Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toekomst van Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toekomst van Israël

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we samen willen nadenken over Israël in het licht van de eindtijd, willen we dat niet doen op een wijze zoals door velen te doen gebruikelijk is. We kunnen namelijk allerlei gebeurtenissen die in of ook ten aanzien van Israël plaats vinden terug projekteren in de Bijbel en dan stellen dat dit alles reeds in de Bijbel vastgelegd is. Vooral sekten maken zich hieraan schuldig. Wij willen liever luisteren naar wat Gods Woord ons te zeggen heeft zonder inlegkunde toe te passen of aan het Schriftwoord spekulaties te verbinden.

Zijn er in de Bijbel nog beloften voor Israël te vinden?

De kardinale vraag die ons moet bezig houden is of Gods Woord spreekt over een nog te komen heilstijd voor Israël. Laten wij eens luisteren wat Paulus ervan zegt Paulus heeft in zijn brief aan de Romeinen een apart deel aan deze materie gewijd: de hoofdstukken 9-11. Hoofdstuk 9 gaat voorop als een machtige prediking van de eer van God die een onvoorwaardelijk buigen eist voor de soevereiniteit van Zijn welbehagen. In hoofdstuk 10 wijst de apostel op de betekenis die de val van Israël heeft voor de gemeente van het N.T. Maar met name in hoofdstuk 11 richt hij de blik op de toekomst van Israël. Paulus heeft net als de andere bijbelschrijvers zijn brieven niet in hoofdstukken geschreven. De zin van het vorige hoofdstuk loopt dus door. De heidenen hebben het evangelie aangenomen en Israël heeft zich verhard. En gelet op die verharding lijkt de konklusie gewettigd dat het afgelopen is met Abrahams nakroost en dat God Zijn volk verstoten heeft Maar een dergelijke konklusie wordt door de apostel volstrekt afgewezen met een krachtig: Dat zij verre. Met bewijzen gaat Paulus dit staven. Het eerste bewijs dat hij aanvoert is het feit dat hijzelf als een echte Israëliet gebracht is tot het geloof in Christus. Hij mag een toonbeeld zijn van vrije genade en zijn bekering is een bewijs van Gods trouw aan Israël. Voor een tweede bewijs doet hij een beroep op Israëls historie in de dagen van Elia. Deze profeet leefde in een zeer donkere tijd. Hij dacht dan ook dat het met de kerk des Heeren onder Israël afgelopen was en dat hij nog maar alleen overgebleven was. Hij zag voor het volk geen heilstoekomst meer.

Maar toen hij zijn bevindingen aan de Heere voorlegde kreeg hij ten antwoord: Ik heb Mijzelf nog zeven duizend mannen overgelaten die de knie voor het beeld van Baal niet gebogen hebben. De Heere maakte met Israël geen voleinding omdat er nog een overblijfsel onder hen was dat Hem diende. En nu voert de apostel dit voorbeeld niet aan omdat het overblijfsel uit de dagen van Elia nog enige betekenis zou hebben voor de toekomst van de Joden onder de Nieuwe Bedeling. Maar hij gebruikt het wel als vergelijkend voorbeeld, want hij zegt „Alzo" is er dan ook in deze tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade. Deze woorden worden ook onder ons nog al eens aangehaald en dan betrokken op de kerk des Heeren in ons land, maar is dat de bedoeling van de apostel? Betrekt Paulus dit overblijfsel niet duidelijk op Israël? De kanttekenaren zeggen: God heeft nog enige Joden laten overblijven die het evangelie niet verwerpen, maar aannemen en krachtig geroepen zijn....

En dit overblijfsel uit Israël is voor Paulus het bewijs dat God Zijn volk niet verstoten heeft. Dat is de vraag die hij hier behandelt En dan gaat het niet over het aantal, maar daarover dat God niet allen laat alVallen maar Zich een bepaald getal

bewaart zodat Zijn verbond gehandhaafd blijft De massa verhardt zich, maar God doet iets overblijven. Dat doet ons denken aan onder ons bekende namen van joodse christenen zoals Chr. Sal. Duitsch, Abraham Cappadose, Iz. de Costa, Sara Diamant, Eliza va.n Praag enz.

