Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met rijke lading aan wal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met rijke lading aan wal

Dr. Jakob van Bruggen: „Beslissend was de houding van de auteurs tegenover het heilig Woord van God”

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dertig jaar geleden maakte dr. Jakob van Bruggen het reisplan en trof hij de eerste voorbereidingen. Daarna recruteerde hij de bemanningsleden. Gezamenlijk hielden ze koers, onlangs bereikte het schip de haven. Het monumentale Commentaar op het Nieuwe Testament is af. „We hebben de wind in de zeilen gehad.

Zeemansbloed heeft hij niet, maar Jakob van Bruggen (74) gebruikt wel graag terminologie uit de scheepvaart. Zijn boek over de betekenis van de Bijbel gaf hij de titel ‘Het kompas van het christendom’. Ook in een interview voor Terdege, twintig jaar geleden, bediende hij zich van maritieme taal. Aanleiding was de verschijning van de eerste delen van een nieuw Commentaar op het Nieuwe Testament.
Is het aanvangen van zo’n omvangrijk werk geen angstig avontuur, was de vraag. Waarop het antwoord kwam: „Ach, zonder avontuur kan een mens niet leven. En je hoeft de kust nog niet te zien, om de haven te verlaten. Op een gegeven moment moet je afvaren, op hoop van zegen.”
Inmiddels heeft de gereformeerd vrijgemaakte nieuwtestamenticus Kampen als woonplaats verwisseld voor Apeldoorn en het hoogleraarschap overgedragen aan zijn leerling P.H.R. van Houwelingen. De arbeid voor de commentaarserie zette hij gestaag voort, met monastieke nauwgezetheid. Tot recent met een themadeel over de apostelen minus Paulus de serie werd afgerond. Voor de liefhebbers voegde Van Bruggen er ‘Open Testament - Profiel van een commentaar’ aan toe. Als leeshulp. In zijn eigen woorden: “De sprei op het bed”. Daarmee was het megaproject echt afgerond.

Hoe ervoer u het bereiken van de haven?
„Als bijzonder. Zo nu en dan schreef ik een notitie met een vooruitblik. De metafoor van de zeereis is altijd gebleven. Op een goed moment kwam de notitie ‘Land in zicht’, daarna de notitie ‘Voor de haven’. Inmiddels zijn we aangemeerd. Zo’n traject verloopt nooit helemaal rimpelloos. Soms moet je als redacteur en schrijver afscheid van elkaar nemen, maar dat ging gelukkig zonder conflicten. We hebben ook niet te maken gehad met ernstige uitval door ziekte. Er was heel wat werk aan dek, maar we hebben de wind in de zeilen gehad. De Heere heeft ons voorspoed gegeven op onze weg.”

Hoe was het om roerganger te zijn?
„Behoorlijk intensief. Als redacteur heb ik me ook aardig ingelaten met de delen die door andere auteurs zijn geschreven. De criteria om mee te kunnen doen waren niet alleen trouw aan de Heilige Schrift en helderheid van schrijven, maar ook integratie in de serie. Binnen het vastgestelde stramien was er wel ruimte voor diversiteit. De individualiteit van de auteur mag doorklinken in zijn commentaar. Neem Handelingen, van Van Eck. Dat is totaal anders van opzet dan de andere delen. Ook in toon zijn er verschillen. Sommige auteurs schrijven meer vaderlijk- pastoraal, anderen iets meer zakelijk. Dat sluit aan bij de verschillen die er onder de gebruikers zijn. De een leest graag auteur A, de ander is verliefd op B. Dat geeft aan dat er ‘personality’ in de delen zit. Dat moet ook. Een bijbelcommentaar is geen machineproduct.”

U bent een perfectionist. Hoe lastig was dat?
„Als je nauwkeurige auteurs hebt, valt het mee. Daarom is het belangrijk dat je vooraf goed met mensen doorpraat. Ik ken theologen die uitstekend exegetiseren, maar niet kunnen schrijven. Hoe jammer ook, met hen kun je voor zo’n project niet in zee. Meestal spraken nieuwe auteurs en ik eerst een hoofdstuk op proef door.”

Van dr. L. Floor verscheen bij uitgeverij Groen ineens een commentaar op de brieven van Johannes. Was dat manuscript door u geweigerd?
„Nee, zo ver zou ik het nooit laten komen. Dat is onmenselijk. Als het niet is wat je verwacht, moet je dat in een vroeg stadium aangeven. Collega Floor was klaar met de drie delen die hij voor het CNT zou schrijven. Het was zijn vrijheid om daarna nog iets anders te doen.”

