Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONDER DE STREEP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONDER DE STREEP

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLASSIS VAN DE VERSTROOIDE GEMEENTEN IN HET BUITENLAND

Vorige week hebben we reeds verteld hoe tijdens de geloofsvervolgingen in Nederland velen naar het buitenland uitgeweken zijn om daar een toevlucht te zoeken om de Heere in vrijheid te kunnen dienen. Zo was er in Londen een bloeiende vluchtelingengemeente, die door bekende predikanten uit die tijd gediend werd. Maar toen de roomse Maria de regering van haar broer overnam, moesten de gereformeerde Nederlanders Engeland verlaten. Na veel omzwervingen kwamen ze in Embden terecht, waar ze liefderijk ontvangen werden. Maar ook in andere plaatsen van Duitsland werden vluchtelingengemeenten gesticht. Deze vormden samen classicale vergaderingen en ook kwam men wel in synode bijeen. Zo waren er gemeenten in Heidelberg, Frankenthal, Aken, Keulen, Siegen, Heinsberg en verschillende andere plaatsen. Zo was er een goed georganiseerd kerkelijk leven in het buitenland. Op de classicale en synodale vergaderingen besprak men met elkaar verschillende zaken die van algemeen belang waren of waarin men van de andere gemeenten advies wilde hebben. De oude archiefstukken spreken hierin nog een duidelijke taal. Men zocht ook met elkaar de enigheid des waren geloofs vast te houden. In 1571 was in Embden een synode gehouden en daar besloot men dat alle gemeenten de artikelen van deze synode, die daar vastgesteld waren, zouden ondertekenen. De gemeente te Keulen treuzelde daarmee, maar de classicale vergadering drong wel zeer aan dat dit toch zou geschieden. Men besloot dit nu te doen op de eerstvolgende classicale vergadering. Dat was een jaar na bovengenoemde synode van Embden.

Deze meerdere vergaderingen van de kerk waren van bijzonder groot belang voor het kerkelijk en geestelijk leven van de verstrooide gemeenten. Men hield als 't ware toezicht op elkaar, maar men hielp elkaar ook in moeilijkheden en zorgen. Het was vooral ook het punt van de predikantenvoorziening dat geregeld aan de orde kwam. De omstandigheden waren toen wel geheel anders dan in onze dagen. Verschillende gemeenten wisten niet hoe ze aan een predikant konden komen om de gemeenteleden te onderwijzen in het Woord Gods en het evangelie te prediken. Vooral grote kerkelijke gemeenten met verschillende predikanten hebben veel gedaan om in deze nood te voorzien. De kerken van Embden en Wezel hebben verschillende keren predikanten afgestaan aan kleinere gemeenten. In 1572 kwam de classis te Keulen bijeen en daar was een vraag van „de broederen van Maastricht en Hasselt om hen een dienaar des Woords te zenden". Men heeft toen Wilhelmus Leiendecker van Grave voorgedragen. Dat was op 7 juli 1572. Maar deze vroeg bedenktijd tot 17 juli. Wanneer hij zich geroepen zou voelen zou hij op die dag naar Aken komen om daar geëxamineerd te worden en de vrijdag daarop zou hij dan een proefpreek houden en daarna de beroepsbrief ontvangen. Als hij niet te Aken was op die dag zou dat inhouden dat hij van het predikantschap te Maastricht afzag. Maar dan moest men vanuit Maastricht en Hasselt maar naar Wezel schrijven, opdat deze gemeente een predikant zou zenden.

Maar ook Keulen wilde een predikant hebben. Er was toen echter geen predikant zonder gemeente beschikbaar. Daarom besloot men naar Heidelberg te schrijven, opdat van daar een predikant naar Keulen zou worden gezonden.

