Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE MEN IN HET HUIS DES HEEREN ZAL VERKEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE MEN IN HET HUIS DES HEEREN ZAL VERKEREN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken. 1 Tim. 2:8-10.

Ze zal dan ook in en door de goede werken zich onderscheiden van alle andere vrouwen, hetzij wereldse, Joodse, heidense, of oppervlakkig belijdende, de belijdenis met een ongodvruchtige en ijdele levenswandel omstotende vrouwen.

Nu zijn de goede werken (Zond. 33) saam te vatten in de ganse praktijk der godzaligheid, en worden bepaald door het geloof als de bron waaruit ze opkomen, de wet als de regel, waarnaar ze geschieden moeten, en de ere Gods als het grote doel waarop ze zich richten. En in die goede werken zijn nu ook begrepen, als vruchten van de ware godvruchtigheid de openbaring naar buiten van de eerzaamheid, ingetogenheid, matigheid en de schaamte, mede uitkomend in het eerzaam uiterlijk voorkomen. De goede werken met de ware beoefening er van houdt echter ook in een nalaten van de boze werken, die tegenover de goede werken staan, zoals de Catechismus in Zondag 38, bij het vierde gebod belijdt: Ten andere, dat ik al de dagen mijns levens van mijne boze werken ruste, den Heere door Zijnen Geest in mij werken late, en alzo de eeuwige sabbath in dit leven aanvange.

De boze of kwade werken komen op uit de door de zonde diep verdorven menselijke natuur, uit de staat des ongeloofs, ze gaan met al de boosheid, die de mens van nature eigen is in tegen elk gebod van Gods heilige Wet, en onteren op snode wijze de heilige Naam des Heeren. Ze zijn de droeve uitingen van de liefde, de vriendschap en het vermaak in de zonde, de duivel, de wereld en het eigen verdorven hart. De beoefening van de goede werken, zo wil de Apostel hier, zal daar tegenover nu inhouden door zaligmakende genade een heilige afkeer daarvan, en dus van de zonde, de duivel, de wereld en het eigen verdorven ik, wat ook de geestelijke strijd met de drie doodvijanden voor het volk van God uitmaakt, waarin ze door genade uit Christus toevloeiende alleen staande gehouden mogen worden, op • dat ze in die geestelijke strijd niet onderliggen, maar sterke wederstand mogen doen, tot eenmaal uiteindelijk, de overhand zal behouden mogen zijn, zoals de godvruchtige bidder zucht in Zond. 52.

Dat nu zal ten opzichte van zichzelf in­ houden een afsterven van de oude mens, in de dagelijkse bekering, zoals Zondag 33 aanwijst, een verloochening, een doding van het oude ik, zo bij de vrouw als bij de man, en een gaan leven voor de Heere. Ze zal dus in die weg niet meer zichzelf behagen, maar in het ware mishagen aan zichzelf gezet, verloochend zijn aan de ijdele oppronking van het lichaam, en de ziel niet langer voeden met deze en andere zondige dingen, doch zichzelf opofferen in liet ware dankoffer der godzaligheid. Dat zal in het standelijke leven ook al niet anders kunnen dan in het diep en steil afhangen van de bediening des Geestes, onder de stille verzuchtingen en het ootmoedige belijden van de dichter, als deze zegt: Wij zijn toch zwak, zijn sterkt is groot; Dus zijn w'elk ogenblik in nood; Hier komt nog vlees en wereld bij. Ai! sterk ons dan en maak ons vrij.

Ja, de Heere schenke daartoe Zijne gena­ de in de Heere Jezus door Zijn Geest tot verheerlijking van Zijn lieve Naam.

Dat wat nu betamelijk is, tenslotte, of de vrouwen betaamt, wil zeggen, dat dat betamelijke nu een van God verordende beweeggrond is, om nu langs die door God in Zijn dierbaar Woord uitgestippelde weg van de goede werken Hem te verheerlijken.

En die beweeggrond houdt ook weer in, dat dat zich richten naar het woord hier van de Apostel tot meerdere verheerlijking Gods strekt. Vervolgens, dat het bewaart voor zonden, en te meer afbreuk doet aan de vijanden. Al verder, dat het profijtelijk is voor het geestelijke leven, en ook anderen ten voordele mag zijn. En tenslotte, dat 't dient tot versterking van het geloof en de godzaligheid in de ziel. En zo doelt dit slot van het tekstwoord er op, dat het zich met schaamte en matigheid versieren uit het rechte beginsel op zal komen, uit de ware godsvrucht des harten, en in die weg ook een uiting zal zijn naar buiten van de praktijk der godzaligheid, en zo dus mede vallen zal onder de goede werken, zoals ze zich naar buiten openbaren zullen voor God en de medemensen. Ook voor deze laatsten, op

dat de naaste door onze godzalige wandel gewonnen mocht worden voor Christus, Zondag 32.

En zo zal ook in de samenkomsten van Gods volk de grootste eenvoudigheid betracht worden, en zo ook bij huwelijksbevestiging, doop en Avondmaals-bediening evenals ook bij het openbaar belijdenisdoen in het midden der gemeente. Het zal aan het uiterlijke, zeker ook mede te zien zijn, dat men in het huis des Heer en verschijnt en voor Zijn heilig aangezicht komt. Mochten we allen maar veel in de rouwklederen van de ware boetvaardigheid gezet worden, omdat we God kwijt zijn, en Hij zo rechtvaardig geweken is in deze zo schrikkelijke tijden van ontheiliging van des Heeren Naam, zelfs als men voor Zijn heilig oog verschijnt in Zijn huis. Moge er maar een heilzame schrik in ons hart slaan, ook in dat opzicht, voor de Heere, opdat het niet zij, als Jes. 1:12 zegt: Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht verschijnt, wie heeft zulks van uwe hand geëist, dat gij Mijne voorhoven betreden zoudt?

Dat Gods grimmigheid niet verder uit mocht varen als een vuur, Jeremia .4:4, doch dat het nog eens worden mocht zoals Joel 2:17 voor het aangezicht des Heeren nederlegt: Laat de priesters, des Heeren dienaars, weenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat ze zeggen: Spaar Uw volk, o Heere! en geeft uwe erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden ze onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1960

De Wachter Sions | 4 Pagina's

HOE MEN IN HET HUIS DES HEEREN ZAL VERKEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1960

De Wachter Sions | 4 Pagina's