waarheid heeft God hem geleerd. Tot deze diepe en niets ontziende schuldbelijdenis is hij kunnen komen door genade. God heeft het kennen en belijden hiervan bij David gewerkt. In zijn diepste innerlijk heeft de Heere David met zichzelf bekend gemaakt. Gelukkig, want als God niet uitrukt wat hij geplant heeft, en als de Heere de mens niet afbreekt, wordt juist de aanvankelijk ontdekte al maar vromer en bekeerder. Het is genade als we onbekeerd mogen worden. God heeft lust tot waarheid in het binnenste, maar de mens niet. De ontruste zondaar denkt en hoopt dat Hij God wel wat toe kan brengen. Hij loopt soms met zakken vol rond en kan dan wel een heel gezelschap vermaken door een tentoonstelling te houden van alles wat hij heeft. Doch in deze weg blijft zijn schuld voor eigen rekening, want God rechtvaardigt alleen de goddeloze. Voor het ware evangelie is echter de mens blind. Hij staat tot het laatst met zijn rug naar de Christus toe. Maar nochtans: „Zalig zijn die treuren". De zondaar moet soms zeer bang door het leven. Dan gaan de ongerechtigheden over zijn hoofd als de golven der zee. Het vlees begeert en begeert. Zo'n verdorven mens met zulke gruwelijke zonden moet wel verloren zijn. Wat zou het hem baten, al belijdt hij nog zo oprecht zijn misdaden? Hij moet het goede doen en niet alleen het kwade belijden. Zo denkt hij. Doch wat een wonder, dat de Heere alleen maar wil dat een zondaar waar wordt voor Hem. Houdt maar op met tobben, wroeten, zuchten om u aangenaam te maken bij God. Werk maar niet meer. Ge kunt geen zucht aan uw zaligheid toedoen. Wat dan? Heeft de Heere u bekend gemaakt met de toestand van uw hart? Bent u een goddeloze, verdorvene, verlorene? Maak dat bij de Heere bekend. Doe de strop maar om uw hals en ga u maar aanbieden, zeggende dat ge het waard zijt om als een hardnekkige rebel en opstandeling tegen God opgehangen te worden. Probeer niets aan uzelf te verbeteren, want het gaat toch niet. Probeer niet van ene diep goddeloze een heilige te maken, want dat kan niet. Doch erken, belijdt uw ongerechtigheid. God heeft daar lust in. Hij is de Leermeester van uw schuldbeseffend hart. Hij maakte u in het verborgen wijsheid bekend. Daar is nog iets. David riep: Gena, o God, gena". Die twee horen bij el­ kaar: belijdenis van schuld en gebed om verzoening. O lezer, houd op met nog iets te willen doen. Zie van uzelf af. Zie alleen op Jezus en roep: „Heere Jezus, ontferm U mijner". Gij moet het niet van uw gebed verwachten, maar wel van het Lam. Merk op dit verschil. Wil niets kunnen, niets zijn, niets hebben, niets goeds willen en niet deugen. Stem het volhartig toe. Het is niet anders. Maar zie op het Lam. God heeft lust tot waarheid in het binnenste. Welke waarheid? Die Hij Zelf heeft gewerkt. Waar de Heere een verbroken mens vindt, die alles onwaardig is geworden, daarvan staat: „Een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten". Dit woord is van des Heeren Geest aan David in het hart gegeven Het is waar bij God. Waarmede zal ik de Heere tegenkomen? Ik zal Hem tegenkomen met een geschonken en geopenbaarde Christus. De Heere mocht de blinde ogen van het ellendige volk openen, om door genade genade te leren kennen.

Delft

Ds. L. Vroeginedewey

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's