Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SMIJTEGELT EN COMRIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SMIJTEGELT EN COMRIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

Alexander Comrie (2)

Comrie als schrijver

Comrie heeft een zeer vruchtbare pen gehad. In totaal zijn van zijn hand 23 grotere en kleinere werken verschenen, waaronder ook gerekend moeten worden enkele werken uit het Engels vertaald en enkele geschriften in samenwerking met zijn vriend Nicolaus Holtius.

Van Comrie's oorspronkelijke werken y zijn wel het meest bekend geworden:

„Het ABC des Geloofs of Verhandeling van de benamingen des saligmaaken-! den Geloofs volgens de letteren van het - alphabet”(1739)

„Verhandeling van eenige eigenschappen des zaligmakenden Geloofs” (1744)

„Verzameling van Leerredenen, waar­ . in vertoont wordt uit verschelde texten ^ de afgezakte, kranke en kwijnende staat - der geloovigen” (1749/1750)

„Stellige en Praktikale verklaringe van ^ den Heidelbergschen Catechismus" (1753)

Van Comrie's vertalingen uit het En.gels noemen we slechts:

„Een beschouwing van het Verbond [ der genade" door Thomas Boston (1741)

„De gelijkenis van de tien maagden" ' door Thomas Sheppard (1743)

„Verklaring van de twaalf kleine Profeten" door George Hutcheson (1748)

Het bekendste werk dat hij samen met t Holtius schreef is „Examen van het ontwerp van tolerantie, voorgesteld in enige ï samenspraken door een genootschap van 1 voorstanders der Nederlandse Formulie-ren van Enigheid" (1753-1759). Het werk ^ verscheen anoniem, en was slechts het t eerste deel van een serie, - doch de verde-re uitgave moest op bevel van de Staten 1 van Holland worden gestaakt.

Comrie als dogmaticus

Eigenlijk heeft Comrie slechts drie ; strikt dogmatische werken het licht doen 1 zien: zijn Catechismusverklaring en een 1 tweetal brochures (de Brief en de Missive) over de Rechtvaardigmaking. Comrie's dogmatische inzichten zijn echter ook te vinden in zijn praktische en polemische geschriften.

Als Schriftuurlijk, reformatorisch godgeleerde behoefde Comrie uiteraard geen eigen dogmatiek te ontwerpen. Hij kon verder bouwen op de grondslagen die kerkvaders, reformatoren en mannen van de Nadere Reformatie hadden gelegd. Van de kerkvaders citeert hij vooral Augustinus, van de hervormers Luther en Calvijn. Van de Engelse en Schotse theoiogen beroept hij zich het liefst op Owen, Boston en Rutherfort en van de Hollanders haalt hij met instemming Voetius, Lodenstein en Witzius aan. Comrie was ' echter te oorspronkelijk om klakkeloos ' na te praten wat anderen vóór hem hadden gezegd. Zo nodig durfde hij met geestverwanten van mening verschillen, of ook tegenstanders op bepaalde punten gelijk geven. Daarbij had hij een afkeer van twisten over zaken van weinig belang of van verminderde aktualiteit. De geschillen tussen Voetianen en Cocce-\ janen liet hij onaangeroerd, evenals de ' uitstervende sekte der Hattemisten. Hij ' zag andere gevaren die de kerk bedreigden.

Het is in dit verband opvallend dat ; Comrie in zijn dogmatische en stichtelijke : werken zo vaak het geloof aan de orde - stelt. Daar was in zijn dagen ook alle re-den voor. Onder de Gereformeerde theo-logen waren geschillen over dit onder-werp en van de studeerkamers der pre-dikanten waren die geschillen overgewaaid naar de gezelschappen der vro-men. Ook in Comrie's eigen gemeente "' Woubrugge waren er na de opwekkingsbeweging volgens zijn eigen woorden „nutteloze strubbelingen gekomen over het t beginsel van Gods zaligmakend werk in 1 het hart der uitverkorenen, en of ze zich 1 met Christus verenigd hadden”.

Zó kwam Comrie ertoe uitvoerig en diepgaand te handelen over de aard, de 1 3 eigenschappen, de werkzaamheden en de vruchten van het geloof. Een belangrijk geschilpunt was of het geloof aan de wedergeboorte voorafgaat, dan wel of het erop volgt. Wilhelmus a Brakel had geleerd dat het geloof vóór de wedergeboorte gaat, niet in tijd, maar in volgorde. Comrie vreesde dat hierdoor de deur zou worden geopend voor de dwaling dat de mens door zijn geloof Éijn wedergeboorte zou kunnen bewerken. Daarom stelde hij nadrukkelijk dat het geloof bij de wedergeboorte wordt „ingestort". Daarbij wenste hij onderscheid te maken tussen het geloof als „habitus" (het geloofs vermogen) en het geloof als „actus" (de geloofsdaad) welke twee woorden hij met de weinig fraaie termen „hebbelijkheid" en „dadelijkheid" vertaalde. Het geloof dat in de habitus volkomen is, moet in de actus beoefend worden. Men kan een goede smaak hebben, maar pas door te proeven kan die smaak ontwikkeld worden.

