Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cultuurziekten als gevolg van onze levensstijl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cultuurziekten als gevolg van onze levensstijl

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

In samenhang met het thema van deze studiedag wil ik graag ingaan op een aantal vragen dat verborgen zit in het aan mij opgedragen thema. Deze vragen zijn:
- in hoeverre verziekt onze levensstijl de cultuur?
- is er direct verband aantoonbaar tussen gebruik van voeding en genotsmiddelen en aantasting van de gezondheid?
- zijn er in dit verband verschillen tussen de westerse en andere culturen?
- dient de maatschappij het gelag te betalen?
- moeten we ziekmakende produkten extra belasten?
- hoe zou een christelijke levensstijl moeten zijn om ons gezond te maken en te houden?

Ik zou deze vragen als volgt kunnen samenvatten: is er verband tussen wat wij eten, als belangrijk onderdeel van onze levensstijl, en het krijgen van ziekten anno 1989?

1. Voedsel, een bedreiging?
Ik begin maar met twee heel frontale opmerkingen, dan bent u gelijk goed wakker. De eerste is dat het op het schandalige af is, dat we anno 1989 hier in Gouda op deze wijze over dit thema durven praten. Het grenst naar mijn gevoel bijna aan blasfemie, want één dag verder met de auto en twee uur in een vliegtuig hier vandaan sterven de mensen als ratten omdat er geen eten is. En wij praten hier onder de noemer van voeding, als overvoeding, als overmaat van eten, terwijl we vergeten, dat een paar uur hier vandaan je in landen zit waar de helft van de bevolking 's ochtends niet weet of ze in de loop van de dag voldoende eten krijgen om tot de avond te kunnen overleven. Waar kinderen geboren worden van wie men van de éne op de andere dag niet weet of hun doodvonnis niet op die dag valt, omdat er te weinig te eten is. En wij praten hier, notabene, over de overmaat en de overdaad die er is met alle risico's van dien.

Terwijl we verzakken in een boterberg (en vergeeft u mij het wat ruige taalgebruik), terwijl we bijna verzuipen in de melkplas, terwijl we de hele dag groente en fruit en alles wat over is doordraaien, discussiëren we vandaag over dit thema.

Bij alles wat er vandaag rond dit thema gezegd wordt, is het goed dat u zich realiseert dat één en ander geldt van Gouda anno 1989 en niet voor mensen in Tanzania, Ethiopië (de Sahelü!) etc. De tweede opmerking is even ongehoord. Terwijl de mensheid op het toppunt is aangekomen van wetenschappelijk en technisch kunnen, moeten we praten over voeding, als basale voorziening, in het licht van risico's, in verband met ziekten en bedreigingen van onze gezondheid.

Terwijl aan de ene kant de vruchten van het huwelijk van techniek en wetenschap zichtbaar worden, bijvoorbeeld de raketten die de mensen op de seconde nauwkeurig naar de maan schieten en al de vliegtuigen die heen en weer vliegen, terwijl de techniek op zijn hoogtepunt is en we bijna tot alles in staat zijn, blijkt ineens dat wat de bodem van ons bestaan vormt, namelijk het voedsel, niet meer te vertrouwen is. En dat leidt tot een identiteitscrisis, tot een zodanig diepgaand probleem, dat dit het draagvlak is van het thema van vandaag.

Hoe kan het dat we op het hoogtepunt van ons kunnen zitten en dat we tegelijk aan de rand van de afgrond leven. Ik noem dat voor de herkenbaarheid: het Tsjernobil-effect. Want wat gebeurde daar drie jaar geleden? Daar was een kernreactor die op uiterst ingenieuze wijze met een minimum aan inspanning een maximum aan energie leverde: toppunt van het menselijk kunnen. En van de éne op de andere dag zakte hij brandend en stralend in de grond. Als God het niet verhoed had, dan hadden wij vandaag hier niet gezeten. Want als daar gebeurd was wat had kunnen gebeuren, dan had de radioactiviteit uit de reactor het leven in Europa zodanig vernietigd dat menselijk leven hier onmogelijk zou zijn geworden.

