Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ZESDE GEBOD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ZESDE GEBOD

ZONDAG 40

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tekst van het zesde gebod luidt: Gij zult niet doodslaan. Het zijn maar vier woorden.
Mogelijk zal iemand zeggen: „Daar zijn we dan gauw mee klaar: Bovendien heb ik nog nooit mijn hand naar het leven van mijn naaste uitgestoken, ik ben geen doodslager".
Gelukkig dan maar. Het gebod Gods is echter zeer wijd. Er is geen aardse rechter die ons kan straffen naar aanleiding van wat wij denken.
De Heere kent echter onze gedachten. De mens zondigt met gedachten, woorden en werken.
Wat eist God in het zesde gebod? Het antwoord luidt: ,,Dat ik mijn naaste niet met gedachten ontere, hate, kwetse of dode". We kunnen dus iemand met onze gedachten doden. De Heere zegt van de mens dat het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos is. En de dichter van Psalm 36 zingt: „Des nachts is 't kwaad zijn overleg".
We kunnen onze naaste ook met woorden doden. Woorden kunnen als priemen zijn. In Psalm 42 : 11 lezen we: „Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij de ganse dag tot mij zeggen: Waar is uw God?"
De Heere Jezus is gehoond en uitgescholden, hoewel Hij niet wederschold. Welk een zielelijden is dat voor de Borg geweest om altijd weer die smaadtaal te moeten horen.
Verder noemt onze catechismus het gebaar als middel om onze naaste te onteren, te haten, te kwetsen en te doden. Er is een gelaatstaai en een gebarentaal. Van Kaïn staat geschreven dat zijn aangezicht verviel. Jakob zag dat het aangezicht van Laban jegens hem niet was als gisteren en eergisteren.
Tot de gebarentaal kunnen we rekenen achter iemands rug de tong uitsteken, het hoofd te schudden of met onze vinger naar ons voorhoofd te wijzen. David zegt in Psalm 22: „Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd".
Hoe erg is het als de mens losgelaten wordt en tot de daad komt. Saul wilde David door de Filistijnen laten doden. Toen hem dat niet gelukte probeerde hij het zelf te doen door David met zijn spies aan de wand te spitten.
David op zijn beurt doodde Uria door hem in de strijd vooraan te plaatsen. Joab was een koelbloedige moordenaar en Izebel een koelbloedige moordenares. De boze landlieden hebben de Erfgenaam gedood en buiten de wijngaard geworpen.
Zoals dat met al de geboden des Heeren het geval is, zo heeft ook het zesde gebod een positieve en een negatieve zijde. We worden vermaand om alle wraakgierigheid af te Iepen, onszelf niet te kwetsen of moedwilliglijk in enig gevaar te begeven. Dit gebeurt meer dan we misschien denken.
Denk eens aan het onverantwoordelijk snelle rijden, waarbij we het leven niet alleen van onszelf, maar ook van onze naaste in gevaar brengen. Voetbalvelden lijken tegenwoordig slagvelden te zijn. Ook zijn er mensen die de hand aan hun eigen leven slaan. De tijd waarin we leven, is een boze tijd. Iemand heeft eens gezegd dat vele moederlichamen plaatsen van terechtstelling zijn geworden. O, waar zullen we beginnen en waar zullen we eindigen? De ongerechtigheid vermenigvuldigt zich, bloedschulden raken aan bloedschulden.
Er wordt in de moederschoot gemoord, er wordt in kroegen en nachtclubs gemoord, er wordt in ziekenhuizen gemoord; en ga zo maar door. Zou de Heere zulk een groot kwaad niet straffen? Al straft de overheid dan niet, dit is zeker, dat God geen ledig aanschouwer is.
Wee het land welks koning een kind is, en wee de regering die de overtreders in bescherming neemt.
In vraag 106 wordt gevraagd: „Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?"
Het schijnt zo, maar in werkelijkheid is het anders. Achter deze schijn ligt een diepe lering verborgen. God verbiedt de doodslag, maar Hij brengt ons tegelijk bij de wortel van de doodslag. We zien hier dus oorzaak en gevolg.
De wortel van de doodslag is de zonde. Door de zonde is de mens een vernieler van Gods beeld geworden. Hatelijk zijn we en elkander hatende. Elke zonde is doodslag, want die zijn broeder haat, is een doodslager.
Van de zonen van Jakob lezen wij dat ze hun broeder Jozef haatten en hem niet vredelijk konden toespreken. Stefanus zegt: „En de patriarchen, nijdig zijnde, verkochten Jozef, om naar Egypte gebracht te worden".
Pilatus wist dat de Joden de Heere Jezus door nijdigheid hadden overgeleverd. De apostel Johannes zegt: „Maar die zijn broeder haat, is in de duisternis".
De val van de mens was een overgang van het licht naar de duisternis. God houdt ook de toorn en de wraakgierigheid voor een doodslag. De toom rust in de boezem des dwazen.
De wraakgierigheid is een boze geneigdheid om meerdere vergelding aan te doen. Duidelijk zien we dit in Absalom. Hij zon op wraak, en wachtte op een geschikte gelegenheid om zijn broeder Amnon te doden.
De Heere komt echter de wrake toe. Hij zal het op Zijn tijd vergelden. O, hoe gelukkig is het volk dat het over mag geven in de hand des Heeren. De dichter van Psalm 94 zegt: „O God der wraken; o Heere, God der wraken; verschijn blinkende. Gij, Rechter der aarde; verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen".
In vraag 107 wordt gevraagd: „Maar is het genoeg, dat wij onze naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?" Uit deze vraag blijkt dat we er niet zijn met iets na te laten. In elk verbod schuilt dan ook een gebod. God gebiedt ons dat wij onze naaste liefhebben als ons zelf. Dat is een moeilijke opgave, want de mens is van nature een liefhebber van zichzelf. Hij kan niet anders dan zichzelf bedoelen. En hoe staat het met ons geduld? Hoeveel geduld heeft de Heere al met ons gehad?
God gebiedt ook dat we in vrede met onze naaste hebben te leven. Hoe kan dit het beste geschieden? Door zo min mogelijk bij elkaar te komen. Gods Woord zegt: „Spaar uw voet van het huis uws naasten, opdat hij u niet zat worde".
Het wordt er niet gemakkelijker op. We hebben zachtmoedig te zijn, barmhartig en vriendelijk. De Heere Jezus zegt: „Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen".
We hebben jegens onze naaste vriendelijk te zijn. Vriendelijkheid moet zich paren aan oprechtheid. Hoed u voor de mooipraters, hoed u voor de Absaloms. O, wat was hij vriendelijk, maar ondertussen was zijn doel om koning te worden.
Tenslotte lezen we nog in het antwoord op vraag 107: „Zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, en ook onze vijanden goed doen". Dit laatste is wel het moeilijkste van alles. De Heere Jezus zegt in Mattheüs 5: „Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?"
Christus leed en stierf voor vijanden, want vijanden worden met God verzoend door de dood Zijns Zoons.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

HET ZESDE GEBOD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1987

De Saambinder | 8 Pagina's