Het moet gezegd worden dat Comrie zijn best gedaan heeft om de geschillen bij te leggen, maar het middel is haast erger geweest dan de kwaal. Zijn filosofische onderscheiding tussen de habitus en de actus van het geloof ondervond dan ook veel tegenstand, en zelfs wanneer deze onderscheiding aanvaard werd, dan begon men weer te twisten over de vraag of de habitus voldoende is tot zaligheid of niet...

Behalve over het geloof heeft Comrie zich uitgesproken over de rechtvaardigmaking, een leerstuk, waarmee naar zijn mening de kerk staat of valt. Op grond van sommige uitlatingen van Gereformeerde schrijvers uit de voorgaande eeuw heeft hij weer de „rechtvaardigmaking van eeuwigheid" gesteld. Hij deed dit om alle verdienstelijkheid van het geloof uit te sluiten en om de absolute soevereiniteit Gods in het zaligen van zondaren te verdedigen. Vandaar zijn stelling dat er niet alleen een rechtvaardiging is dóór het geloof, waarbij God de verdienste van Christus aan de zondaar schenkt en toerekent, maar dat er ook is een rechtvaardiging vóór het geloof in

het voornemen Gods van eeuwigheid.

De waakzaamheid van Comrie tegen Arminiaanse en Pelagiaanse gevoelens mag als een verdienste worden beschouwd. Helaas heeft zijn wijsgerige denktrant hem weleens parten gespeeld. Het opkomende rationalisme, dat hij door de voordeur trachtte te verdrijven, zag op deze manier kans door de achterdeur binnen te glippen.

Comrie als polemicus

Comrie was een man met een nogal irenisch karakter en zou zich waarschijnlijk nooit op het terrein van de polemiek hebben gewaagd, wanneer een meer strijdbare figuur als Nicolaus Holtius hem niet uit zijn schuilhoek had gelokt. In het jaar 1752 traden ze beiden in het strijdperk als gevolg van de zogenaamde „Zwolse troebelen". Er was in Zwolle een conflict ontstaan rondom de figuur van ds. A. van der Os. Deze gevierde kanselredenaar verkondigde leringen die in strijd waren met de Gereformeerde belijdenis. Zo leerde hij dat men buiten de kennis van Christus toch God wel kon vrezen, zag hij het geloof als een daad die de mens oefent en had hij een Remonstrantse opvatting van de praedestinatie. Het geval-Van der Os zou misschien niet zo'n algemene bekendheid hebben gekregen, indien verschillende professoren van de Leidse Universiteit, die om advies was gevraagd, niet openlijk de zijde van Van der Os hadden gekozen...

Holtius wist Comrie ervan te overtuigen dat ze samen een banier moesten oprichten voor de waarheid. Daar ze echter wel begrepen dat ze van de Leidse Universiteit nooit de vereiste approbatie voor hun werk zouden krijgen, besloten ze hun geschriften anoniem uit te geven.

Het laatste, en ook het belangrijkste van, deze werken is het „Examen van het Ontwerp van Tolerantie" (Onderzoek naar het Ontwerp van Verdraagzaamheid). De schrijvers doen het voorkomen alsof er een genootschap bestaat van 20 personen, die „voorstanders van de Nederlandse Formulieren van Enigheid" zijn. Dit genootschap heeft gehoord dat er een ontwerp van verdraagzaamheid is opgesteld om de Dordtse leer met die van de Remonstranten te verenigen. Van tijd tot tijd komt dit genootschap bijeen om dat ontwerp te examineren (onderzoeken) en om afwijkende leerstellingen te signaleren en te bespreken.

Aan de samenspraken nemen 5 personen deel. Ze treden op onder Griekse namen die hieronder genoemd worden met de vertalingen èn de namen van de personen die naar het oordeel van tijdgenoten met deze pseudoniemen worden aangeduid:

1. Orthodoxus, „Rechtzinnige", Holtius; 2. Philalethes, „Liefhebber der waarheid", Comrie; 3. Panta nechomus, „die alles duldt", prof. Schultens; 4. Eurodius, „wandelaar op de brede weg", prof. Alberti; 5. Adiaphorus, „onverschillige”.

Het was van haar kant begrijpelijk dat de Leidse faculteit een gelegenheid afwachtte om Comrie en Holtius tot zwijgen te kunnen brengen. Holtius, ontactisch als hij was, heeft zelf die gelegenheid geschapen. Voor de tiende samenspraak schreef hij een voorrede met een levensbeschrijving van prof. Van den Honert, die onlangs was overleden. Dit stuk, beledigend voor Van den Honert, siert Holtius niet. Hij had het geschreven buiten medeweten van Comrie. Toen dit bekend werd, verboden de Staten van Holland de verdere uitgave.

Oude Tonge

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

SMIJTEGELT EN COMRIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's