Dat is het cruciale van onze huidige cultuur: de grootheid van de mens die bijna zijn eigen ondergang betekent. En te midden van die crisis moeten we zeggen dat ons voedsel, dat ons eten in die zin niet meer te vertrouwen is, omdat het best eens zo zou kunnen zijn dat er een verband bestaat tussen wat wij eten en wat wij in de vorm van ziekten op ons af krijgen. Ik ga u dat laten zien aan de hand van drie voorbeelden. Ter inleiding het volgende over de epidemiologie.

De epidemiologie is een vrij nieuw vak in de gezondheidszorg. Het is de leer, de wetenschap die zich bezighoudt met verspreiding van ziekten. En dat is een wetenschap die probeert in kaart te brengen hoe het zit met het voorkomen van ziekten in relatie tot b.v. de geografische verdeling. Waarom komt de ene ziekte wel voor in Amerika en niet op Groenland en waarom komt een andere ziekte veel voor in Japan en weinig in Nederland. Waarom komt een bepaalde ziekte wel voor rondom de Zwarte Zee en niet aan de Noordpool.

De epidemiologie is dus een soort topografie van allerlei ziekten. Zij probeert aan te geven waarom sommige ziekten, b.v. schildklierziekten, veel meer voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Zij beschrijft hoe het zit met ziekten die wel voorkomen op jonge leeftijd en niet op oudere leeftijd of omgekeerd. Hoe komt dat? U hoort het. Het is een vak dat probeert in kaart te brengen hoe ziekten voorkomen in relatie tot allerlei factoren.

En nu moet u goed weten dat het een beschrijvende wetenschap is die dus geen oorzakelijk verband legt tussen de gevonden ziekten en bepaalde factoren. Een resultaat van deze onderzoekingen is b.v. dat maagkanker in Japan enorm veel voorkomt en dat Japanners kleine mannetjes zijn (vandaar die kleine Japanse auto's).

Als je nu denkt dat klein-zijn een oorzaak is van maagkanker dan is dat niet juist. Epidemiologie legt alleen een associatief verband. Het is heel merkwaardig dat dit vak een nog maar jonge wetenschap is. Hoe komt dat? Tot de vijftiger, zestiger jaren was het gebruikelijk in de gezondheidszorg andersom te denken. Men wachtte tot de ziekte er was, men stelde een diagnose en men probeerde te behandelen.

Maar toen duidelijk werd dat een aantal ziekten niet behandelbaar bleken, bijvoorbeeld kanker, ontstond er de behoefte om aan de andere kant te beginnen, namelijk voordat de ziekte er is, beschrijven welke factoren er met de ziekte samenhangen. Het zou best kunnen zijn dat als je die factoren kent, je daarop zou kunnen ingrijpen.

2. Levensstijl en kanker
Het eerste voorbeeld dat ik u laat zien is het resultaat van epidemiologisch onderzoek op het terrein van kanker. Ik citeer uit het bekende boekje van de Engelse onderzoekers Doll en Peto die wereldwijd in kaart gebracht hebben hoe het zit ten aanzien van de oorzaken van kanker. En ik laat u uit het boekje een samenvattende tabel zien (tabel 1).

[Tabel 1: Aantal sterfgevallen ten gevolge van kanker (uitgedrukt als percentage) in relatie tot diverse factoren.]

2.1. Verschillende factoren
In deze tabel staat aangegeven het sterfte-percentage aan kanker in relatie tot diverse factoren. Uit deze tabel vallen de volgende gegevens af te leiden: 30% van de mensen die overlijden aan allerlei vormen van kanker doen dat omdat er een relatie is tot de factor tabak (sigaret, pijp-roken, sigaren, etc).

Alcohol draagt slechts (!) voor 3% aan dit sterftepercentage bij. Echter, dieet en dieetfactoren dragen voor 35% (= een derde deel) bij aan de sterfte ten gevolge van kanker. Samen (tabak, alcohol en dieet) zijn dus voor bijna 70% verantwoordelijk voor alle sterftegevallen ten gevolge van kanker.

Als u nog verder kijkt, dan betekent dat toevoegingen aan voedsel, zoals conserveringsmiddelen en kleurstoffen, vrijwel niet bijdragen, terwijl sexueel gedrag, waaronder ook valt het al of niet krijgen van kinderen in totaal 7% van de sterfte aan kanker bepaalt. Beroepsfactoren, het hebben van een bepaald beroep, bijvoorbeeld het schilder zijn en het werken met synthetische verven, 4%; luchtverontreiniging 2%; industriële produkten als kunststof en plastics, minder dan 1%; medicijnen 1%; geofysische factoren, zoals straling en radioactiviteit 3% en infecties 10%.