Stond vooraf al helemaal vast wie welk deel zou schrijven?
„Nee, dat was een groeiproces. We noemden pas namen als mensen echt aan het werk waren, met uitzicht op een geslaagd eindproduct. Ik ken commentaarseries die al bij verschijning van het eerste deel een lange lijst van auteurs verstrekten. Die moet u eens vergelijken met de namen van de definitieve auteurs. Als de serie al klaar is gekomen. Vlagvertoon aan het begin is aardig, maar ik wilde liever eerst resultaten zien.
Je hoopt en bidt dat geschikte auteurs op je weg komen. Van Houwelingen en Van de Kamp, promovendi van mij in Kampen, had ik van meet af aan op het oog. Van Eck, Van Spanje en Lalleman leerde ik pas later kennen. Van Eck schreef een mooi boekje over Paulus en de koningen. Daarop benaderde ik hem voor Handelingen, maar hij voelde er totaal niet voor. Jaar na jaar bleef ik aanhouden, uiteindelijk heeft hij met volle overtuiging dat commentaar geschreven. Dat vind ik nou een kwestie van bid en werk. Hij kwam op m’n weg, maar ik heb ook behoorlijk aan hem moeten trekken.”

Uiteindelijk schreef u zelf acht van de 24 delen, aan twee leverde u een forse bijdrage. Daarmee zette u een sterk stempel op de serie.
„Vindt u dat erg? Ik had nog meer auteurs kunnen zoeken, maar dat was ten koste gegaan van de integratie. Ik heb altijd gestreefd naar innerlijke consistentie van de serie. We hebben veel overlegd, de lijnen waren kort. Maak je de club te groot, dan lukt dat niet meer. Zodra je boven de zeven komt, krijgt het contact een ander karakter. Dat zie je ook in besturen. Je kunt bij het maken van zo’n commentaar kiezen voor de vorm van een zeilkamp, ik voelde meer voor een schip met een kapitein en een beperkte bemanning.”

Ook een interkerkelijke bemanning, van christelijk gereformeerd tot baptist.
„Vanaf het begin heb ik gezegd: deze serie is niet denominatiegebonden. Beslissend was voor mij de houding van de auteurs tegenover het heilig Woord van God.”

Een enkele keer kwamen ze tot tegenstrijdige exegetische conclusies. Vond u dat vervelend?
„Nee, dat hoort bij wetenschap. Wel vond ik het belangrijk dat een afwijkende visie binnen de serie geëxpliciteerd en beargumenteerd werd. Zodat de lezer de verschillende argumenten kan beoordelen.”

Welk deel dat u zelf schreef kostte u de meeste hoofdbrekens?
„Dat vind ik een moeilijk vraag, omdat het soort hoofdbrekens verschilt. Mattheüs is een zwaar Evangelie, maar tegen Lukas zag ik bijna nog meer op, omdat ik al twee Evangeliën had gehad. Op dat moment kwam er een student uit Duitsland die bij mij wilde promoveren: Armin Baum. Ik kende de man helemaal niet. Zijn interesse lag tot mijn verrassing bij Lukas. Dat zijn toch geschenken. Hij is een poosje mijn wetenschappelijk assistent geweest en heeft meegewerkt aan de productie van Lukas. Na zijn promotie in Kampen op het reisverslag in Lukas is hij professor geworden in het Duitse Gießen.”

In de serie wordt gerefereerd aan allerlei vertalingen, wat voor niemand een bezwaar lijkt te zijn. Hoe verklaart u in dat licht de commotie rond de Herziene Statenvertaling?
„Daarin spelen heel veel elementen een rol. Ingenomen posities, oud zeer, angst… Daardoor wordt het allemaal zo verschrikkelijk heet. Zit je eenmaal in zo’n strijd, dan is het moeilijk om er rustig en met enige afstand over te spreken. Dat is met heel veel kerkelijke debatten het geval.”