Deeg en takken

In de versen 16-18 van hoofdstuk 11 ontwikkelt Paulus een nieuwe gedachte. Met twee beelden maakt hij hier duidelijk waarop zijn verwachting voor Israëls toekomst nog verder steunt. In welke ellendige staat dit volk thans ook neerligt, het heeft toch nog een voorrecht boven andere volken krachtens zijn wording uit Abraham. Heeft Abraham dan nog betekenis voor de Joden van nu? Zeer zeker. Om dit duidelijk te laten uitkomen past Paulus een bekende bepaling uit de ceremoniële wet toe op Israël. Bij de eerste bereiding van het brood van de nieuwe oogst moest een deel van het deeg tot de priester worden gebracht, zie Num. 15. Dit werd als een hefoffer aan de Heere gewijd en door de Heere geheiligd Daarna mocht de gehele voorraad meelspijzen als geheiligd beschouwd worden. Welnu, Abraham is als stamvader van het bondsvolk geheiligd. En in zijn heiliging is het gehele volk dat door Izak en Jakob uit hem zou voortkomen, geheiligd. Het tweede beeld van wortel en takken vult het eerste aan en doet meer de organische eenheid uitkomen. De kanttekeningen zeggen: ....daardoor worden ook de patriarchen verstaan uit wie de Joden gesproten zijn. Israël is een boom waarvan veel takken afgebroken zijn. Heeft de Heere die gehavende boom nu uitgeroeid en een nieuwe boom geplant? Nee, de Heere heeft takken genomen van een wilde olijfboom en geënt in de edele olijfboom. Die wilde olijfboom is beeld van de heidenvolken. Sommigen huldigen de stelling dat het volk van Israël heeft afgedaan en dat de kerk van het N.T. (uit de heidenen) eenvoudig de plaats van Israël heeft overgenomen met alle voorrechten daarbij. Maar.... is dat bijbels? Leert Gods Woord ons dat? Reeds Noach, die leefde in de schemer van de Godsopenbaring heeft dat beter gezien. Hij profeteerde: God breide Jafeth uit en.... hij wone in Sems tenten.

Geheel Israël

Hoewel het de moeite waard zou zijn, kunnen we dit hele hoofdstuk niet op de voet volgen, het zou dit artikel te lang doen worden. We moeten volstaan met slechts enkele opmerkingen. Nadat de apostel erop gewezen heeft dat de verharding over Israël niet alleen gedeeltelijk maar ook tijdelijk is (zie vs. 25 „voor een deel" en „totdat"), zegt hij: n alzo zal geheel Israël zalig worden gelijk geschreven is: e Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Onder geheel Israël verstaat Calvijn al de wedergeborenen uit Joden en heidenen. Hoewel hij dit doet met een beroep op Gal. 6:16 wordt hij hierin door de meeste exegeten niet gevolgd ook niet door de kanttekenaren. Dit behoeft ons niet te verwonderen. In dit drietal hoofdstukken komt de naam. Israël niet minder dan elf maal voor. In de voorgaande tien gevallen ziet het onbetwistbaar op de Joden. Dan moet er toch wel een bijzondere reden zijn die hier tot een andere verklaring zou nopen. Daarop wijst het tekstverband in geen geval.

De onderscheiding van Joden en heidenen in vs. 25 houdt immers niet op, maar gaat ook in het vervolg nog door. En de opzettelijk aangehaalde namen Sion en Jakob uit de door Paulus als bewijs aangevoerde profetie van Jesaja geven er evenmin aanleiding toe. Onbevooroordeelde exegese zal tot de konklusie moeten komen dat Paulus ook hier met Israël het joodse volk aanduidt.