Ds. HERMANNUS FAUKELIUS

Een bekende predikant te Keulen is ook geweest ds. Hermannus Faukelius, die deze gemeente verschillende jaren heeft gediend. De gemeente te Keulen, waartoe de verstrooide Nederlanders behoorden werd in 1571 afzonderlijk geïnstitutioneerd. Tevoren behoorden deze mensen bij de gereformeerde kerk van Keulen. Maar hun aantal werd zo groot en de verschillen van taal en afkomst wogen ook zo zwaar mee dat men het beter achtte een eigen gemeente te hebben. Hermannus Faukelius wordt gevraagd om in Keulen het evangelie te prediken. Dan komt zijn naam ook ineens in de notulen van de kerkeraad voor. Hoewel er bijna van elke wekelijkse kerkeraadsvergadering notulen bestaan, wordt er eerder niet van hem gesproken. Misschien is hij ook door Heidelberg of Wezel of Embden gezonden. Hij is er in elk geval eerst op proef geweest In de notulen van de kerkeraad van Keulen wordt hij op 8 oktober 1585 als eerste genoemd. Daar schrijft men zijn naam als Herman Faukelius. Dat men toen nog niet zo nauwkeurig op de spelling van de namen toezag blijkt wel uit het feit dat hij in de notulen van 14 oktober 1585 genoemd wordt Hermans Faulelius en een week laten Hermanus Faukelius en zo gaat het door: Hermanus Fauckenies, Hermanus Faukens, Hermann Fauckenius, Hermann Faukeny. Maar wanneer hij eenmaal als vast predikant bevestigd is wordt zijn naam geregeld geschreven als Hermannus Faukelius. Dat was 31 juli 1586.

Op de classicale vergadering van 16 april 1586 komt deze zaak aan de orde. De kerkeraad meldt dat Hermannus Faukelius nu een half jaar op proef de gemeente van Keulen heeft gediend maar men heeft hem alleen nog maar laten preken, terwijl hij de sacramenten nog niet bediend heeft. Men wil hem nu echter als vaste predikant hebben.

We zien duidelijk hoe einders de tijden toen waren. Dat zou in onze dagen haast niet voor te stel-

len zijn, een predikant op proef. Misschien zouden sommige gemeenten het wel willen, daar men nog wel eens een enkele maal teleurgesteld wordt in een predikant die men beroepen heeft en die dan ook aan die gemeente vast verbonden is. De kerkeraad van Keulen verzoekt nu dat men aan de stadsgemeente van Keulen en aan de Waalse gemeente — er was dus ook een gemeente van Franssprekende vluchtelingen te Keulen — zou vragen om Faukelius te examineren en de proefpreek aan te horen en wanneer men hem aanvaardbaar acht hem dan ook zal bevestigen. Zo zou men in Keulen dan in naam van de gehele synode kunnen handelen. Zo is het ook besloten op deze classicale vergadering. Duidelijk blijkt hieruit welke nauwe banden er bestonden tussen de nederlandse en de waalse vluchtelingengemeenten — zoals ook nu nog de Waalse gemeenten behoren tot het verband van de Hervormde Kerk in Nederland. Maar niet alleen dit, er waren ook nauwe banden met de gewone kerk van Keulen, die hier de „Burgerlicke gemeynte" wordt genoemd.

Het is ook allemaal geschied overeenkomstig dit besluit. Faukelius heeft zelf in de notulen een noot gezet van de volgende inhoud:

„Den 31 Julij anno 1586 sijn tsamengekomen van die Burgerlicke gemeynte de Dienaers des Woords met twee Ouderlyngen, van die Waelssche sijn gekommen der Dienaer met twee Ouderlyngen ende van die Nederlandssche twee Ouderlyngen ende een Diaken, in wekker tegenwoordicheyt Hermannus Faukelius die proefpredigh heeft gedaen, ende is daernaer weder examineerdt worden, ende dewijl hy tot het predikampt bequaem is vonden, is hy des anderen daegs, len Augusti, van Joanne Badio, Dienaer des Woordts, voor die gemeynte met voorgaende aenroepynghe godlickes namens, gebuerlicker stipulation ende oplegghynge der handen bevestiget worden. Dit ter Memorie."