Ridderbos stelde dat de exegese bepalend moet zijn voor de dogmatiek en niet omgekeerd. Terecht?
„Natuurlijk, dat is een voluit reformatorische gedachte. Er is een open verbinding tussen exegese en dogmatiek, maar er zit wel een draaideur tussen. In de dogmatiek zijn begrippen als rechtvaardiging en heiliging bevroren. Het voordeel daarvan is dat we precies weten wat we ermee bedoelen, maar bij Paulus zijn ze nog niet op die wijze gefixeerd. Er is wel een lijn tussen datgene wat hij in zijn brieven zegt naar de leer der rechtvaardiging of de leer der heiliging, maar hij bedoelde met die woorden niet altijd precies hetzelfde. Het is de plicht van een theoloog om daarin goed te onderscheiden.”

Hoe belangrijk is kennis van de oorspronkelijke context voor de prediking?
„Heel belangrijk. Het is niet altijd nodig om de oorspronkelijke context in de preek expliciet te maken, maar als predikant moet je wel voor de draaideur hebben gestaan eer je aan de andere kant gaat preken. Anders krijg je heel gauw dat je op de klank af dingen gaat zeggen die de tekst niet zegt.”

Moet de oorspronkelijke context de uitleg blijvend bepalen, of mag de actuele context doorslaggevend zijn?
„Het is niet aan mij om voor te schrijven wat precies wel en niet mag. Ik heb preken gehoord die exegetisch nergens op sloegen, maar toch grote indruk op me maakten. Omdat de Schrift als geheel wel tot klinken kwam. De jas was mooi, hij hing alleen aan de verkeerde kapstok. De afgescheiden prediking is zeer zegenrijk geweest in Nederland. De groei van de Gereformeerde Kerken is niet aan de doleantie te danken, maar aan afgescheiden predikers. Die hebben heel veel mensen tot Christus geleid. Als je hun preken exegetisch analyseert, waren die slecht, maar ze predikten wel het Evangelie. Wat niet betekent dat grondige exegese onbelangrijk is. Die houd je als predikant fris en je blijft daarmee voor de gemeente verrassend. Bovendien blijft er de controle van de tekst over wat je denkt en zegt.”

U bent nogal kritisch over de reformatorische exegese van de brieven van Paulus.
„Ik ben dankbaar voor de exegese van Calvijn en anderen, maar wel met een kanttekening. Als in de Evangeliën staat: ‘Jezus ziende hun geloof, sprak tot de verlamde…’, dan haast de exegeet van na de Reformatie zich om te melden dat de genezing niet is vanwege hun geloof. Terwijl dat er wel staat. Het gaat in die tekst niet om de grond der rechtvaardiging, maar om dat wat Jezus voor die mensen wilde doen. Ziende hun geloof, schonk Hij genezing. In een gespannen situatie, zoals ten tijde van de Reformatie, ga je heel snel krampachtig lezen en teksten in je eigen kader plaatsen.”

De brieven van Paulus zijn te veel in het reformatorische schema van wet tegenover Evangelie geperst?
„Soms wel ja. In de 19e eeuw komt daar nog bij dat het model van jodenchristendom en heiden-christendom wordt overgenomen van de bijbelkritiek. Ook iemand als Greijdanus werkt heel sterk met die tweeslag. Alle tegenstanders van Paulus worden dan judaïsten. Zorgvuldige exegese maakt duidelijk dat de werkelijkheid veel complexer was.”

U komt tot een opvallend positieve waardering van het farizeïsme.
„Ja, je ziet dat allerlei misvattingen en ondeugden zijn geprojecteerd op de farizeeën. Terwijl zorgvuldige exegese en archeologisch-historisch onderzoek daar geen aanleiding voor geven.”

Blijft toch staan dat de farizeeën in de Evangeliën bijna altijd in een negatieve context worden genoemd.
„Dat heeft te maken met dát moment van de heilshistorie. Ze willen de gekomen Messias niet aanvaarden. Dat wil niet zeggen dat de Heere Jezus een hekel had aan farizeeën en het farizeïsme. In tegendeel, hij riep het volk op om de farizeeën te volgen in alles wat ze leerden. Het behoorde tot Zijn lijden dat juist zij die Hem het naast stonden, Zijn vijanden werden. Hij is niet verworpen door de randfiguren, maar door de kernfiguren van Zijn volk, zoals door de profeten al was voorzegd. Maar toen Hij het lijden had volbracht, kwamen ook vele farizeeën tot het geloof in Hem. Lees Handelingen. Denk aan Paulus.”

