Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om een oude drieslag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om een oude drieslag

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ellende, verlossing, dankbaarheid. De drie stukken lopen als een rode draad door onze Heidelbergse Catechismus. De opstellers, Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus, hebben deze orde gevonden in Gods Woord en zelf bevindelijk doorleefd. Toch kwam er in de loop van de tijd ook kritiek op de drieslag. Volgens sommigen zou ze het leven der genade in een schema persen of een voorwaardelijk Evangelie bevorderen. Daarom kan het geen kwaad met elkaar nog eens na te denken over de orde van de Catechismus. Directe aanleiding is een rede van dr. W. Verboom.

Dr. Verboom sprak de rede december vorig jaar uit, toen hij aan de Leidse universiteit het ambt aanvaardde van hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Aan de theologische faculteit doceert hij inmiddels een kleine negen jaar in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Vooral de belijdenisgeschriften hebben zijn belangstelling. Dat is een goede zaak. Een grondige kennis van de gereformeerde belijdenis is een onmisbaar element in een theologische opleiding.

Van de hand van dr. Verboom zagen inmiddels studies over de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus het licht. Onlangs verscheen de rede die hij in december uitsprak in druk. Ze kreeg een niet eenvoudige titel mee: Een oude drieslag als theologisch paradigma in de twintigste eeuw. Dr. Verboom legt in een voetnoot uit dat hij met 'paradigma' bedoelt de wijze waarop de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid zijn uitgelegd. Hij onderzocht hiervoor zo'n zeventig(!) catechismusverklaringen uit de twintigste eeuw.

Vanzelf is het niet mogelijk om in dit artikel de hele rede van dr. Verboom samen te vatten. Dat we er aandacht aan besteden, komt door het belang van de zaak: de zuivere prediking van de drie stukken. Hebben we het mis als we vermoe­ den dat er ook onder ons soms kritiek is op de prediking van de drie stukken? Verder komt in de rede van de Leidse hoogleraar de catechismusverklaring van ds. G.H. Kersten aan de orde. Dat verhoogt onze belangstelling.

Doorleefd

Dr. Verboom onderscheidt vijf modellen, vijf gezichtspunten waaronder de drie stukken worden belicht. Het eerste model behelst, met de woorden van de auteur, de bevindelijk-chronologische uitleg. Dat wil zeggen: de drie stukken moeten persoonlijk doorleefd worden. Daarbij is de orde niet willekeurig. Als Gods Geest in een zondaar werkt, leert deze eerst bevindelijk zijn ellende kennen. Hij leert dat hij door zijn zonden buiten God ligt. Vanzelf bedoelen we niet dat een kind van God op een bepaald moment deze ellendekennis achter zich laat. Maar wel dat er door ontdekkend licht plaats wordt gemaakt voor het tweede stuk: de verlossing in Christus. Het derde stuk is evenzeer onmisbaar: de dankbaarheid, de hartelijke begeerte om naar al Gods geboden te leven. De kennis van deze drie stukken zal in het leven der genade verdiept worden. Telkens in deze Goddelijke orde.

U voelt dat dr. Verboom in dit eerste model de prediking samenvat zoals die altijd onder ons heeft geklonken. Daarom komen we op dit eerste model terug. Maar eerst enkele kanttekeningen bij de andere modellen. Dr. Verboom beschrijft als tweede het model van de veronderstelde wedergeboorte, de leer van Abraham Kuyper dus. Volgens Kuyper moeten we ervan uitgaan dat pasgeboren kinderen een kiem van nieuw leven bezitten. De kennis van de drie stukken is daarom al aanwezig. De zondaar moet er zich nog van bewust worden dat hij én zondaar is én verlost én geroepen tot dankbaarheid. Helaas leidde een prediking in deze lijn tot grote oppervlakkigheid binnen de Gereformeerde Kerken. Eén kanttekening hierbij. De leer van de veronderstelde wedergeboor­ te mag uit de tijd zijn, maar de gedachte van een 'veronderstelde geloof' allerminst. U kent het wel: We bidden ernstig, gaan trouw naar de kerk, zijn aangedaan door een ernstige preek, zetten ons in voor Gods Koninkrijk... dat hebben we toch niet van onszelf? Dan mogen we toch geloven dat we erbij horen? En 20 willen we vervolgens behandeld worden. Vragen komen dan bij ons boven. De bevindelijke kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid, met voorop de zondekennis, is dat wel zo nodig? Is dat geen schema van theologen? We moeten eenvoudig geloven! Voelt u de actualiteit van dit 'model' van Kuyper, laten we zeggen als waarschuwing hoe het niet moet?