Waar het mij om gaat is dat u ziet dat aantoonbaar is dat bijna 70% van de oorzaken van kanker die leiden tot de dood verklaarbaar is uit factoren die beïnvloedbaar zijn, die stuurbaar zijn, die misschien wel te voorkomen zijn.

2.2. Voeding en kanker
Uit tabel 1 blijkt dat dieet-factoren en dus onze voeding in verband gebracht kunnen worden met kanker. Hoe is die relatie? In tabel 2 is weergegeven de mortaliteits-ratio voor verschillende vormen van kanker (b.v. endometrium-kanker = baarmoederkanker, galblaas-kanker, maagkanker bij de man, etc.) in relatie tot het gewicht (uitgedrukt als een relatieve index voor gewicht). Index voor gewicht:

[Tabel 2-. Mortaliteits-ratio in relatie tot het gewicht]

Als index voor het gewicht is een relatieve schaal gekozen. Een kleine gewichts-index betekent klein en dun, een grote index betekent groot en dik. Een index tussen 0,9 en 1,09 komt overeen met een normaal gewicht.

Uit de tabel is te zien dat het relatieve risico op kanker, de sterftekans in relatie tot het gewicht, per definitie voor de doorsnee populatie 1,0 is, maar dat je bijvoorbeeld kijkend naar leukemie, als je lichaamsgewicht aan de lage kant (slank jen dun), de relatieve factor 0,73 is, als je iets zwaarder wordt 1,0, bij normaal gewicht 1,0, bij iets zwaarder gewicht 1,0, bij nog zwaarder gewicht 0,88 en nog zwaarder gewicht 1,24. Eigenlijk betekent dit dat er voor leukemie geen verband bestaat tussen lichaamsgewicht en kanker.

Endometriumcarcinoom, baarmoederkanker bij de vrouw, heeft per definitie een relatief risico van l bij een normaal relatief gewicht, maar wordt het gewicht lager, dan daalt de relatieve sterftekans, maar stijgt het gewicht, dan stijgt de relatieve kans van 1,0 naar 1,36, 1,85 tot 5,42 voor echte dikkerds. Omgekeerd, naarmate het lichaamsgewicht afneemt wordt het relatieve risico zelfs kleiner dan 1. Dat betekent dat er van relatief beperkt lichaamsgewicht een beschermende invloed uitgaat, want het relatieve risico is kleiner dan l.

Nog een ander voorbeeld. Borstkanker heeft een relatief risico van 1,0 bij normaal gewicht. Naarmate de index voor gewicht kleiner wordt, neemt de relatieve sterftekans af. Maar naarmate het lichaamsgewicht toeneemt, stijgt die relatieve kans naar 1,5. Deze gegevens laten zich als volgt vertalen: vrouwen met overgewicht hebben een verhoogde kans op het krijgen van borstkanker, terwijl vrouwen die slank zijn zelfs beschermd worden tegen borstkanker (relatieve factor kleiner dan 1,0). Deze epidemiologische resultaten hebben de aanzet gegeven tot zeer veel dier-experimenteel onderzoek.

De resultaten van één van die experimenten is weergegeven in figuur 1. Uit deze figuur vallen twee conclusies te trekken.
a. Naarmate de muizen meer eten, gulzig zijn en zich zelfs overvreten, stijgt het aantal beesten dat borstkanker krijgt. Muizen die zeer weinig eten, relatieve calorie-opname kleiner dan 8, krijgen vrijwel geen borstkanker.
b. Als aan het voedsel vet wordt toegevoegd, ligt de curve nog hoger. Dus bij hetzelfde aantal calorieën maar bij relatief meer vet is de kans op borstkanker nog groter. Van muizen die te veel en te vet eten, krijgen er 80% kanker aan de borstklieren!