Die tekent u als een man die vanaf zijn jeugd God lief had. Hoe verhoudt zich dat tot zijn eigen harde woorden over zijn eertijds?
„Paulus geeft zelf aan dat hij van jongs af de Heere heeft gevreesd, maar hij vergistte zich totaal in Jezus als de Messias. Daardoor ging hij de gemeente vervolgen, zij het in onwetendheid, zoals hij zelf zegt. Te goeder trouw handelde hij totaal fout. Als God hem dan vanuit de hemel bij de teugel pakt, is hij in één keer om. Er zat zo veel vroomheid en godskennis bij die man, dat hij alles in huis had toen de sluier van zijn ogen viel en hij het juiste zicht op de Heere Jezus ontving. Hij predikte terstond het Evangelie.”

Paulus bleef een farizeeër, zegt u, zij het een Christusgelovige. Toch schrijft hij zelf dat wat hij voorheen gewin achtte, nu als drek voor hem is.
„De valkuil voor de farizeeër, en voor elke hedendaagse bijbelgelovige, is verborgen zelfvertrouwen. Dat deed de farizeeën ‘nee’ zeggen tegen de Messias. Toen het zelfvertrouwen van Paulus brak, gaf hij zich over. Maar hij zegt nergens dat hij de gehoorzaamheid aan de vaderlijke wetten heeft losgelaten. Wel dat die zijn winst niet meer is. Niet de inhoud van het farizeïsme acht hij als vuilnis, maar het ongepaste zelfvertrouwen. De onder ons gebruikelijke visie op de wet is te eenzijdig.”

Bent u door het schrijven van dit commentaar ook anders gaan denken over Gods bijzondere handelen met Israël?
„Ik ben opgegroeid met het vervangingsmodel. Door het aandachtig lezen van het Nieuwe Testament, wijs ik dat nu af. Niet op de manier dat het ongelovige Israël Gods oogappel is. Wel dat wij tot in het nieuwe Jeruzalem toe het volk zijn dat bij het gelovig Israël is ingelijfd. Dat staat niet haaks op wat ik vroeger heb geleerd, maar het is wel duidelijker voor me geworden. Ik heb geleerd meer respect te hebben voor het gelovige Israël. Tegelijk verbaast het me dat zo veel christenen dwepen met het niet bekeerde Israël.”

Hoe uniek is de commentaarserie?
„Met onze houding tegenover de Heilige Schrift staan we in een lange traditie. Ik voel me in goed gezelschap van Augustinus, Calvijn, Matthew Henry en Spurgeon, om er maar een paar te noemen. De opzet heeft wel iets eigens, met name door de themadelen, die een panoramaview over meerdere Bijbelboeken bieden. Ze putten uit de exegese en zijn tegelijk een soort landschapskaart voor de exegese.”

Van ‘Christus op aarde’ verschenen vijf vertalingen, onlangs kwam in ons land de zesde druk op de markt. Is dit deel het hoogtepunt van de serie?
„Dat weet ik niet, wel heb ik er met veel liefde aan gewerkt. Voor de zesde druk moest ik het boek weer woord voor woord doornemen, want het is destijds in Wordstar getypt. We zijn begonnen in de oertijd van de computerprogramma’s. De tekst is gescand, maar daarmee gaat nogal eens wat mis, dus ik ben er opnieuw doorheen gekropen. Met plezier. Paulus heb ik ook met veel genoegen geschreven, maar met een boek over Christus zit je in het hart van het Evangelie. Ook de lezers blijken meer in Christus geïnteresseerd dan in Paulus. Paulus zelf trouwens ook.”

Meerdere delen werden in het Engels vertaald. Komt er op termijn een compleet Engelstalige CNT?
„Nee, Amerika is rijk gezegend met bijbelgelovige commentaren. In een land als Indonesië is er wel behoefte aan, maar daar ontbreken vaak de financiële middelen.”

Geeft het een raar gevoel om na zo’n lange reis aan wal te staan?
„Dat gevoel is in ieder geval niet overheersend. Het preken gaat gewoon door. Daar ben ik mijn loopbaan in de kerk ook mee begonnen. Het eerste blijft het laatste. Dat doe ik ook het liefst. Uiteindelijk is die hele commentaarserie ten dienste van de prediking geschreven.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 januari 2011

Terdege | 84 Pagina's

Met rijke lading aan wal

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 januari 2011

Terdege | 84 Pagina's