Zelfonderzoek

In de vervolggeschiedenis van de Gereformeerde Kerken, zo rond de vrijmaking van 1944, kwam een derde model op. Het verbond staat daarin centraal. Alle kinderen, stellen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) nog altijd, zijn verbondskinderen. De mens moet gelovig antwoord geven op Gods beloften die hem in de doop zijn verzegeld. In dat geloof leert hij de drie stukken als een eenheid kennen. Zondekennis voorafgaand aan de kennis van de verlossing? Die gedachte wijzen gereformeerd-vrijgemaakten af, zo lezen we in de rede van dr. Verboom. Daarbij tekent hij aan dat de kennis van ellende en verlossing in dit model nogal verstandelijk van aard is. Geloven, zo schrijft de hoogleraar uit Leiden over de vrijgemaakten, is het aannemen van Gods belofte van heil. Niet gebaseerd op gevoel of beleving, maar op overleg. De vraag of men een ware gelovige is, (zelfonderzoek) heet zelfs verkeerd. U voelt het grote gevaar van een dergelijke prediking. Zielen worden op losse gronden gerustgesteld. Leerzaam is verder om in de rede van dr. Verboom te lezen wie de orde van ellende, verlossing en dankbaarheid geheel op de kop zette. Dat is niemand minder dan Karl Barth, de theoloog die talloze dwalingen de kerk heeft binnengeloodst. Volgens Barth staat het Evangelie voorop, vanuit de kennis van de verlossing kan er pas sprake zijn van de kennis van de ellende. Horen we ook onder ons soms niet de gedachte dat de mens zijn zonde pas leert kennen in confrontatie met het kruis op Golgotha? Of, wat milder geformuleerd, horen we soms niet de beeldspraak van een drieluik? Die drieluik moeten we openklappen. Dan zien we vooral het middenpaneel, Christus, en valt er vanuit het middenpaneel (Christuskennis) enerzijds ontdekkend licht over ons leven (ellendekennis) en anderzijds licht over Gods vermaningen in Zijn Woord (dankbaarheid). Laten we bij zulke voorstellingen bedenken dat wie van het plaatsmakende werk door Gods wet niet wil weten, of dit in de praktijk verdoezelt, zich in het gezelschap bevindt van... Karl Barth. Voor alle duidelijkheid merken we nog op dat het een andere vraag is of de ellendekennis verdiept wordt in het licht van een doorleefde kennis van het lijden van Christus. Dat is waar! Maar tegelijk blijft staan dat de ellendekennis begint als God de eis van Zijn wet in het hart afdrukt en in die weg behoefte gaat werken naar verlossing, ja naar de Verlosser, Die in de eerste overtuigingen nog zo verborgen is.

Ds. Kersten

We beloofden terug te komen op het eerste 'model', waarin de catechismusverklaring van ds. Kersten centraal staat. We kunnen niet blij zijn met het etiket 'voorwaarde', dat dr. Verboom herhaaldelijk en nogal gemakkelijk opplakt. Zo zou ellendekennis volgens ds. Kersten voorwaarde zijn voor de kennis van de verlossing. Later stelt dr. Verboom dr. H.F. Kohlbrugge op dit punt zelfs tegenover ds. Kersten. Ook Kohlbrugge leerde een bevindelijke doorleving van de drie stukken, maar deze volgorde draagt bij hem - gelukkig, zo lijkt dr. Verboom te denken - 'nooit een voorwaardelijk karakter', zo lezen we. Wat bedoelt dr. Verboom toch met het woord 'voorwaarde'? Maakt de Heere in de weg van de bekering plaats voor de verlossing door het openleggen van de ellendestaat? Ja toch, zo leren we, om maar één voorbeeld te noemen, uit Romeinen 3:19-21. Dat heeft niets te maken met voorwaarden. Dat is een Goddelijke orde. Moet de mens eerst een bepaalde maat van ellendekennis voortbrengen als voorwaarde om de verlossing te mogen omhelzen? Volstrekt niet, de mens ligt verloren. is verduisterd in zijn verstand, kan aan Gods eis niet voldoen. Juist daaraan ontdekt God door Zijn Geest. We menen dat het gesprek over de drie stukken niet echt wordt geholpen door etiketten als 'voorwaardelijk'. Voor velen is dit ene woord al voldoende om een complete preek af te keuren. 'Onze dominee preekt zo voorwaardelijk'. Ernstiger wordt het als dr. Verboom de catechismusprediking van ds. Kersten samenvat. Hij herhaalt nog eens dat ds. Kersten de ellendekennis als voorwaarde aan het geloof in Christus laat voorafgaan. En dan komt het: De ellendekennis is 'dus geen onderdeel van het geloof, maar staat daar min of meer los van'. Mogen we dit een mistekening noemen? Laten we ds. Kersten zelf maar citeren uit zijn Korte lessen over Kort Begrip. Daar lezen we: 'Het kennen, waarvan de onderwijzer spreekt, is de vrucht van de verlichting des Heiligen Geestes in het hart der uitverkorenen. Hij opende der blinden ogen en doet de staat der ellende kennen. O, dan wordt het met zulk een mens gans verloren; dan wordt hem alle rust opgezegd, opdat hij de verlossing in Christus door het geloof verkrijge en de Heere door Zijn eigen werk in hem verheerlijkt worde' (blz. 18). Z? heeft ds. Kersten de drie stukken onderwezen, dus niet los van elkaar, maar in nauw verband met elkaar, niet voorwaardelijk, maar in alles het werk van een Drie-enig God.