Wat bedoelt de apostel nu met geheel Israël? Zal er een tijd aanbreken dat alle dan levende Joden zalig zullen worden? Dat zegt Paulus niet Dat zou ook in strijd zijn met wat hij gezegd heeft in hoofdstuk 9. Zelfs in de beste tijd van Israëls volksbestaan was dat niet zo. De kanttekenaren zeggen: dat is niet enige weinigen ( dus niet langer een overblijfsel) maar een

zeer grote menigte en gelijk als de ganse joodse natie. Denk als voorbeeld aan ons eigen volk dat een christelijke natie is geweest, met name in de tijd van de Nadere Reformatie met zeer veel kinderen Gods in steden en dorpen.

De visie van de Nadere Reformatie

Onze vaderen hebben in hun uitwerking van de leer der laatste dingen ook Israël binnen hun gezichtskring gehad. Hoewel hun toekomstverwachting voor Israël geen zelfstandig leven leidde en zij er niet of nauwelijks apart over geschreven hebben, maar steeds als onderdeel van de geloofsleer hebben zij hun gedachten wel duidelijk op schrift gesteld Met het citeren van hun uitspraken zouden vele nummers van „Daniël" gevuld kunnen worden. We zullen slechts een paar willekeurige voorbeelden nagaan. Wat W. a Brakel erover schrijft in zijn Redelijke Godsdienst III blz. 117-140 mag verondersteld worden onder ons enige bekendheid te hebben. H. Witsius schrijft in zijn „De verbonden Gods met de mens": Nademaal dit tot nog toe niet is geschied ten opzichte van het lichaam en algemeenheid van Jacobs volk en de Schrift nochtans vervuld moet worden, zo heeft d apostel met recht besloten dat het in de laatste tijd volkomen zal worden uitgevoerd". En even verder: Eindelijk zal met deze herstelling van Israël gevoegd zijn een rijkdom der ganse gemeente en gelijk als een leven uit de doden, Rom.11:12. De apostel geeft te kennen dat er veel groter en bekrompener goederen op de christelijke gemeente zullen afstromen uit der Joden volheiden weder aanneming, dan er uit derzelver val en vermindering tot de heidenen gekomen zijn".

Wie de bundel 14 biddagpreken van Th. van der Groe ter beschikking heeft, leze zelf de preek over Rom. 11 : 26 die aan duidelijkheid ook op dit punt, niets te wensen overlaat. Veel minder bekend is de uitdrukking van B. Smytegelt in zijn „Maandagse Catechisatiën" blz. 412: Dan zal Ik ook bij die gelegenheid als de volheid der heidenen zal ingaan, aan Mijn oud volk, de Joden, denken en daar zal dan een nieuw leven als uit de doden voortkomen en zo zal dan geheel Israël zalig worden. Denk eens hoe dat zal toegaan als zij eens zullen moeten komen en verfoeien hun hardnekkigheid en zullen zeggen: k ben ook een christen!"

In dergelijke zin is het getuigenis van haast al onze gereformeerde vaderen.

Ook de engelse en schotse theologen die wellicht bevruchtend hebben gewerkt op de mannen van de Nadere Reformatie, hebben hun gevoelen zeker niet minder duidelijk verwoord. Th. Boston zegt in een preek van Zach. 12:12 onder meen „Hebt u de Heere Jezus Christus lief tot uitbreiding van Zijn koninkrijk en heerlijkheid in deze wereld? Bid dan, ja bid in ernst voor de bekering der Joden... O, wat een vermeerdering van de roem zal de bekering van de Joden voor de Middelaar zijn". Sam. Rutherford schrijft in een van zijn brieven: O dat schouwspel te zien, dat (op de komst van Christus op de wolken na) het meest vreugdevolle is! Onze oudste broeders, de Joden en Christus vallen elkaar om de hals en kussen elkaar. Ze zijn lange tijd gescheiden geweest; ze zullen vriendelijk voor elkaar zijn wanneer ze elkaar ontmoeten" Hij wilde er zelfs vele jaren voor uit de hemel blijven om de bekering van de Joden te beleven.