[Figuur 1 De relatie tussen de gemiddelde dagelijkse voedselopname en het ontstaan van borstkanker bij witte muizen. Op de x-as staat een relatieve maat voor het aantal calorieën per dag (= hoeveelheid voedsel); op de y-as staat het percentage muizen dat borstkanker krijgt. De onderste curve betreft een vet-arm dieet; de bovenste curve een dieet dat verrijkt is met extra vet.]

Dit is een dier-experiment. De natuur heeft echter bij de mens een experiment uitgevoerd waarvan de resultaten opvallend overeenkomen met het muizenexperiment. De resultaten zijn weergegeven in figuur 2 op blz. 21 (overgenomen uit het artikel van Schatzkin).

Op de x-as is uitgezet de hoeveelheid vet (in grammen) per dag voor verschillende landen. Op de y-as staat het relatieve risico op het krijgen van borstkanker, uitgedrukt als voor de leeftijd gecorrigeerd aantal sterfgevallen per 100.000 vrouwen.

Uit de figuur blijkt het onthullende en ongetwijfeld ook zeer trieste record, dat Nederland op de wereld het land is waar borstkanker het meest voorkomt. Nederland staat bovenaan als het gaat om het aantal vrouwen dat aan borstkanker overlijdt. Als ik dat vertaal naar vrouwen die geboren worden: elk meisje dat nu in Nederland geboren wordt heeft bijna 9% kans om in haar leven borstkanker te krijgen. Eén op de tien levend-geboren meisjes in Nederland krijgt in haar leven al of niet met dodelijke afloop te maken met borstkanker.

[Figuur 2 Relatie tussen borstkanker bij de vrouw en de vetconsumptie per dag voor verschillende landen op de wereld (ref. 2).]

Eveneens is te zien dat in Thailand, waar wij wat minderwaardig over doen, omdat het zo'n onderontwikkeld land is (ontwikkelingslanden noemen we dat), borstkanker vrijwel niet voorkomt. Ze hebben weliswaar weinig te eten, ze hebben weliswaar weinig vet te eten, maar borstkanker komt daar bijna niet voor. En op de lijn van de onderontwikkelde landen naar de meer ontwikkelde landen is te zien dat, naarmate de hoeveelheid vet toeneemt, de kans op het krijgen van borstkanker en het mogelijkerwijze daaraan sterven, ook toeneemt. Deze gegevens suggereren tenminste dat er een associatief verband bestaat tussen voedsel-opname (in de vorm van vet m.n.) en de kans op het krijgen van borstkanker.

Dat deze gedachtengang juist is, wordt nog eens onderstreept door recente studies over het voorkomen van kanker bij Zevende-Dags-Adventisten in Amerika. Zoals bekend hebben deze Zevende-Dags-Adventisten een zeer sobere levensstijl: ze roken niet, gebruiken geen alcohol, eten vrijwel nooit vlees (in ieder geval geen kip en geen vis), drinken geen koffie en geen thee (wat dit betreft zouden we als christenen best een voorbeeld aan hen kunnen nemen!!). Recent is aangetoond dat in deze bevolkingsgroep in Amerika borstkanker bij vrouwen relatief weinig voorkomt en dat prostaatkanker bij de man uiterst zeldzaam is.

Ik concludeer daaruit dat er een verband bestaat tussen onze levensstijl en het krijgen van kanker: hoe soberder de levensstijl, hoe lager het risico.

3. Cholesterol en hart- en vaatziekten
Het is al heel lang duidelijk dat er een verband bestaat tussen het lichaamsgewicht en de kans om te overlijden aan hart- en vaatziekten. In figuur 3 is dat nog eens grafisch weergegeven.

[Figuur 3 Verband tussen het lichaamsgewicht en de morbiditeit en mortaliteit voor harten vaatziekten bij mannen en vrouwen in twee leeftijdscategorieën (35-64 en 65- 94 jaar).]

Op de x-as staat het relatieve lichaamsgewicht (uitgedrukt als relatief gewicht t.o.v. een standaard-gewicht) en op de y-as de kans op hart- en vaatziekten c.q. de kans om te overlijden aan deze ziekten. Uit deze figuur blijken twee zaken overduidelijk:
a. Naarmate het gewicht toeneemt, stijgt de kans op het krijgen van deze ziekten. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen.
b. Oudere mannen (leeftijd 65-94 jaar) lopen groter risico dan oudere vrouwen.