Eigen opvatting

We kijken nog een ogenblik naar de conclusies en de eigen opvatting van dr. Verboom. De hervormde hoogleraar stelt concluderend vast dat de 'eigen geloofsbeleving de interpretatie van de drieslag bepaalt'. Een compacte zin met een ingrijpende inhoud! Als we goed lezen, bedoelt dr. Verboom dat velen die vasthouden aan de Catechismus naar believen een eigen kleur geven aan de volgorde ellende-verlossing-dankbaarheid.

Waarom gebeurt dat? Misschien, suggereert dr. Verboom, heeft Ursinus, de hoofdauteur van de Catechismus, er zelf aanleiding toe gegeven. Met andere woorden: Ursinus is zelf niet helder geweest. In de Catechismus, legt dr. Verboom uit, overheerst de eenheid in de drieslag, terwijl in Ursinus' uitleg van de Catechismus, in zijn Schatboek, de kennis van de ellende aan de verlossing voorafgaat. Dat laatste heeft dr. C. Graafland in 1980 al onomwonden gesteld, toen hij schreef dat er 'geen enkele onduidelijkheid' over is dat Ursinus de drie stukken ziet als een volgorde in het ontvangen van het heil. Ursinus, stelt dr. Verboom nu, is eigenlijk met zichzelf in strijd. Eerst, in de Catechismus, de eenheid van de drie stukken, dan, in het Schatboek, een volgorde. Mogen we nu de suggestie van dr. Verboom merkwaardig noemen? De volgorde van de drie stukken, die de Leidse hoogleraar in het Schatboek aantreft, staat toch duidelijk in de Catechismus? Als we in zondag 1, antwoord 2 lezen: 'Ten eerste... ten tweede... ten derde' dan is toch duidelijk dat hier geen orde wordt getekend die je naar eigen inzicht kunt omgooien? De kernvraag is dus: is er gebrek aan overeenstemming tussen de Ursinus' Catechismus en Ursinus' Schatboek? Met als praktische spits: mogen we onszelfde vrijheid veroorloven om in de prediking over de drie stukken af te wijken van het Schatboek en ondertussen menen dat we in het spoor van de Catechismus gaan?

Ons antwoord luidt: nee. Is het in het alledaagse leven niet hoogst ongebruikelijk om tegenstrijdigheden te zoeken tussen een standpunt van een persoon en de toelichting die diezelfde persoon op zijn standpunt geeft? Als er geen klaarblijkelijke tegenspraak is - en die is er volgens dr. Verboom met betrekking tot Ursinus niet — dan legt een toelichting een standpunt uit. Toegepast op onze vraag: het Schatboek legt de Catechismus uit. Vanzelf, zegt iemand, zo heeft Ursinus het bedoeld. Dus, stel dat de bedoeling van de Catechismus niet geheel duidelijk zou zijn - in de orde van ellende, verlossing en dankbaarheid is ons troostboek dat overigens wél- dan gaan we te rade bij de toelichting in het Schatboek, waardoor de zaak n? g duidelijker wordt.

Afstand

Het lijkt er op dat dr. Verboom wat afstand schept tussen de Catechismus en het Schatboek van Ursinus om daardoor het goed recht te verdedigen van de diverse modellen. Met andere woorden: ds. Kersten, Kuyper, gereformeerd-vrij gemaakten, Karl Barth, ze hebben in zekere zin allemaal recht van spreken... omdat Ursinus niet zo helder was. Zelf neemt dr. Verboom vervolgens de Kerkorde van de Palts uit 1563, waarin de vierde druk van de Catechismus werd opgenomen, als een sleutel om het leerboek te verstaan. Hij komt daarmee tot een eigen opvatting van de drieslag, die we niet graag voor onze rekening nemen: 'Het kind van de gemeente op de leerweg tussen Doop en Avondmaal leert: ik ben ellendig, ik ben verlost en ik ben tot dankbaarheid geroepen.' Laten we, om de Catechismus te verstaan, de omweg van dr. Verboom via een kerkorde maar niet volgen, maar luisteren naar het heldere Schatboek, de eigen uitleg van Ursinus. Die route is wel zo veilig.

Redactie

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003

De Saambinder | 12 Pagina's

Om een oude drieslag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003

De Saambinder | 12 Pagina's