Hoe is het nu?

Zijn wij het bijbels zicht op Israël niet min of meer kwijtgeraakt? Er wordt in ieder geval niet veel over gehoord. Eén van de

oorzaken is wellicht dat de toekomstverwachting van Israël een integrerend deel vormt van wat enkele sektarische kringen beleden wordt Ook het chiliasme doet hier geen goed aaa

Dit wijzen we zonder meer af. Wel is ook op kerkelijk erf een hernieuwde belangstelling gekomen voor de opvattingen van de mannen van de Nadere Reformatie ten aanzien van Israël. Men doet echter onze gereformeerde vaderen niet altijd recht wedervaren. Volgens sommigen zijn de mees ten aanhangers geweest van het chiliasme. Zeer terecht stelt ds. C. J. Meeuse de vraag: „Moet men, als men alleen in de bekering van het Joodse volk gelooft, chiliast heten? ". Dan zou Paulus dus ook een chiliast geweest zijn! Wat was de visie van ds. G. H. Kersten? Duidelijker dan in zijn „Dogmatiek" spreekt hij zich uit in zijn: De Christus in Zijn lijden, blz. 34 waar hij zegt „Mijn geliefden, wat denkt u van de Joden? Tot op de huidige dag liggen er beloften voor de Joden. Voor allemaal?

Zo min als alle andere mensen bekeerd zullen worden, zo min zullen alle Joden bekeerd worden; maar er zal een overblijfsel van het zaad Abrahams zijn, naar de beloften Gods. ....Zij verharden zich to de dag toe, dat God Zijn beloften vervullen zal en bekering onder hen zal werken". In zijn: Enkele aantekeningen uit de kleine catechisatie schrijft ds. J. Fraanje in zijn voorwoord: Nog kort geleden is mijn ziel, met tranen vervuld, aan 't worstelen geraakt en riep ik uit: , , O God, zijn er dan geen uitverkorenen meer in 't Jodendom op aarde? Hebt U ze allen en gans verworpen? O Heere, mijn Koning, ik grijp U aan om Uz elven" Vergun mij zo te spreken zonder gemoedelijk te worden, ik bedoel dit niet als een profetie, doch zeg: 't Is een artikel in mijn gebedsleven geworden en ik dacht, 'k zal moeten zwijgen, ik kan niet meer, maar toen sprak de Heere: „Zou Mij één ding te wonderlijk zijn? Zou Ik 't zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken? " Mijn ziel greep moed, God weet Zijn tijd en hoevelen of weinigen 't er dan ook zullen wezen, hij weet het."

Samenvatting

Alle chiliastische verwachtingen wijzen we af omdat de Bijbel er niet de minste grond voor biedt Maar dat er voor Israël nog rijker beloften op vervulling wachten dan alleen de behoudenis van een overblijfsel, zal in het licht van Rom. 11 en meerdere aangehaalde plaatsen wel heel moeilijk ontkend kunnen worden.

Naar de bekering van Israël uitzien en deze biddend verwachten maakt ons niet tot een chiliast, maar doet het voorbeeld t van Paulus volgen (Rom. 10 : 1). Bedenkt „dat niets dienstiger is om der heidenen zaligheid te bevorderen dan dat de genade Gods zo heerlijk mogelijk bij de Joden groeie en bloeie".

De christelijke gemeente die niet bidt om de bekering van de Joden, verzaakt ten deze haar heilige roeping. Hoe hebben de Joden gebeden om de bekering van de heidenen! Laten wij dan ook aan hen denken.

Literatuur

1. Documentatieblad Nadere Reformatie, jrg. VI, nr. 1

2. Calvijn, Uitlegging Romeinen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1983

Daniel | 32 Pagina's

De toekomst van Israël

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1983

Daniel | 32 Pagina's