Nu heeft het lichaamsgewicht en zeker het overgewicht alles te maken met vet en vet-rijke maaltijden en dat heeft weer een relatie tot de hoeveelheid choleserol in ons bloed. Onderzoek van de laatste jaren heeft ons inzicht verschaft in de relatie tussen het cholesterol in ons bloed en de kans op hart- en vaatziekten.

[Figuur 4 Verband tussen het cholesterolgehalte (in mg/100 ml) en de sterftekans aan harten vaatziekten (als aantallen per 1000 mannen per 6 jaar) (ref. 6]

De onderste curve in figuur 4 toont dit verband. Hier is uitgezet het aantal doden door hart- en vaatziekten (in aantallen per 1000 mannen in 6 jaar) in relatie tot de cholesterol-concentratie in het bloed. Er is maar één conclusie mogelijk: naarmate het cholesterol stijgt, neemt de sterftekans aanzienlijk toe. Opnieuw een bewijs dat onze levensstijl, in dit geval te veel en te vet eten, risico's meebrengt voor onze gezondheid.

4. Roken en longkanker
Er bestaat geen twijfel meer over het feit dat roken, in welke vorm dan ook (sigaret, sigaar, pijp) het risico op het krijgen van longkanker aanzienlijk vergroot. Internationaal gezien is er een positieve correlatie tussen het aantal gerookte sigaretten per hoofd van de bevolking en de kans op het krijgen van longkanker. En dan te weten dat longkanker een nog vrijwel onbehandelbare vorm van kanker is!

5. Conclusies Ik trek een paar conclusies.
1. Onze levensstijl en met name ons voedingspatroon draagt bij aan het krijgen van allerlei ziekten.
2. Meer dan de helft van alle doodsoorzaken is verklaarbaar door vermijdbare factoren in ons dagelijks leven.
3. Die vermijdbare factoren zijn door verandering van ons gedrag te beïnvloeden. Met name luxe, overdaad en overmaat zijn stuurbare en beheersbare factoren.

6. Toepassing
Het lijkt nu terecht om aan het eind de vraag te stellen hoe we onze levensstijl zo kunnen veranderen dat we de genoemde risico's in positieve zin gaan beïnvloeden. Daarbij is het teleurstellend nu te moeten opmerken dat externe maatregelen vrijwel niet helpen. Een extreme accijns-verhoging heeft de alcohol- verslaving niet verminderd. Alarmerende berichten over hart- en vaatziekten hebben ons gedrag niet veranderd. Doodskoppen op pakjes sigaretten hebben onze mentaliteit niet gewijzigd. Ik verwacht daarom ook weinig van overheidsmaatregelen in deze.

Alles hangt af van een totale mentaliteitsverandering, gedragen door een persoonlijke overtuiging en verantwoordelijkheid. Ik aarzel niet om dat een fundamentele bekering te noemen. Dat woord gebruiken we terecht als het gaat om de geestelijke vernieuwing van ons bestaan.

In verband met het onderwerp zou ik hetzelfde woord ook van toepassing willen verklaren op onze lichamelijke vernieuwing. Aandacht voor ons lichaam en aandacht voor onze levensstijl is evenzeer opdracht aan een christen als dagelijkse bekering. Het Woord van onze God laat ons, ook in deze, niet onzeker over wat roeping en plicht is.

Literatuur

R. Doll en R. Peto, The Causes of Cancer, Oxford University Press, Oxford 1981 Cholesterol-Consensus bijeenkomst C.B.O.-rapport, 1987
W.B. Kannel, Nutrition and the occurrence and prevention of cardiovascular disease in the elderly. Nutrition Reviews, 46, 68-78, 1988
P.K. Mills et al., Cohort Study of Diet, Lifestyle, and Prostate Cancer in Adventist Men, Cancer 64, 598-604, 1989
P.K. Mills et al., Dietary Habits and Breast Cancer Incidence Among Seventhday Adventists, Cancer, 64, 582-590, 1989
A. Schatzkin et al.. The dietary fat-breast cancer hypothesis is alive. Journal of the American Redical Association, 261, 3284-3287, 1989

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1989

Driestar bundels | 101 Pagina's

Cultuurziekten als gevolg van onze levensstijl

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1989

Driestar bundels | 101 Pagina's