ALTIJDBLIJVENDE VRAGEN

Het heeft me getroffen dat er in de notulen van de kerkelijke vergaderingen uit die dagen verschillende zaken aan de orde komen, die ook in onze tijd nog leven. Aan de andere kant zijn er verschillende zaken die speciaal op die tijd betrekking hebben, zoals er ook nu vragen zijn die speciaal deze tijd gelden. Om eèn voorbeeld te noemen: onlangs kwam voor een commissie voor het opzicht een bezwaarschrift aan de orde van een lidmate van een gemeente tegen de benoeming van iemand tot diaken. Ze maakte bezwaar tegen de betreffende persoon, omdat hij zoveel geluidshinder in zijn fabriek veroorzaakte dat de omwonende mensen 's nachts niet slapen konden en overdag ook geïrriteerd werden. Typisch een zaak voor deze tijd. Een dergelijke zaak kunnen we ons in de zestiende eeuw niet voorstellen. Aan de andere kant is daar in 1572 de vraag aan de kerkeraad van Dueren of een lidmaat van de gemeente „een beeld van Christus en Maria zijn moeder mocht bezitten om der konsten wille". Met andere woorden: mag een lidmaat van een gemeente een dergelijk kunstwerk bezitten of aan een ander verkopen, alleen omdat het een mooi stukje kunst is. De classis antwoordt echter dat dit niet geoorloofd is „aengesien dat verboden is eenich beelt Godes ofte gelijckenisse te maken, mitsdien dat daer uit oock erghernisse spruyten oft ontstaen mach".

Maar daar zijn andere vragen. Zo is en blijft de vraag van het vieren van het Heilig Avondmaal door de geschiedenis van de kerk meetrekken. Ook in 1572 waren er al mensen die ernstig leefden, die graag onder het Woord Gods kwamen, maar die toch niet ten Avondmaal durfden gaan omdat ze zich „onwaardig" gevoelden:

„Op die andere vraege der selviger broederen, hoe men sich sal houden met eenen broeder, die inde predicatie komt ende sich in allen ding der kerckenordening onderwerpt, wtgenomen dat wanneer men het Nachtmael des Heeren houdt hy sulcx niet mede gebruyken en wilt, als deghenen die hem selven onweerdich kendt ende wt nauwicheyt des gewissens sich daertoe niet begheven en dervt, is besloten datmen mit sulcken eenvoudigen ende swacken christen gedult sal hebben, maer datmen hem daerentusschen zeer vlietichlijck wt Gods Woordt vermanen ende beter onderricht geven sal."

Ook de vraag naar de zondagsrust en de zondagsheiliging komt telkens weer terug in de geschiedenis van de kerk. Velen vieren de zondag niet meer als de dag des Heeren. Ook in de dagen van de reformatie komt de zondagsviering geregeld aan de orde, omdat de roomse kerk daar weinig aandacht aan besteed had. De classis van de verstrooide gemeenten neemt echter een duidelijk standpunt in:

„Op die tweede vraege voorseyder kercken: of het eenen christen vry staedt in het Belgische landt ofte elders, daer het gebruyck is, met opener winckel ende kramerie op den Sondaegh, insonderheyd voormiddach, als der dienst Gods gedaen wordt, te vercoopen, te rekenen, te backen ende diergelijcke dinghen te verrichten, opdat sy haer neerynge niet en verliesen, is geandtwoordt, dewijl vande oude kercke van die Apostolischer tijden her, der Sondaegh tot den dienst des Woords sonderlick verordineert is, ende een onderscheydt tusschen den Sabbath ende ander daegen, die tot der openüicker godsdienst ende aerbeydtshalven, gehouden souden werden: soo sal het den christenen niet vry staen haer wynckels op den Sondaeg te openen, sonderlick naer godsalige ende goede policien oordenynghe, ende dat oock om ergernisse te vermijden."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

ONDER DE STREEP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1971

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's